SECTIE F          WERKTUIGBOUWKUNDE; VERLICHTING; VERWARMING; WAPENS; EXPLOSIEVEN

 

MOTOREN OF POMPEN

 

F 01        MACHINES OF MOTOREN IN HET ALGEMEEN; MOTORINSTALLATIES IN HET ALGEMEEN; STOOMMACHINES [11]

 

              Aantekeningen

 

              Gids voor het gebruik van deze subsectie (klassen F01-F04) [11]

              De volgende aantekeningen zijn bedoeld als hulp bij het gebruik van dit gedeelte van het klasseringsschema.

              1.       In deze subsectie vallen onder subklassen of groepen die gaan over “motoren” of “pompen” tevens de wijze van bediening daarvan, tenzij daarin elders speciaal is voorzien.

              2.       In deze subsectie worden de volgende termen of uitdrukkingen gebruikt met de aangegeven betekenis:

                        -        “motor” betekent een inrichting voor het continu omzetten van fluïdumenergie in mechanisch vermogen. Deze term omvat dus bijvoorbeeld zuigerstoommachines of stoomturbines op zich, of zuigerverbrandingsmotoren, maar sluit ééntaktinrichtingen uit. “Motor” omvat ook het deel van een meter waarin een fluïdum stroomt, tenzij dat gedeelte specifiek aangepast is voor gebruik in een meter;

                        -        “pomp” betekent een inrichting voor het continu opvoeren, voortstuwen, comprimeren of afvoeren van een fluïdum door mechanische of andere middelen. Deze term omvat dus waaiers of blazers;

                        -        “machine” betekent een inrichting die zowel een motor als een pomp kan inhouden, en niet een inrichting die beperkt is tot een motor of één die beperkt is tot een pomp;

                        -        “verdringing” betekent de wijze waarop de energie van een werkfluïdum wordt omgezet in mechanische energie, waarbij variaties in volume veroorzaakt door het werkfluïdum in een arbeidskamer zorgt voor overeenkomende verplaatsingen van het mechanische lichaam dat de energie overbrengt, waarbij het dynamische effect van het fluïdum van ondergeschikt belang is, en omgekeerd;

                        -        “niet-verdringing” betekent de wijze waarop de energie van een werkfluïdum wordt omgezet in mechanische energie, door omzetting van de energie van het werkfluïdum in kinetische energie, en omgekeerd;

                        -        “oscillatiezuigermachine” betekent een verdringermachine, waarin een fluïdum-rakend arbeid-overbrengend lichaam oscilleert. Deze definitie is ook van toepassing op motoren en pompen;

                        -        “rotatiezuigermachine” betekent een verdringermachine, waarin een fluïdum-rakend arbeid-overbrengend lichaam roteert om een vaste as of om een as die beweegt langs een ronde of soortgelijke baan. Deze definitie is ook van toepassing op motoren en pompen;

                        -        “rotatiezuiger” betekent het arbeid-overbrengend lichaam van een rotatiezuigermachine, en kan elke geschikte vorm hebben, bijv. een tandwiel;

                        -        “samenwerkende lichamen” betekent de “oscillatiezuiger” of -“rotatiezuiger” en een ander lichaam, bijv. de arbeidskamerwand, die helpt bij de drijfwerking of pompwerking;

                        -        “beweging van de samenwerkende lichamen” moet worden uitgelegd als relatief, zodat één van de “samenwerkende lichamen” stationair kan zijn, zelfs als wordt gerefereerd aan de rotatie-as ervan, of beide kunnen bewegen;

                        -        “tanden of tandequivalenten” omvat kwabben, uitsteeksels of aanrakingspunten;

                        -        “met een inwendige as” betekent dat de rotatie-assen van de binnenste en buitenste samenwerkende lichamen onder alle omstandigheden binnen het buitenste lichaam blijven, bijv. in een vergelijkbare wijze waarop een rondsel ingrijpt in de binnentanden van een ringvormig tandwiel;

                        -        “vrije zuiger” betekent een zuiger, waarvan de slaglengte niet wordt bepaald door enig daardoor aangedreven lichaam;

