SECTIE F WERKTUIGBOUWKUNDE;
VERLICHTING; VERWARMING; WAPENS; EXPLOSIEVEN
F 04 VERDRINGERMACHINES
VOOR VLOEISTOFFEN; POMPEN VOOR VLOEISTOFFEN OF
ELASTISCHE FLUÏDA [11]
Gids voor
het gebruik van deze subsectie (klassen F01-F04) [11]
De volgende
aantekeningen zijn bedoeld als hulp bij het gebruik van dit gedeelte van het
klasseringsschema.
1. In deze subsectie vallen onder subklassen
of groepen die gaan over “motoren” of “pompen” tevens de wijze van bediening daarvan,
tenzij daarin elders speciaal is voorzien.
2. In deze subsectie worden de volgende
termen of uitdrukkingen gebruikt met de aangegeven betekenis:
- “motor” betekent een inrichting voor het
continu omzetten van fluïdumenergie in mechanisch vermogen. Deze term omvat dus
bijvoorbeeld zuigerstoommachines of stoomturbines op zich, of
zuigerverbrandingsmotoren, maar sluit ééntaktinrichtingen uit. “Motor” omvat
ook het deel van een meter waarin een fluïdum stroomt, tenzij dat gedeelte
specifiek aangepast is voor gebruik in een meter;
- “pomp” betekent een inrichting voor het
continu opvoeren, voortstuwen, comprimeren of afvoeren van een fluïdum door
mechanische of andere middelen. Deze term omvat dus waaiers of blazers;
- “machine” betekent een inrichting die
zowel een motor als een pomp kan inhouden, en niet een inrichting die beperkt
is tot een motor of één die beperkt is tot een pomp;
- “verdringing” betekent de wijze waarop
de energie van een werkfluïdum wordt omgezet in mechanische energie, waarbij
variaties in volume veroorzaakt door het werkfluïdum in een arbeidskamer zorgt
voor overeenkomende verplaatsingen van het mechanische lichaam dat de energie
overbrengt, waarbij het dynamische effect van het fluïdum van ondergeschikt
belang is, en omgekeerd;
- “niet-verdringing” betekent de wijze
waarop de energie van een werkfluïdum wordt omgezet in mechanische energie,
door omzetting van de energie van het werkfluïdum in kinetische energie, en
omgekeerd;
- “oscillatiezuigermachine” betekent een
verdringermachine, waarin een fluïdum-rakend arbeid-overbrengend lichaam
oscilleert. Deze definitie is ook van toepassing op motoren en pompen;
- “rotatiezuigermachine” betekent een
verdringermachine, waarin een fluïdum-rakend arbeid-overbrengend lichaam roteert
om een vaste as of om een as die beweegt langs een ronde of soortgelijke baan.
Deze definitie is ook van toepassing op motoren en pompen;
- “rotatiezuiger” betekent het
arbeid-overbrengend lichaam van een rotatiezuigermachine, en kan elke geschikte
vorm hebben, bijv. een tandwiel;
- “samenwerkende lichamen” betekent de
“oscillatiezuiger” of -“rotatiezuiger” en een ander lichaam, bijv. de
arbeidskamerwand, die helpt bij de drijfwerking of pompwerking;
- “beweging van de samenwerkende lichamen”
moet worden uitgelegd als relatief, zodat één van de “samenwerkende lichamen”
stationair kan zijn, zelfs als wordt gerefereerd aan de rotatie-as ervan, of
beide kunnen bewegen;
- “tanden of tandequivalenten” omvat
kwabben, uitsteeksels of aanrakingspunten;
- “met een inwendige as” betekent dat de
rotatie-assen van de binnenste en buitenste samenwerkende lichamen onder alle
omstandigheden binnen het buitenste lichaam blijven, bijv. in een vergelijkbare
wijze waarop een rondsel ingrijpt in de binnentanden van een ringvormig
tandwiel;
- “vrije zuiger” betekent een zuiger,
waarvan de slaglengte niet wordt bepaald door enig daardoor aangedreven
