SECTIE D         TEXTIEL; PAPIER

 

              Aantekening

 

              In deze Sectie worden de volgende termen gebruikt met de aangegeven betekenissen:

              -         “vezel” betekent een relatief kort, gestrekt lichaam van natuurlijk of kunstmatig materiaal;

              -         “filament” betekent een eindloos of zogenaamd eindloos, gestrekt lichaam van natuurlijk of kunstmatig materiaal;

              -         “garen” betekent een gelijkmatig stelsel van vezels, dat gewoonlijk wordt geproduceerd door spinnen;

              -         “draad” betekent een stelsel van garens of filamenten, dat gewoonlijk wordt geproduceerd door twisten;

              -         “synthetische vezels of filamentvezels” betekent vezels of filamenten en dergelijke, die zijn gemaakt uit synthetiserende polymeren of moleculen. Voorbeelden zijn polyamidevezels, acrylvezels, polyestervezels of koolstofvezels;

              -         “kunstvezels of kunstfilamenten” betekend vezels of filamenten, die door mensen zijn gemaakt uit natuurlijke polymeren of hun derivaten. Voorbeelden zijn geregenereerde cellulosevezels of half-synthetische vezels;

              -         “door mensen gemaakte vezels of filamenten” betekent vezels of filamenten, die zijn gemaakt door de mens, inclusief “synthetische vezels” of “kunstvezels”.

 

TEXTIEL OF NIET ELDERS ONDERGEBRACHTE FLEXIBELE MATERIALEN

 

D 06        BEHANDELEN VAN TEXTIEL EN DERGELIJKE; WASSEN; NIET ELDERS ONDERGEBRACHTE FLEXIBELE MATERIALEN

 

D 06 C    APPRETEREN, STIJVEN, OPSPANNEN OF STREKKEN VAN TEXTIELWEEFSELS (zie voor chemische aspecten D06L tot D06Q; drogen F26B) [2]

 

              Aantekening

 

              In deze subklasse wordt de volgende term gebruikt met de aangegeven betekenis:

              -         “weefsel” omvat garens in kettingvorm of velvorm.

 

D 06 C      3/00                    Strekken, opspannen of uitspreiden van textielweefsels; Produceren van elasticiteit in textielweefsels (vormen of strekken van buisvormige weefsels op kernen of inwendige frames D06C 5/00; elimineren van het scheeftrekken of gedesoriënteerd raken van inslagdraden in weefsels D06H 3/12)

D 06 C      3/02                    .    door een eindloze ketting of soortgelijke apparatuur (haken of pennenblokken D06C 3/10)

D 06 C      3/04                    .    .    Spanklemmen

D 06 C      3/06                    .    door een roterende schijf, wals of soortgelijke apparatuur

D 06 C      3/08                    .    door frames of soortgelijke apparatuur

D 06 C      3/10                    .    Haken, pennenblokken of soortgelijke apparatuur

 

D 06 C      5/00                    Vormen of strekken van buisvormige weefsels op kernen of inwendige frames (steunen voor het alleen drogen D06F 59/00)

 

D 06 C      7/00                    Verwarmen of koelen van textielweefsels (zorgen voor een harde greep bij tricot D06C 5/00; zengen D06C 9/00; behandelen met vloeistoffen, gassen of dampen D06B; zie tijdens elders ondergebrachte bewerkingen de relevante groepen voor dergelijke bewerkingen)

D 06 C      7/02                    .    Zetten

D 06 C      7/04                    .    Carboniseren of oxideren (processen met een gecombineerde chemische en mechanische behandeling D06M)

 

D 06 C      9/00                    Zengen (voor het maken van patronen of ontwerpen D06C 23/02)

D 06 C      9/02                    .    met een vlam

D 06 C      9/04                    .    door contact met verwarmde elementen

 

D 06 C    11/00                   Ruwen, noppen of op een andere wijze opruwen of opzetten van de pool van textielweefsels (voor het maken van patronen of ontwerpen D06C 23/00)

 

D 06 C    13/00                   Scheren, knippen of plukken van de oppervlakken van textielweefsels; Poolsnijden; Afwerken van naadranden (voor het maken van patronen of ontwerpen D06C 23/00; snijden of versnijden van weefsels D06H)

D 06 C    13/02                   .    Voorzieningen voor het detecteren van de aanwezigheid van een naad in het weefsel voor het optillen van het scheerblad

D 06 C    13/04                   .    Scheren van vlechtwerk of borduurwerk, bijv. het snijden van losse draden

D 06 C    13/06                   .    Verwijderen van drijfweefsels

D 06 C    13/08                   .    Snijden van poollussen (op het weefgetouw D03D 39/24)

D 06 C    13/10                   .    Splitsen van dubbel poolweefsel of poolbreisel (op het weefgetouw D03D 39/16)

D 06 C    13/12                   .    Afwerken van tricot of naadranden van weefsels

 

D 06 C    15/00                   Kalanderen, persen, strijken, glanzen of satineren van textielweefsel (krimpen door samenpersen D06C 21/00; voor het maken van patronen of ontwerpen D06C 23/00; strijken of persen in de huishouding, wasserij en dergelijke D06F)

D 06 C    15/02                   .    tussen samenwerkende perswalsen of kalanderwalsen

D 06 C    15/04                   .    tussen walsen en samenwerkende concave oppervlakken (D06C 15/06 heeft voorrang)

D 06 C    15/06                   .    tussen walsen en samenwerkende bewegende oppervlakken die zijn gevormd uit flexibel materiaal, bijv. banden

D 06 C    15/08                   .    Walsen daarvoor

D 06 C    15/10                   .    tussen vlakke platen van een pers

D 06 C    15/12                   .    .    voor het persen van een stapel weefsels

D 06 C    15/14                   .    Slagkalanderen of stampkalanderen 

D 06 C    17/00                   Vollen

D 06 C    17/02                   .    met walsen

D 06 C    17/04                   .    met hamers of slagwerktuigen

 

D 06 C    19/00                   Breken of zachtmaken van weefsel (door strekken D06C 3/00; door kalanderen, persen of slagkalanderen D06C 15/00; door vollen D06C 17/00) 

D 06 C    21/00                   Krimpen door samenpersen

 

D 06 C    23/00                   Maken van patronen of ontwerpen op weefsels (door bedrukken B41F; decoreren in het algemeen B44)

D 06 C    23/02                   .    door zengen, rouwen, scheren, etsen of borstelen

D 06 C    23/04                   .    door krimpen, reliëfdruk, meegeven van een moiré-effect of krippen

 

D 06 C    25/00                   Behandelen van zelfkanten of andere randen, bijv. stijven (afwerken van randen D06C 13/12; vormen van zelfkanten op het weefgetouw, bijv. door kleefstof, D03D 47/40)

 

D 06 C    27/00                   Niet elders ondergebrachte samengestelde processen of apparatuur voor het apprêteren of stijven van textielweefsels 

D 06 C    29/00                   Apprêteren of stijven van textielweefsels, voorzover niet vallend onder de andere groepen van deze subklasse [8]