                        -        “cilinders” betekent verdringer-arbeidskamers in het algemeen. De term is dus niet beperkt tot cilinders met een ronde dwarsdoorsnede;

                        -        “hoofdas” betekent de as, die een heen en weer gaande zuigerbeweging omzet in een rotatiebeweging, of omgekeerd;

                        -        “installatie” betekent een motor samen met aanvullende apparatuur die nodig is om de machine te laten werken. Een stoommachine-installatie houdt bijvoorbeeld in een stoommachine en middelen voor het opwekken van de stoom;

                        -        “werkfluïdum” betekent het drijffluïdum in een pomp of het drijffluïdum in een motor. Het werkfluïdum kan een comprimeerbare vorm hebben of een gasvorm, een zogenaamd elastisch fluïdum, bijv. stoom, het kan een vloeibare vorm hebben, of een vorm waarin sprake is van een coëxistentie van een elastisch fluïdum en een vloeibare fase;

                        -        “stoom” omvat dampen in het algemeen, en “speciale damp” wordt gebruikt als stoom is uitgesloten;

                        -        “reactief” ingeval van niet-verdringermachines of niet-verdringermotoren betekent machines of motoren waarbij druk/snelheid-omzetting geheel of gedeeltelijk in de rotor plaatsvindt. Machines of rotoren zonder of met slechts een geringe druk/snelheid-omzetting in de rotor worden “impulsief” genoemd.

              3.       In deze subsectie: [11]

                        -        worden cyclisch werkende kleppen, smering, geluiddempers of uitlaatapparatuur, of koeling geklasseerd in de subklassen F01L, F01M, F01N of F01P, los van hun aangegeven toepassing, tenzij hun klasseringsaspecten specifiek zijn voor hun toepassing, in welk geval zij alleen worden geklasseerd in de relevante subklasse van de klassen F01-F04;

                        -        worden smering, geluiddempers of uitlaatapparatuur, of koeling van of voor machines of motoren  geklasseerd in de subklassen F01M, F01N of F01P, behalve voor die welke specifiek zijn voor stoommachines, die worden geklasseerd in subklasse F01B.

              4.       Voor het met een goed begrip gebruiken van deze subsectie, is het van belang, voor zover het de subklassen F01B, F01C, F01D en F03B, en F04B, F04C en F04D betreft als kern daarvan, stil te staan bij: [11]

                        -        het principe dat zorgt voor hun uitwerking,

                        -        de klasseringskenmerken die zij vereisen, en

                        -        hun complementariteit of aanvulbaarheid.

                        I.       Principe

                                 Dit heeft met name betrekking op de hierboven aangeduide subklassen. Andere subklassen, in het bijzonder die uit de klasse F02 welke strikter gedefinieerde materie omvatten, worden hier niet in beschouwing genomen.

                                 Elke subklasse omvat in de basis een soort of apparaat (motor of pomp) en omvat – in het verlengde daarvan – evenzeer “machines” van dezelfde soort. Twee verschillende onderwerpen waarvan de ene een algemener karakter heeft dan de andere, vallen dus onder dezelfde subklasse.

                                 De subklassen F01B, F03B en F04B hebbe naast de twee daaronder vallende onderwerpen, verder een generaliserend karakter in relatie tot andere subklassen die betrekking hebben op de verschillende soorten of apparaten in de betreffende soort.

                                 Deze generalisering slaat ook op de twee onderhavige onderwerpen, zonder dat dit steeds in relatie staat tot dezelfde subklasse.

                                 Het deel van subklasse F03B dat betrekking heeft op “machines”, moet dus worden beschouwd als de algemene klasse met betrekking tot de subklassen F04B en F04C, en het deel dat betrekking heeft op “motoren” als de algemene klasse met betrekking tot subklasse F03C.

                        II.       Kenmerken

                                 a)      Het hoofdklasseringskenmerk van de subklasse is dat van de soorten of apparaten, waarvan er drie mogelijk zijn:

                                           Machines, motoren, pompen.