lichaam;
- “cilinders” betekent
verdringer-arbeidskamers in het algemeen. De term is dus niet beperkt tot
cilinders met een ronde dwarsdoorsnede;
- “hoofdas” betekent de as, die een heen
en weer gaande zuigerbeweging omzet in een rotatiebeweging, of omgekeerd;
- “installatie” betekent een motor samen
met aanvullende apparatuur die nodig is om de machine te laten werken. Een
stoommachine-installatie houdt bijvoorbeeld in een stoommachine en middelen
voor het opwekken van de stoom;
- “werkfluïdum” betekent het drijffluïdum
in een pomp of het drijffluïdum in een motor. Het werkfluïdum kan een
comprimeerbare vorm hebben of een gasvorm, een zogenaamd elastisch fluïdum,
bijv. stoom, het kan een vloeibare vorm hebben, of een vorm waarin sprake is
van een coëxistentie van een elastisch fluïdum en een vloeibare fase;
- “stoom” omvat dampen in het algemeen, en
“speciale damp” wordt gebruikt als stoom is uitgesloten;
- “reactief” ingeval van
niet-verdringermachines of niet-verdringermotoren betekent machines of motoren
waarbij druk/snelheid-omzetting geheel of gedeeltelijk in de rotor plaatsvindt.
Machines of rotoren zonder of met slechts een geringe druk/snelheid-omzetting
in de rotor worden “impulsief” genoemd.
3. In deze
subsectie: [11]
- worden cyclisch werkende kleppen,
smering, geluiddempers of uitlaatapparatuur, of koeling geklasseerd in de
subklassen F01L, F01M, F01N of F01P, los van hun aangegeven toepassing, tenzij
hun klasseringsaspecten specifiek zijn voor hun toepassing, in welk geval zij
alleen worden geklasseerd in de relevante subklasse van de klassen F01-F04;
- worden smering, geluiddempers of uitlaatapparatuur,
of koeling van of voor machines of motoren
geklasseerd in de subklassen F01M, F01N of F01P, behalve voor die welke
specifiek zijn voor stoommachines, die worden geklasseerd in subklasse F01B.
4. Voor het met een goed begrip gebruiken van
deze subsectie, is het van belang, voor zover het de subklassen F01B, F01C,
F01D en F03B, en F04B, F04C en F04D betreft als kern daarvan, stil te staan
bij: [11]
- het principe dat zorgt voor hun
uitwerking,
- de klasseringskenmerken die zij vereisen,
en
- hun
complementariteit of aanvulbaarheid.
I. Principe
Dit
heeft met name betrekking op de hierboven aangeduide subklassen. Andere
subklassen, in het bijzonder die uit de klasse F02 welke strikter gedefinieerde
materie omvatten, worden hier niet in beschouwing genomen.
Elke
subklasse omvat in de basis een soort of apparaat (motor of pomp) en omvat – in
het verlengde daarvan – evenzeer “machines” van dezelfde soort. Twee
verschillende onderwerpen waarvan de ene een algemener karakter heeft dan de
andere, vallen dus onder dezelfde subklasse.
De
subklassen F01B, F03B en F04B hebben naast de twee daaronder vallende
onderwerpen, verder een generaliserend karakter in relatie tot andere
subklassen die betrekking hebben op de verschillende soorten of apparaten in de
betreffende soort.
Deze
generalisering slaat ook op de twee onderhavige onderwerpen, zonder dat dit
steeds in relatie staat tot dezelfde subklasse.
Het
deel van subklasse F03B dat betrekking heeft op “machines”, moet dus worden beschouwd
als de algemene klasse met betrekking tot de subklassen F04B en F04C, en het
deel dat betrekking heeft op “motoren” als de algemene klasse met betrekking
tot subklasse F03C.
