SECTIE F          WERKTUIGBOUWKUNDE; VERLICHTING; VERWARMING; WAPENS; EXPLOSIEVEN

 

WERKTUIGBOUWKUNDE IN HET ALGEMEEN

 

F 16        CONSTRUCTIE-ELEMENTEN OF CONSTRUCTIEDELEN; ALGEMENE MAATREGELEN VOOR HET PRODUCEREN EN EFFECTIEF LATEN BLIJVEN FUNCTIONEREN VAN MACHINES OF INSTALLATIES; THERMISCHE ISOLATIE IN HET ALGEMEEN

 

F 16 F     VEREN; SCHOKDEMPERS; MIDDELEN VOOR HET DEMPEN VAN TRILLING 

              Aantekeningen

 

              (1)      Onder deze subklasse vallen:

                        -        veren, schokdempers of trillingdempers;

                        -        hun opstelling in, of aanpassing voor, specifieke apparatuur, voor zover niet ondergebracht in de subklassen waaronder de genoemde apparatuur valt. [5]

              (2)      Onder deze subklasse vallen niet de opstelling of aanpassing van veren, schokdempers of trillingdempers in of voor specifieke apparatuur, voor zover ondergebracht in de subklassen waaronder de genoemde apparatuur valt, bijv.

                        A 47 C 23/00 tot A 47 C 27/00   Veermatrassen

                        A 63 C 5/075         Trillingdempers voor ski’s

                        B 60 G                  Voertuigvering

                        B 60 R 19/24         Monteren van bumpers op voertuigen

                        B 61 F                  Railvoertuigvering

                        B 61 G 11/00         Buffers voor wagons of tramrijtuigen

                        B 62 D 21/15         Voertuigchassisframes met schokabsorberende middelen

                        B 62 J 1/02            Verend gemonteerde zadels op fietsen

                        B 62 K 21/08         Stuurdempers

                        B 63 H 1/15           Scheepsschroeven met trilling-dempende middelen

                        B 63 H 21/30         Trillingvrij monteren van scheepsschroefinstallaties in schepen

                        B 64 C 25/58         Opstelling van schokdempers of veren in vliegtuigonderstellen

                        B 65 D 81/02         Containers, verpakkingselementen of verpakkingen met schokabsorberende middelen

                        D 06 F 37/20         Verende bevestigingen in wasmachines

                        D 06 F 49/06         Verende bevestigingen in huishoudelijke wasgoedcentrifuges

                        F 03 G 1/00           Veermotoren

                        F 21 V 15/04         Verende bevestiging van verlichtingsinrichtingen

                        F 41 A 25/0           Wiegen voor kanonnen die terugslag toestaan

                        F 41 B 5/20           Trillingdempers voor kruisbogen

                        G 01 D 11/00         Aanduiden of opnemen in verband met meting

                        G 01 G 21/10         Weegapparatuur, bijv. opstelling van schokdempers in weegapparatuur

                        G 04 B                  Klokken, horloges

                        G 12 B 3/08           Dempen van bewegingen in instrumenten

                        G 21 C 7/20           Verplaatsen van schokabsorberende inrichtingen voor verplaatsbare regelelementen in kernreactoren

 

F 16 F       1/00                    Veren (werkend met een fluïdum F16F 5/00 of F16F 9/00)

F 16 F       1/02                    .    van staal of een ander materiaal met lage inwendige wrijving (F16F 1/36 heeft voorrang); Gewikkelde veren, torsieveren, bladveren, schotelveren, ringveren en soortgelijke veren, waarbij het materiaal van de veer niet relevant is [6]

F 16 F       1/04                    .    .    Gewikkelde veren

F 16 F       1/06                    .    .    .    met windingen die in cilindrisch vlakken liggen

F 16 F       1/08                    .    .    .    met windingen die in in hoofdzaak conische vlakken liggen

F 16 F       1/10                    .    .    .    Spiraalveren met windingen die in in hoofdzaak in platte vlakken liggen

F 16 F       1/12                    .    .    .    Hulpstukken of bevestigingen

F 16 F       1/13                    .    .    .    .    met inzetstukken of afstandhouders tussen de windingen voor het veranderen van de mechanische of de fysische karakteristieken van de veer