                                 b)      Zoals hierboven beschreven, worden “machines” altijd geassocieerd met één van de beide andere soorten. Deze hoofdsoorten worden onderverdeeld volgens de algemene werkingsprincipes van de apparatuur:

                                           Verdringing; niet-verdringing.

                                 c)      De verdringerapparatuur wordt verder onderverdeeld volgens de wijze waarop het werkingsprincipe van kracht wordt, d.w.z. naar het soort apparatuur:

                                          Heen en weer bewegende zuiger; rotatiezuiger of oscillatiezuiger, andere soorten.

                                 d)      Een ander klasseringskenmerk is dat van het werkfluïdum, waarbinnen drie soorten apparatuur mogelijk zijn, nl.:

                                          Vloeibaar en elastisch fluïdum; elastisch fluïdum; vloeistof.

                        III.      Complementariteit

                                 Dit berust bij de associatie van paren van de hierboven opgesomde subklassen, in overeenstemming met de beschouwde kenmerken met betrekking tot het soort apparatuur of werkfluïdum.

                                 De betreffende subklasse met de diverse principes, kenmerken en complementariteit staan in onderstaande subsectie-index.

                                 Uit de index blijkt: [11]

                                 -        Voor dezelfde soort apparatuur in een bepaalde soort, hebben de kenmerken van “werkfluïdum” betrekking:

                                           F01B and F04B op machines

                                           F01C and F04C op machines

                                           F01D and F03B op machines

                                           F01B and F03C op motoren

                                           F01C and F03C op motoren

                                           F01D and F03B op motoren

                                 -        Voor dezelfde soort werkfluïdum, relateren de kenmerken van “apparatuur” subklassen op dezelfde wijze als relatief algemene beschouwingen.

 

F 01 L     CYCLISCH WERKENDE KLEPPEN VOOR MACHINES OF MOTOREN (kleppen in het algemeen F16K)

 

              Aantekeningen

 

              (1)      De groepen F01L 1/00 tot F01L 13/00 dekken alleen klepdrijfwerken of klepvoorzieningen zonder voorziening voor een variabele distributie van het arbeidsfluïdum. [9]

              (2)      Speciaal aangepaste klepdrijfwerken of klepvoorzieningen voor stoommachines vallen onder F01L 15/00 tot F01L 35/00. [9]

              (3)      Speciaal aangepaste klepdrijfwerken of klepvoorzieningen voor machines met een variabele distributie van het arbeidsfluïdum vallen onder F01L 15/00 tot F01L 35/00. [9]

              (4)      De aandacht wordt gevestigd op de Aantekeningen voorafgaand aan klasse F01, in het bijzonder Aantekening (3).

              (5)      Met betrekking tot de eerdergenoemde Aantekening (3) wordt de aandacht gevestigd op F01B 3/10, F01B 15/06, F01C 20/20, F01C 21/18, F02B 53/06, F03C 1/08, F04B 1/18, F04B 7/00, F04B 39/08, F04B 39/10, F04C 14/00, F04C 15/06, en F04C 28/00 en F04C 29/12. [8]

 

Klepdrijfwerken of klepvoorzieningen voor verdringermachines of verdringermotoren anders dan stoommachines, bijv. verbrandingszuigermotoren, zonder voorziening voor een variabele distributie van het arbeidsfluïdum [9]

 

F 01 L       1/00                    Klepdrijfwerken of klepvoorzieningen, bijv. drijfwerken voor hefkleppen (stelsels van hefkleppen met klepzittingen op zich F01L 3/00; drijfwerken voor schuifkleppen F01L 5/00; niet-mechanisch in werking gesteld F01L 9/00; klepvoorzieningen in een werkende zuiger of de zuigerstang F01L 11/00; modificeren van klepdrijfwerken voor het kunnen omkeren, remmen, starten, veranderen van de compressieverhouding, of voor andere specifieke bewerkingen F01L 13/00)

F 01 L       1/02                    .    Klepaandrijving (tussendrijfwerken tussen klepaandrijving en klep F01L 1/12)