II. Kenmerken
a) Het hoofdklasseringskenmerk van de
subklasse is dat van de soorten of apparaten, waarvan er drie mogelijk zijn:
Machines, motoren, pompen.
b) Zoals hierboven beschreven, worden
“machines” altijd geassocieerd met één van de beide andere soorten. Deze
hoofdsoorten worden onderverdeeld volgens de algemene werkingsprincipes van de
apparatuur:
Verdringing;
niet-verdringing.
c) De verdringerapparatuur wordt verder
onderverdeeld volgens de wijze waarop het werkingsprincipe van kracht wordt,
d.w.z. naar het soort apparatuur:
Heen
en weer bewegende zuiger; rotatiezuiger of oscillatiezuiger, andere soorten.
d) Een ander klasseringskenmerk is dat van
het werkfluïdum, waarbinnen drie soorten apparatuur mogelijk zijn, nl.:
Vloeibaar
en elastisch fluïdum; elastisch fluïdum; vloeistof.
III. Complementariteit
Dit
berust bij de associatie van paren van de hierboven opgesomde subklassen, in
overeenstemming met de beschouwde kenmerken met betrekking tot het soort
apparatuur of werkfluïdum.
De
betreffende subklasse met de diverse principes, kenmerken en complementariteit
staan in onderstaande subsectie-index.
Uit de index blijkt: [11]
- Voor dezelfde soort apparatuur in een
bepaalde soort, hebben de kenmerken van “werkfluïdum” betrekking:
F01B
and F04B op machines
F01C
and F04C op machines
F01D and F03B op machines
F01B and F03C op motoren
F01C and F03C op motoren
F01D and F03B op motoren
- Voor dezelfde soort werkfluïdum,
relateren de kenmerken van “apparatuur” subklassen op dezelfde wijze als relatief
algemene beschouwingen.
Aantekening
Combinaties van
verdringerpompen en niet-verdringerpompen worden geklasseerd in subklasse F04B
als een algemene subklasse voor pompen, en in de subklassen F04C of F04D met
betrekking tot materie die specifiek onder die subklassen valt.
F 04 C VERDRINGERMACHINES
VOOR VLOEISTOFFEN MET EEN ROTERENDE OF OSCILLERENDE ZUIGER (motoren aangedreven door
vloeistoffen F03C); VERDRINGERPOMPEN MET EEN ROTERENDE OF OSCILLERENDE
ZUIGER (brandstofinjectiepompen
voor motoren F02M) [11]
Aantekening
De aandacht
wordt gevestigd op de Aantekeningen voorafgaand aan klasse F01, speciaal met
betrekking tot de definities van “machines”, “pompen”, “verdringing”,
“rotatiezuigermachines”, “oscillatiezuigermachines”, “rotatiezuiger”,
“samenwerkende lichamen”, “verplaatsen van samenwerkende lichamen”, “tanden of
tandequivalenten” en “inwendige as”.
Machines voor vloeistoffen; Pompen voor vloeistoffen of voor
vloeistoffen en elastische fluïda [11]
F 04 C
2/00 Rotatiezuigermachines
of rotatiezuigerpompen (waarbij de assen van samenwerkende lichamen niet parallel lopen
F04C 3/00; waarbij de arbeidskamerwanden tenminste gedeeltelijk verend
vervormbaar zijn F04C 5/00; met een fluïdumring en dergelijke F04C 7/00; speciaal
aangepaste rotatiezuigerpompen voor elastische fluïda F04C 18/00 of F04C 19/00;
rotatiezuigermachines of rotatiezuigerpompen waarbij het arbeidsfluïdum
uitsluitend wordt verplaatst door één of meer heen en weer bewegende zuigers,
of deze uitsluitend verplaatst F04B) [3,8]
Aantekening
Groep F04C 2/30 heeft voorrang boven de groepen F04C
2/02 tot F04C 2/28. [3]
F 04 C
2/02 . met boogvormige aangrijping, d.w.z. met een
cirkelvormige rechtlijnige beweging van samenwerkende lichamen, waarbij elk
lichaam hetzelfde aantal tanden of tandequivalenten heeft [3]
F 04 C
2/04 . . met
een inwendige hartlijn [3]
F 04 C
2/06 . . met
een andere dan inwendige hartlijn (F04C 2/063 heeft voorrang) [3]
F 04 C
2/063 . . met
coaxiaal gemonteerde lichamen met daartussen een langs de omtrek continu
veranderende tussenruimte [3]
F 04 C
2/067 . . . met een aandrijving met nok-en-rondsel [3]
F 04 C
2/07 . . . met een aandrijving met
krukas-en-verbindingsstang [3]
F 04 C
2/073 . . . met een aandrijving met pal-en-rad [3]
F 04 C
2/077 . . . met een aandrijving met tandwieloverbrenging
[3]
F 04 C
2/08 . met in elkaar grijpende aangrijping, d.w.z.