F 16 F       1/14                    .    .    Torsieveren die bestaan uit stangen of buizen

F 16 F       1/16                    .    .    .    Hulpstukken of bevestigingen

F 16 F       1/18                    .    .    Bladveren

F 16 F       1/20                    .    .    .    met lagen, bijv. anti-frictielagen, of met rollen tussen de bladen

F 16 F       1/22                    .    .    .    met middelen voor het modificeren van de veerkarakteristiek

F 16 F       1/24                    .    .    .    Smering; Omhulsels, bijv. voor het tegenhouden van smeermiddel

F 16 F       1/26                    .    .    .    Hulpstukken of bevestigingen (B60G 11/10 heeft voorrang) [5]

F 16 F       1/28                    .    .    .    .    met cilindrische metalen pennen die draaien in nauwsluitende moffen

F 16 F       1/30                    .    .    .    .    met tussenstukken van rubber of een soortgelijk elastisch materiaal

F 16 F       1/32                    .    .    Schotelveren; Schijfvormige schotelveren (diafragma’s F16J 3/00)

F 16 F      1/34                    .    .    Ringveren, d.w.z. ringvormige lichamen die radiaal worden vervormd ten gevolge van axiale belasting

F 16 F       1/36                    .    van kunststoffen, bijv. rubber; van materiaal met een hoge inwendige wrijving

F 16 F       1/362                  .    .    van staalwol of gecomprimeerde lucht [6]

F 16 F       1/364                  .    .    van kurk, hout of een soortgelijk materiaal [6]

F 16 F       1/366                  .    .    van vezelversterkte kunststoffen [6]

F 16 F       1/368                  .    .    .    Bladveren [6]

F 16 F       1/37                    .    .    van schuimachtig materiaal, bijv. sponsrubber

F 16 F       1/371                  .    .    gekenmerkt door inzetstukken of extra uittrekelementen, bijv. voor verstijving (F16F 1/366 en F16F 1/387 hebben voorrang) [6]

F 16 F       1/373                  .    .    gekenmerkt door de aanwezigheid van een specifieke vorm [6]

F 16 F       1/374                  .    .    .    met een sferische of soortgelijke vorm [6]

F 16 F       1/376                  .    .    .    met uitsteeksels, pennen, zaagtanden en dergelijke op tenminste één vlak (F16 F1/387 heeft voorrang) [6]

F 16 F       1/377                  .    .    .    met gaten of openingen (F16F 1/387 heeft voorrang) [6]

F 16 F       1/379                  .    .    gekenmerkt door voorzieningen voor het regelen van de veertemperatuur, bijv. door koeling [6]

F 16 F       1/38                    .    .    met een mof van elastisch materiaal tussen een stijve buitenmof en een stijve binnenmof of binnenpen

F 16 F       1/387                  .    .    .    met middelen voor het modificeren van de stijfheid in specifieke richtingen [6]

F 16 F       1/393                  .    .    .    met sferische of conische moffen [6]

F 16 F       1/40                    .    .    bestaande uit een stapel soortgelijke elementen die worden gescheiden door niet-elastische tussenlagen

F 16 F       1/41                    .    .    .    waarbij de veer bestaat uit over het algemeen conisch aangebrachte elementen [6]

F 16 F       1/42                    .    .    gekenmerkt door het soort spanning

F 16 F       1/44                    .    .    .    in hoofdzaak belast door samendrukking

F 16 F       1/46                    .    .    .    in hoofdzaak belast door trek

F 16 F       1/48                    .    .    .    in hoofdzaak belast door torsie

F 16 F       1/50                    .    .    .    in hoofdzaak belast door afschuiving

F 16 F       1/52                    .    .    .    in hoofdzaak belast door gecombineerde spanningen

F 16 F       1/54                    .    .    .    .    belast door samendrukking en afschuiving

 

F 16 F       3/00                    Veerstelsels die bestaan uit diverse veren, bijv. voor het verkrijgen van een gewenste veerkarakteristiek (inclusief fluïdumveren F16F 5/00 of F16F 13/00)

F 16 F       3/02                    .    met veren van staal of van een ander materiaal met lage inwendige wrijving

F 16 F       3/04                    .    .    alleen samengesteld uit gewikkelde veren