F 01 L       1/04                    .    .    door middel van nokken, nokkenassen, nokkenschijven, excentrieken en dergelijke (F01L 1/10 heeft voorrang)

F 01 L       1/047                  .    .    .    Nokkenassen [6]

F 01 L       1/053                  .    .    .    .    bovenliggend [6]

F 01 L       1/06                    .    .    .    waarbij de nokken en dergelijke roteren met een hogere snelheid dan die welke overeenkomt met de klepcyclus, bijv. direct bedienen van de kleppen van een viertaktmotor vanaf de nokkenas

F 01 L       1/08                    .    .    .    Vorm van de nokken

F 01 L       1/10                    .    .    door middel van door een kruk of eccentrisch aangedrven stangen

F 01 L       1/12                    .    Tussendrijfwerken tussen klepaandrijving en klep (gelijktijdig bedienen van twee of meer kleppen F01L 1/26)

F 01 L       1/14                    .    .    Klepstoters; Duwstangen

F 01 L       1/16                    .    .    .    Dempen van het geluid van de slag; Verminderen van slijtage

F 01 L       1/18                    .    .    Tuimelaars

F 01 L       1/20                    .    Verstellen of compenseren van speling, d.w.z. lash verstelling

F 01 L       1/22                    .    .    automatisch

F 01 L       1/24                    .    .    .    door fluïdummiddelen, bijv. hydraulisch

F 01 L       1/245                  .    .    .    .    Hydraulische klepstoters [6]

F 01 L       1/25                    .    .    .    .    .    tussen nok en klepstang [6]

F 01 L       1/255                  .    .    .    .    .    tussen nok en tuimelaar [6]

F 01 L       1/26                    .    gekenmerkt door de voorziening van twee of meer kleppen die gelijktijdig worden bediend door hetzelfde tussendrijfwerk, horend bij machines of motoren met meer dan twee hefkleppen per cilinder (met coaxiale kleppen F01L 1/28)

F 01 L       1/28                    .    gekenmerkt door de voorziening van coaxiale kleppen; gekenmerkt door de voorziening van kleppen die samenwerken met zowel inlaatpoorten als uitlaatpoorten

F 01 L       1/30                    .    gekenmerkt door de voorziening van positief geopende en gesloten kleppen, d.w.z. desmodromische kleppen

F 01 L       1/32                    .    gekenmerkt door de voorziening van middelen voor het laten roteren van hefkleppen, bijv. voor het verminderen van slijtage

F 01 L       1/34                    .    gekenmerkt door de voorziening van middelen voor het veranderen van de tijdinstelling van kleppen zonder de openingsduur te veranderen

F 01 L       1/344                  .    .    door het veranderen van de hoekverhouding tussen krukas en nokkenas, bijv. gebruikmakend van een schroefdraaddrijfwerk

F 01 L       1/348                  .    .    .    door middelen die werken op tijdinstel-riemen of tijdinstel-kettingen [6]

F 01 L       1/352                  .    .    .    gebruikmakend van kegeltandwielen of epicycloïde drijfwerken [6]

F 01 L       1/356                  .    .    .    door het laten oscilleren van de hoekverhouding [6]

F 01 L       1/36                    .    horend bij specifieke, andere machines of motoren dan met een viertaktcyclus

F 01 L       1/38                    .    .    voor andere motoren dan met een viertaktcyclus, bijv. met een tweetaktcyclus (F01L 1/26 en F01L 1/28 hebben voorrang)

F 01 L       1/40                    .    .    voor motoren met een spoellading bij het bovenste dode punt, bijv. door het laten overlappen van de inlaattijd en de uitlaattijd (aspecten met betrekking tot spoeling F02B)

F 01 L       1/42                    .    .    voor machines of motoren die worden gekenmerkt door de cilinderopstelling, bijv. stervormig of waaiervormig

F 01 L       1/44                    .    Niet in voorgaande subgroepen ondergebrachte drijfwerken of voorzieningen voor meerdere kleppen, bijv. met hefkleppen en andersoortige kleppen

F 01 L       1/46                    .    Niet in voorgaande subgroepen ondergebrachte componenten, details of accessoires