met aangrijping van samenwerkende lichamen die vergelijkbaar is met die van een
tandwieloverbrenging [3]
F 04 C 2/10 . . met
een inwendige hartlijn waarbij het buitenste lichaam meer tanden of
tandequivalenten, bijv. rollen, heeft dan het binnenste lichaam [3]
F 04 C
2/107 . . . met schroefvormige tanden [3]
F 04 C
2/113 . . . waarbij het binnenste lichaam rollen draagt
die ineengrijpen met het buitenste lichaam [3]
F 04 C
2/12 . . met
een andere dan inwendige hartlijn [3]
F 04 C
2/14 . . . met getande rotatiezuigers [3]
F 04 C
2/16 . . . . met
schroefvormige tanden, bijv. chevronvormig of schroefvormig [3]
F 04 C
2/18 . . . . met
gelijksoortige tandvormen (F04C 2/16 heeft voorrang) [3]
F 04 C
2/20 . . . . met
ongelijksoortige tandvormen (F04C 2/16 heeft voorrang) [3]
F 04 C
2/22 . met een inwendige hartlijn met een in alle
richtingen gelijke beweging van samenwerkende lichamen op de
aangrijpingspunten, of waarbij één van de samenwerkende lichamen stilstaat,
waarbij het binnenste lichaam meer tanden of tandequivalenten heeft dan het
buitenste lichaam [3]
F 04 C
2/24 . met contra-aangrijping, d.w.z. waarbij de
beweging van de samenwerkende lichamen op de aangrijpingspunten een
tegengestelde richting hebben [3]
F 04 C
2/26 . . met
een inwendige hartlijn [3]
F 04 C
2/28 . . met
een andere dan inwendige hartlijn [3]
F 04 C
2/30 . met de kenmerken die vallen onder twee of
meer van de groepen F04C 2/02, F04C 2/08, F04C 2/22 of F04C 2/24 of met de
kenmerken die vallen onder één van deze groepen samen met een ander soort
beweging tussen samenwerkende lichamen [3]
F 04 C
2/32 . . met
zowel de beweging die valt onder groep F04C 2/02 als een relatieve heen en weer
gaande beweging tussen de samenwerkende lichamen [3]
F 04 C
2/324 . . . met schoepen die scharnierend vastzitten aan
het binnenste lichaam en heen en weer bewegen ten opzichte van het buitenste
lichaam [3]
F 04 C
2/328 . . . . en
tevens scharnierend vastzitten aan het buitenste lichaam [3]
F 04 C
2/332 . . . met schoepen die scharnierend vastzitten aan
het buitenste lichaam en heen en weer bewegen ten opzichte van het binnenste
lichaam [3]
F 04 C
2/336 . . . . en
tevens scharnierend vastzitten aan het binnenste lichaam [3]
F 04 C
2/34 . . met
de beweging die valt onder de groepen F04C 2/08 of F04C 2/22 en een relatieve heen
en weer gaande beweging tussen de samenwerkende lichamen [3]
F 04 C
2/344 . . . met schoepen die heen en weer bewegen ten
opzichte van het binnenste lichaam [3]
F 04 C
2/348 . . . . waarbij
de schoepen positief aangrijpen, met speling langs de omtrek, op een buitenste
roteerbaar lichaam [3]
F 04 C
2/352 . . . . waarbij
de schoepen draaien om de as van het buitenste lichaam [3]
F 04 C
2/356 . . . met schoepen die heen en weer bewegen ten
opzichte van het buitenste lichaam [3]
F 04 C
2/36 . . met
beide bewegingen die vallen onder de groepen F04C 2/22 en F04C 2/24 [3]
F 04 C
2/38 . . met
de beweging die valt onder groep F04C 2/02 en met een scharnierend lichaam
(F04C 2/32 heeft voorrang) [3]
F 04 C
2/39 . . . met schoepen die scharnierend vastzitten aan
zowel het binnenste als het buitenste lichaam [3]
F 04 C
2/40 . . met
de beweging die valt onder de groepen F04C 2/08 of F04C 2/22 en met een
scharnierend lichaam [3]
F 04 C
2/44 . . . met schoepen die scharnierend vastzitten aan
het binnenste lichaam [3]
F 04 C
2/46 . . . met schoepen die scharnierend vastzitten aan
het buitenste lichaam [3]
F 04 C
3/00 Rotatiezuigermachines
of rotatiezuigerpompen waarbij de samenwerkende lichamen niet-parallelle
bewegingsassen hebben, bijv. schroefvormig (waarbij de wanden van de arbeidskamer
tenminste gedeeltelijk verend vervormbaar zijn F04C 5/00; speciaal aangepaste
rotatiezuigerpompen met niet-parallelle bewegingsassen van samenwerkende delen
voor elastische fluïda F04C 18/48) [8]
F 04 C
3/02 . waarbij de assen onder een hoek van 90° zijn
aangebracht [5]
F 04 C
3/04 . . met
in elkaar grijpende aangrijping, d.w.z. met aangrijping van samenwerkende
lichamen die vergelijkbaar is met die van een tandwieloverbrenging [5]
F 04 C
3/06 . waarbij de assen anders dan onder een hoek
van 90° zijn aangebracht [5]
F 04 C
3/08 . . met
in elkaar grijpende aangrijping, d.w.z. met aangrijping van samenwerkende
lichamen die vergelijkbaar is met die van een tandwieloverbrenging [5]
F 04 C
5/00 Rotatiezuigermachines
of rotatiezuigerpompen waarbij de wanden van de arbeidskamer tenminste
gedeeltelijk verend vervormbaar zijn (soortgelijke speciaal aangepaste pompen voor
elastische fluïda F04C 18/00) [8]
F 04 C
7/00 Rotatiezuigermachines
of rotatiezuigerpompen met een fluïdumring en dergelijke (soortgelijke speciaal
aangepaste pompen voor elastische fluïda F04C 19/00) [8]
F 04 C 11/00 Combinaties
van twee of meer machines of pompen, elk met een roterende of oscillerende
zuiger; (speciaal
aangepaste combinaties van dergelijke pompen voor elastische fluïda F04C
23/00); Pompinstallaties (F04C 13/00 heeft voorrang; speciaal aangepast
voor elastische fluïda F04C 23/00; fluïdumoverbrenging F16H 39/00 tot F16H
47/00) [8,11]
F 04 C 14/00 Regelen
of bewaken van, of veiligheidsvoorzieningen voor, machines, pompen of
pompinstallaties (van speciaal aangepaste pompen of pompinstallaties voor
elastische fluïda F04C 28/00) [8]
F 04 C 14/02 . speciaal aangepast voor diverse serieel- of
parallel geschakelde machines of pompen [8]