 

F 01 L       3/00                    Hefkleppen, d.w.z. afsluitapparatuur met sluitlichamen met tenminste een component van hun open-dichtbeweging loodrecht op de sluitvlakken; Delen of accessoires daarvan

F 01 L       3/02                    .    Selecteren van specifieke materialen voor kleplichamen of klepzittingen; Kleplichamen of klepzittingen die zijn samengesteld uit twee of meer materialen

F 01 L       3/04                    .    .    Gecoate kleplichamen of klepzittingen

F 01 L       3/06                    .    Kleplichamen of klepzittingen met middelen voor het geleiden of afbuigen van het daarmee geregelde medium, bijv. waarbij een rotatiebeweging in de naar binnen gezogen cilinderlading wordt geproduceerd (voor het laten roteren van hefkleppen F01L 1/32)

F 01 L       3/08                    .    Klepgeleiders; Afdichten van de klepstang, bijv. afdichten door een smeermiddel

F 01 L       3/10                    .    Verbinden van veren met kleplichamen

F 01 L       3/12                    .    Koelen van kleppen

F 01 L       3/14                    .    .    door middel van een vloeibaar of vast koelmiddel, bijv. natrium, in een gesloten kamer in een klep

F 01 L       3/16                    .    .    door middel van een fluïdum dat door of langs een klep stroomt, bijv. lucht (alleen voor afdichting F01L 3/08)

F 01 L       3/18                    .    .    .    Vloeistofkoeling van kleppen

F 01 L       3/20                    .    Niet in de voorgaande subgroepen van deze groep ondergebrachte vormen of constructies van kleplichamen

F 01 L       3/22                    .    Niet in de voorgaande subgroepen van deze groep ondergebrachte klepzittingen; Vastzetten van klepzittingen

F 01 L       3/24                    .    Niet in de voorgaande subgroepen van deze groep ondergebrachte veiligheidsmiddelen of accessoires

 

F 01 L       5/00                    Schuifklepdrijfwerken of schuifklepvoorzieningen (met een zuiver roterende of oscillerende beweging F01L 7/00)

F 01 L       5/02                    .    met andere dan cilinderkleppen, schuifkleppen of gedeeltelijk ringvormige kleppen, bijv. met platte kleppen

F 01 L       5/04                    .    met cilinderkleppen, schuifkleppen of gedeeltelijk ringvormige kleppen

F 01 L       5/06                    .    .    die de arbeidscilinder of de arbeidszuiger omgeven

F 01 L       5/08                    .    .    .    Voorzieningen met diverse bewegingen of diverse kleppen, bijv. de ene klep in de andere (met gedeeltelijk ringvormige kleppen F01L 5/12)

F 01 L       5/10                    .    .    .    .    met een heen en weer gaande en een andere beweging van dezelfde klep

F 01 L       5/12                    .    .    .    Voorzieningen met gedeeltelijk ringvormige kleppen

F 01 L       5/14                    .    gekenmerkt door de voorziening van kleppen met een heen en weer gaande beweging en andere bewegingen (waarbij de arbeidscilinder of de arbeidszuiger wordt omgeven F01L 5/06)

F 01 L       5/16                    .    .    met een heen en weer gaande en een andere beweging van dezelfde klep, bijv. in lengterichting en dwars op de arbeidscilinder

F 01 L       5/18                    .    .    met een heen en weer gaande klep en een andere schuifklep

F 01 L       5/20                    .    speciaal voor tweetaktmotoren (F01L 5/06 en F01L 5/14 hebben voorrang)

F 01 L       5/22                    .    Voorzieningen met meerdere kleppen (met kleppen die de arbeidscilinder of de arbeidszuiger omgeven F01L 5/06; met heen en weer bewegende en andere schuifkleppen F01L 5/18; speciaal voor tweetaktmotoren F01L 5/20)

F 01 L       5/24                    .    Niet in de voorgaande subgroepen van deze groep ondergebrachte componenten, details of accessoires

 

F 01 L       7/00                    Drijfwerken of voorzieningen voor roterende of oscillerende schuifkleppen (schuifkleppen met gecombineerde roterende en niet-roterende bewegingen, combinaties van roterende en niet-roterende schuifkleppen F01L 5/00)

F 01 L       7/02                    .    met cilinderkleppen, schuifkleppen of gedeeltelijk ringvormige kleppen (schijfvormig F01L 7/06; kegelvormig F01L 7/08)

F 01 L       7/04                    .    .    waarbij de arbeidscilinder of de arbeidszuiger wordt omgeven

F 01 L       7/06                    .    met schijfkleppen

F 01 L       7/08                    .    met kegelvormige of afgeknot-kegelvormige kleppen

F 01 L       7/10                    .    met kleppen met een andere specifieke vorm, bijv. bolvormig (kogelkleppen)

F 01 L       7/12                    .    speciaal voor tweetaktmotoren (F01L 7/04 heeft voorrang)

F 01 L       7/14                    .    Voorzieningen met meerdere kleppen (met kleppen die de arbeidscilinder of de arbeidszuiger omringen F01L 7/04; speciaal voor tweetaktmotoren F01L 7/12)

F 01 L       7/16                    .    Speciale afdichtingsvoorzieningen of pakkingvoorzieningen daarvoor

F 01 L       7/18                    .    Niet in de voorgaande subgroepen van deze groep ondergebrachte componenten, details of accessoires 

F 01 L       9/00                    Niet-mechanisch in werking gestelde klepdrijfwerken of klepvoorzieningen

F 01 L       9/02                    .    door fluïdummiddelen, bijv. hydraulisch

F 01 L       9/04                    .    door elektrische middelen 

F 01 L     11/00                   Klepvoorzieningen in een arbeidszuiger of een arbeidszuigerstang

F 01 L     11/02                   .    in de zuiger

F 01 L     11/04                   .    .    bediend door het bewegen van de verbindingsstang

F 01 L     11/06                   .    .    .    waarbij een oscillerende klep wordt bediend

 

F 01 L     13/00                   Modificeren van klepdrijfwerken voor het kunnen omkeren, remmen, starten, veranderen van de compressieverhouding, of voor andere specifieke bewerkingen

F 01 L     13/02                   .    voor omkeren

F 01 L     13/04                   .    voor het starten door middel van fluïdumdruk

F 01 L     13/06                   .    voor het remmen

F 01 L     13/08                   .    voor het decomprimeren, bijv. tijdens de start; voor het veranderen van de compressieverhouding

 

Speciaal aangepaste klepdrijfwerken of klepvoorzieningen voor stoommachines, of voor andere verdringermachines of verdringermotoren met een variabele distributie van het arbeidsfluïdum [9]

              Aantekeningen

 

              (1)      Onder de groepen F01L 15/00 tot F01L 31/00 vallen:

                        -        klepaandrijvingen of middelen buiten kleppen voor het tijdens werking verstellen daarvan;

                        -        mechanismen voor het onder veerdruk openen van kleppen;

                        -        omkeermechanismen;

                        -        gebruik van zuigers of zuigerstangen als kleppen of als klepsteunelementen;

                        -        klepdrijfwerken of klepvoorzieningen die horen bij vrije-zuigermachines of vrije-zuigermotoren.

              (2)      Onder de groepen F01L 15/00 tot F01L 31/00 valt niet volledig materie die zich beperkt tot drijfwerken of voorzieningen voor roterende of oscillerende kleppen of hefkleppen, wat valt onder de groepen F01L 33/00 of F01L 35/00.