F 04 C 14/04 . speciaal aangepast voor omkeerbare machines
of pompen [8]
F 04 C 14/06 . speciaal aangepast voor het stoppen,
starten, vrijlopen of onbelast lopen [8]
F 04 C 14/08 . gekenmerkt door het variëren van de
rotatiesnelheid [8]
F 04 C 14/10 . gekenmerkt door het verwisselen van de
posities van inlaat- en uitlaatpoorten met betrekking tot de arbeidskamer [8]
F 04 C 14/12 . . gebruikmakend
van schuifkleppen [8]
F 04 C 14/14 . . gebruikmakend
van rotatiekleppen [8]
F 04 C 14/16 . . gebruikmakend
van hefkleppen [8]
F 04 C 14/18 . gekenmerkt door het variëren van de inhoud van
de arbeidskamer (door het verwisselen van de posities van inlaat- en
uitlaatpoorten F01C 14/10) [8]
F 04 C 14/20 . . door
het veranderen van de vorm van de binnen- of buitenomtrek van de arbeidskamer [8]
F 04 C 14/22 . . door
het veranderen van de eccentriciteit tussen samenwerkende delen [8]
F 04 C 14/24 . gekenmerkt door het gebruik van kleppen voor
het regelen van de druk of doorstroming, bijv. ontlastingskleppen (F01C 14/10
heeft voorrang) [8]
F 04 C 14/26 . . gebruikmakend
van omleidingskanalen [8]
F 04 C 14/28 . Veiligheidsvoorzieningen; Bewaking [8]
F 04 C 15/00 Componenten
of details van, of accessoires voor, machines, pompen of pompinstallaties voor
zover niet vallend onder de groepen F04C 2/00 tot F04C 14/00 [8]
F 04 C 15/06 . Voorzieningen voor toevoer of afvoer van het
arbeidsfluïdum, bijv. constructieve kenmerken van de inlaat of uitlaat [8]
Speciaal aangepaste pompen
voor elastische fluïda [8]
F 04 C 18/00 Speciaal
aangepaste rotatiezuigerpompen voor elastische fluïda (met een fluïdumring en
dergelijke F04C 19/00; rotatiezuigerpompen waarbij het arbeidsfluïdum
uitsluitend wordt verplaatst door één of meer heen en weer bewegende zuigers
F04B) [3,8]
Aantekening
Groep F04C 18/30 heeft voorrang boven de groepen F04C 18/02
tot F04C 18/24. [3,5]
F 04 C 18/02 . met boogvormige aangrijping, d.w.z. met een
cirkelvormige rechtlijnige beweging van samenwerkende lichamen waarbij elk
lichaam hetzelfde aantal tanden of tandequivalenten heeft [3]
F 04 C 18/04 . . met
een inwendige hartlijn [3]
F 04 C 18/06 . . met
een andere dan inwendige hartlijn (F04C 18/063 heeft voorrang) [3]
F 04 C 18/063 . . met
coaxiaal gemonteerde lichamen met daartussen een langs de omtrek continu
veranderende tussenruimte [3]
F 04 C 18/067 . . . met een aandrijving met nok-en-rondsel [3]
F 04 C 18/07 . . . met een aandrijving met
krukas-en-verbindingsstang [3]
F 04 C 18/073 . . . met een aandrijving met pal-en-rad [3]
F 04 C 18/077 . . . met een aandrijving met tandwieloverbrenging
[3]
F 04 C 18/08 . met in elkaar grijpende aangrijping, d.w.z.