 

F 01 L     15/00                   Andere klepdrijfwerken of klepvoorzieningen, bijv. met heen en weer bewegende schuifkleppen, dan die welke vallen onder de groepen F01L 17/00 tot F01L 29/00 (zie voor het tijdens werking aandrijven of van buitenaf verstellen van kleppen de relevante groepen, bijv. F01L 31/00; mechanismen voor het onder veerdruk openen van kleppen F01L 31/00)

F 01 L     15/02                   .    met andere kleppen dan cilinderkleppen, schuifkleppen of gedeeltelijk ringvormige kleppen, bijv. platte bakschuiven of D-schuiven

F 01 L     15/04                   .    .    waarbij de hoofdklep wordt gecombineerd met een hulpklep (met een trekklep F01L 15/10)

F 01 L     15/06                   .    .    .    met een Meyer-klep of een Rider-klep, d.w.z. waarin de expansie wordt gevarieerd bij de expansieklep zelf

F 01 L     15/08                   .    met cilinderkleppen, schuifkleppen of gedeeltelijk ringvormige kleppen; Dergelijke hoofdkleppen gecombineerd met hulpkleppen

F 01 L     15/10                   .    met een hoofdschuifklep en een daardoorheen getrokken hulpklep

F 01 L     15/12                   .    gekenmerkt door de aanwezigheid van middelen voor het veroorzaken van een drukevenwicht tussen twee verschillende cilinderruimten tijdens vrijloop

F 01 L     15/14                   .    Voorzieningen met diverse samenwerkende hoofdkleppen, bijv. heen en weer bewegend en roterend

F 01 L     15/16                   .    .    met alleen heen en weer bewegende schuifkleppen

F 01 L     15/18                   .    Niet in de voorgaande subgroepen van deze groep ondergebrachte klepvoorzieningen

F 01 L     15/20                   .    Niet in voorgaande subgroepen van deze groep ondergebrachte componenten, details of accessoires

 

F 01 L     17/00                   Schuifklepdrijfwerken of schuifklepvoorzieningen met cilinderkleppen, schuifkleppen of gedeeltelijk ringvormige kleppen die de arbeidscilinder of de arbeidszuiger omgeven

F 01 L     17/02                   .    Daarbij behorende aandrijving of verstelling tijdens werking, bijv. voor heen en weer gaande en oscillerende bewegingen of voor diverse kleppen waarbij de ene zich in de andere bevindt

 

F 01 L     19/00                   Andere schuifklepdrijfwerken of schuifklepvoorzieningen met een heen en weer gaande en een andere beweging van dezelfde klep dan die welke valt onder groep F01L 17/00, bijv. in lengterichting en dwars op de arbeidscilinder

F 01 L     19/02                   .    Daarbij behorende aandrijving of verstelling tijdens werking

 

F 01 L     21/00                   Gebruik van arbeidszuigers of arbeidszuigerstangen als fluïdumdistributiekleppen of als klep-ondersteunende elementen, bijv. in vrije-zuigermachines

F 01 L     21/02                   .    Zuigers of zuigerstangen die worden gebruikt als kleplichaam

F 01 L     21/04                   .    Kleppen die zijn aangebracht in of op een zuiger of zuigerstang 

F 01 L     23/00                   Kleppen die worden geregeld door de zuigerslag, bijv. in vrije-zuigermachines

 

F 01 L     25/00                   Aandrijven, of tijdens werking verstellen, van distributiekleppen of expansiekleppen door niet-mechanische middelen

F 01 L     25/02                   .    door fluïdummiddelen

F 01 L     25/04                   .    .    door het arbeidsfluïdum van de machine of motor, bijv. een vrije-zuigermachine

F 01 L     25/06                   .    .    .    Voorzieningen met hoofdkleppen en hulpkleppen, waarvan er tenminste één wordt aangedreven door een fluïdum

F 01 L     25/08                   .    door elektrische of magnetische middelen

 

F 01 L     27/00                   Distributieklepdrijfwerken of expansieklepdrijfwerken die horen bij vrije-zuigermachines of vrije-zuigermotoren, die niet vallen onder de groepen F01L 21/00 tot F01L 25/00

F 01 L     27/02                   .    waarbij de machine of motor roterende of oscillerende kleppen heeft

F 01 L     27/04                   .    Regelingen met een vertraagde werking, bijv. met een stroomversnelling of demper

 

F 01 L     29/00                   Omkeerdrijfwerken (tegelijk bruikbaar voor het regelen van de vulgraad van het arbeidsfluïdum, waarbij de omkering van secundair belang is F01L 31/00)

F 01 L     29/02                   .    door excentrische verplaatsing

F 01 L     29/04                   .    door schakels of geleidingsstangen

F 01 L     29/06                   .    door het onderling verwisselen van inlaatpoorten en uitlaatpoorten

F 01 L     29/08                   .    speciaal voor roterende of oscillerende kleppen

F 01 L     29/10                   .    Details, bijv. aandrijving

F 01 L     29/12                   .    .    Machinale omkeerdrijfwerken

 

F 01 L     31/00                   Klepaandrijving, klepverstelling tijdens werking of een andere klepregeling, voor zover niet ondergebracht in de groepen F01L 15/00 tot F01L 29/00 (tastelementen die de te regelen variabele of conditie meten F01B)

F 01 L     31/02                   .    met een mechanisme voor het onder veerdruk openen van de klep (voor oscillerende kleppen F01L 31/06); Onder veerdruk openen van kleppen

F 01 L     31/04                   .    .    met positief aangedreven veerhefbomen

F 01 L     31/06                   .    met een speciaal mechanisme voor het onder veerdruk openen van oscillerende kleppen; Onder veerdruk openen van oscillerende kleppen, bijv. van Corliss-kleppen

F 01 L     31/08                   .    Klepaandrijving of klepverstelling, los van het onder veerdruk openen ervan; Positief aangedreven drijfwerken

F 01 L     31/10                   .    .    waarbij de aandrijving wordt veroorzaakt door excentrieken (F01L 31/14 heeft voorrang)

F 01 L     31/12                   .    .    .    Klepverstelling door excentrische verplaatsing

F 01 L     31/14                   .    .    Klepverstelling door schakels of geleidingsstangen, bijv. in klepdrijfwerken met excentrische aandrijving­

F 01 L     31/16                   .    .    waarbij de aandrijving wordt veroorzaakt door specifieke niet-excentrische middelen, bijv. ­nokken; Klepverstelling in verband met dergelijke aandrijvingen

F 01 L     31/18                   .    .    speciaal voor roterende of oscillerende kleppen

F 01 L     31/20                   .    .    .    Klepverstelling

F 01 L     31/22                   .    .    speciaal voor hefkleppen

F 01 L     31/24                   .    .    .    Klepverstelling

 

Speciaal aangepaste roterende of oscillerende schuifklepdrijfwerken, hefklepdrijfwerken of soortgelijke klepvoorzieningen voor stoommachines, of voor andere verdringermachines of verdringermotoren met een variabele distributie van het arbeidsfluïdum [9] 

F 01 L     33/00                   Speciaal aangepaste roterende of oscillerende schuifklepdrijfwerken of schuifklepvoorzieningen voor machines of motoren met een variabele distributie van het arbeidsfluïdum (aandrijving, verstelling tijdens werking, mechanismen voor het onder veerdruk openen van een klep, omkeerdrijfwerken, gebruik van arbeidszuigers of arbeidszuigerstangen als klep of als klep-ondersteunend element, specifieke klepdrijfwerken of klepvoorzieningen bij vrije-zuigermachines of vrije-zuigermotoren F01L 15/00 tot F01L 31/00) [9]

F 01 L     33/02                   .    roterend

F 01 L     33/04                   .    oscillerend 

F 01 L     35/00                   Speciaal aangepaste hefklepdrijfwerken of hefklepvoorzieningen voor machines of motoren met een variabele distributie van het arbeidsfluïdum (aandrijving, verstelling tijdens werking, mechanismen voor het onder veerdruk openen van een klep, omkeerdrijfwerken, gebruik van arbeidszuigers of arbeidszuigerstangen als klep of als klep-ondersteunend element, specifieke klepdrijfwerken of klepvoorzieningen bij vrije-zuigermachines of vrije-zuigermotoren F01L 15/00 tot F01L 31/00) [9]

F 01 L     35/02                   .    Kleppen

F 01 L     35/04                   .    Voorzieningen van kleppen in de machine of motor, bijv. ten opzichte van de arbeidscilinder