met aangrijping van samenwerkende lichamen die vergelijkbaar is met die van een
tandwieloverbrenging [3]
F 04 C 18/10 . . met
een inwendige hartlijn waarbij het buitenste lichaam meer tanden of tandequivalenten,
bijv. rollen, heeft dan het binnenste lichaam [3]
F 04 C 18/107 . . . met schroefvormige tanden [3]
F 04 C 18/113 . . . waarbij het binnenste lichaam rollen draagt
die ineengrijpen met het buitenste lichaam [3]
F 04 C 18/12 . . met
een andere dan inwendige hartlijn [3]
F 04 C 18/14 . . . met getande rotatiezuigers [3]
F 04 C 18/16 . . . . met
schroefvormige tanden, bijv. chevronvormig of schroefvormig [3]
F 04 C 18/18 . . . . met
gelijksoortige tandvormen (F04C 18/16 heeft voorrang) [3]
F 04 C 18/20 . . . . met
ongelijksoortige tandvormen (F04C 18/16 heeft voorrang) [3]
F 04 C 18/22 . met een inwendige hartlijn met een in elke
richting gelijke beweging van samenwerkende lichamen op de aangrijpingspunten, of
waarbij één van de samenwerkende lichamen stilstaat, waarbij het binnenste
lichaam meer tanden of tandequivalenten heeft dan het buitenste lichaam [3]
F 04 C 18/24 . met contra-aangrijping, d.w.z. waarbij de
beweging van samenwerkende lichamen op de aangrijpingspunten een tegengestelde
richting hebben [3]
F 04 C 18/26 . . met
een inwendige hartlijn [3]
F 04 C 18/28 . . met
een andere dan inwendige hartlijn [3]
F 04 C 18/30 . met de kenmerken die vallen onder twee of
meer van de groepen F04C 18/02, F04C 18/08, F04C 18/22, F04C 18/24 of F04C
18/48, of met de kenmerken die vallen onder één van deze groepen samen met een
ander soort beweging tussen samenwerkende lichamen [3]
F 04 C 18/32 . . met
zowel de beweging die valt onder groep F04C 18/02 als een relatieve heen en
weer gaande beweging tussen de samenwerkende lichamen [3]
F 04 C 18/324 . . . met schoepen die scharnierend vastzitten aan
het binnenste lichaam en heen en weer bewegen ten opzichte van het buitenste
lichaam [3]
F 04 C 18/328 . . . . en
tevens scharnierend vastzitten aan het buitenste lichaam [3]
F 04 C 18/332 . . . met schoepen die scharnierend vastzitten aan
het buitenste lichaam en heen en weer bewegen ten opzichte van het binnenste
lichaam [3]
F 04 C 18/336 . . . . en
tevens scharnierend vastzitten aan het binnenste lichaam [3]
F 04 C 18/34 . . met
de beweging die valt onder de groepen F04C 18/08 of F04C 18/22 en een relatieve
heen en weer gaande beweging tussen de samenwerkende lichamen [3]
F 04 C 18/344 . . . met schoepen die heen en weer bewegen ten
opzichte van het binnenste lichaam [3]
F 04 C 18/348 . . . . waarbij
de schoepen positief aangrijpen, met speling langs de omtrek, in een buitenste
roteerbaar lichaam [3]
F 04 C 18/352 . . . . waarbij
de schoepen draaien om de as van het buitenste lichaam [3]
F 04 C 18/356 . . . met schoepen die heen en weer bewegen ten
opzichte van het buitenste lichaam [3]
F 04 C 18/36 . . met
beide bewegingen die vallen onder de groepen F04C 18/22 en F04C 18/24 [3]
F 04 C 18/38 . . met
de beweging die valt onder groep F04C 18/02 en met een scharnierend lichaam
(F04C 18/32 heeft voorrang) [3]
F 04 C 18/39 . . . met schoepen die scharnierend vastzitten aan
zowel het binnenste als het buitenste lichaam [3]
F 04 C 18/40 . . met
de beweging die valt onder de groepen F04C 18/08 of F04C 18/22 en met een
scharnierend lichaam [3]
F 04 C 18/44 . . . met schoepen die scharnierend vastzitten aan
het binnenste lichaam [3]
F 04 C 18/46 . . . met schoepen die scharnierend vastzitten aan
het buitenste lichaam [3]
F 04 C 18/48 . Rotatiezuigerpompen waarbij de samenwerkende
lichamen niet-parallelle bewegingsassen hebben [5]
Aantekening
Groep F04C 18/30 heeft voorrang boven de groep F04C
18/48. [3,5]
F 04 C 18/50 . . waarbij
de assen onder een hoek van 90° zijn aangebracht [5]
F 04 C 18/52 . . . met in elkaar grijpende aangrijping, d.w.z.
met aangrijping van samenwerkende lichamen die vergelijkbaar is met die van een
tandwieloverbrenging [5]
F 04 C 18/54 . . waarbij
de assen onder een andere hoek dan van 90° zijn aangebracht [5]
F 04 C 18/56 . . . met in elkaar grijpende aangrijping, d.w.z.
met aangrijping van samenwerkende lichamen die vergelijkbaar is met die van een
tandwieloverbrenging [5]
F 04 C 23/00 Combinaties
van twee of meer speciaal aangepaste pompen, elk met een roterende of
oscillerende zuiger, voor elastische fluïda; Speciaal aangepaste
pompinstallaties voor elastische fluïda; Speciaal aangepaste meertrapspompen
voor elastische fluïda (F04C 25/00 heeft voorrang) [8]
F 04 C 23/02 . Pompen die worden gekenmerkt door hun
combinatie met, of aanpassing aan, specifieke aandrijfmachines of
aandrijfmotoren (zie voor overheersende aspecten van de machines of motoren de
relevante klassen)
F 04 C 25/02 . voor het produceren van een hoog vacuüm
(afdichtingsvoorzieningen F04C 27/00; geluiddemping F04C 29/06)
F 04 C 27/00 Afdichtingsvoorzieningen
in speciaal aangepaste rotatiezuigerpompen voor elastische fluïda (afdichten in het
algemeen F16J) [8]
F 04 C 27/02 . Vloeistofafdichtingen voor
hoog-vacuümpompen
F 04 C 28/00 Regelen
of bewaken van, of veiligheidsvoorzieningen voor, speciaal aangepaste pompen of
pompinstallaties voor elastische fluïda [8]
F 04 C 28/02 . speciaal aangepast voor diverse serieel- of
parallel geschakelde pompen [8]
F 04 C 28/04 . speciaal aangepast voor omkeerbare pompen [8]
F 04 C 28/06 . speciaal aangepast voor het stoppen,
starten, vrijlopen of onbelast lopen [8]
F 04 C 28/08 . gekenmerkt door het variëren van de
rotatiesnelheid [8]
F 04 C 28/10 . gekenmerkt door het verwisselen van de
posities van inlaat- en uitlaatpoorten met betrekking tot de arbeidskamer [8]
F 04 C 28/12 . . gebruikmakend
van schuifkleppen [8]
F 04 C 28/14 . . gebruikmakend
van rotatiekleppen [8]
F 04 C 28/16 . . gebruikmakend
van hefkleppen [8]
F 04 C 28/18 . gekenmerkt door het variëren van de inhoud
van de arbeidskamer (door het verwisselen van de posities van inlaat- en
uitlaatpoorten F01C 28/10) [8]
F 04 C 28/20 . . door
het veranderen van de vorm van de binnen- of buitenomtrek van de arbeidskamer [8]
F 04 C 28/22 . . door
het veranderen van de excentriciteit tussen samenwerkende delen [8]
F 04 C 28/24 . gekenmerkt door het gebruik van kleppen voor
het regelen van de druk of doorstroming, bijv. ontlastingskleppen (F01C 28/10
heeft voorrang) [8]
F 04 C 28/26 . . gebruikmakend
van omleidingskanalen [8]
F 04 C 28/28 . Veiligheidsvoorzieningen; Bewaking [8]
F 04 C 29/00 Componenten
of details van, of accessoires voor, speciaal aangepaste pompen of
pompinstallaties voor elastische fluïda, voor zover niet vallend onder de
groepen F04C 18/00 tot F04C 28/00 [8]
F 04 C 29/02 . Smering; Smeermiddelafscheiding [11]
F 04 C 29/04 . Verwarming; Koeling; Warmte-isolatie [11]
F 04 C 29/06 . Geluiddemping [11]
F 04 C 29/12 . Voorzieningen voor toevoer of afvoer van het
arbeidsfluïdum, bijv. constructieve aspecten van inlaat of uitlaat [8]