F 16 F       3/06                    .    .    .    waarvan sommige zodanig rondom anderen zijn geplaatst dat ze elkaar dempen door gemeenschappelijke wrijving

F 16 F       3/07                    .    .    gecombineerd met kamers die zijn gevuld met een gas of vloeistof

F 16 F       3/08                    .    met veren van een materiaal met hoge inwendige wrijving, bijv. rubber

F 16 F       3/087                  .    .    Stelsels die diverse veren bevatten van kunststoffen of een soortgelijk materiaal (F16F 1/40 heeft voorrang) [6]

F 16 F       3/093                  .    .    .    waarbij de veren uit verschillende materialen bestaan, bijv. met verschillende soorten rubber [6]

F 16 F       3/10                    .    .    gecombineerd met veren van staal of een ander materiaal met lage inwendige wrijving

F 16 F       3/12                    .    .    .    waarbij de stalen veer in contact staat met de rubberveer, bijv. daarin ingebed [6]

 

F 16 F       5/00                    Vloeistofveren waarin de vloeistof werkt als een veer door compressie, bijv. gecombineerd met een smoorwerking; Combinaties van inrichtingen inclusief vloeistofveren 

F 16 F       6/00                    Magneetveren; Magnetische fluïdumveren

 

F 16 F       7/00                    Trillingdempers; Schokdempers (gebruikmakend van een fluïdum F16F 5/00 of F16F 9/00; specifiek voor rotatiesystemen F16F 15/10)

F 16 F       7/01                    .    gebruikmakend van wrijving tussen losse deeltjes, bijv. zand [6]

F 16 F       7/02                    .    met relatief roteerbare wrijvingsvlakken die worden samengedrukt (F16F 7/01 heeft voorrang; waarbij één van de lichamen een veer is F16F 13/02) [6]

F 16 F       7/04                    .    .    in de richting van de rotatie-as

F 16 F       7/06                    .    .    in een richting loodrecht op of onder een hoek met de rotatie-as

F 16 F       7/08                    .    met wrijvingsvlakken die rechtlijnig langs elkaar kunnen bewegen (F16F 7/01 heeft voorrang) [6]

F 16 F       7/09                    .    .    in dempers in de vorm van een cilinder met zuiger [6]

F 16 F       7/10                    .    gebruikmakend van traagheid

F 16 F       7/104                  .    .    waarbij het traagheidslichaam verend bevestigd is [6]

F 16 F       7/108                  .    .    .    op kunststofveren [6]

F 16 F       7/112                  .    .    .    op fluïdumveren [6]

F 16 F       7/116                  .    .    .    op metalen veren [6]

F 16 F       7/12                    .    gebruikmakend van plastische vervorming van lichamen

F 16 F       7/14                    .    in de vorm van een kabelsteun, d.w.z. door wrijving aangegrepen, lusvormende kabels

 

F 16 F       9/00                    Veren, trillingdempers, schokdempers of soortgelijk geconstrueerde bewegingsdempers, waarbij gebruik wordt gemaakt van een fluïdum of het equivalent daarvan als dempend medium (F16F 5/00 heeft voorrang; verbinden van ventielen met opblaasbare elastische lichamen B60C 29/00; deurbedieningstoebehoren met fluÏdum-remsystemen E05F)

F 16 F       9/02                    .    gebruikmakend van alleen gas

F 16 F       9/04                    .    .    in een kamer met een flexibele wand

F 16 F       9/05                    .    .    .    waarbij de flexibele wand een rollend diafragma is [5]

F 16 F       9/06                    .    gebruikmakend van zowel gas als vloeistof

F 16 F       9/08                    .    .    in een kamer met een flexibele wand

F 16 F       9/084                  .    .    .    met een gasveer die binnen een flexibele wand wordt gehouden, waarbij de wand niet in contact staat met het dempingsfluïdum, d.w.z. buiten op de dempingscilinder gemonteerd [6]

F 16 F       9/088                  .    .    .    met een gasveer met een flexibele wand in de cilinder op de zuigerstang van een enkelbuisdemper of in de binnenbuis van een dubbelbuisdemper [6]

F 16 F       9/092                  .    .    .    met een gasveer met een flexibele wand tussen de buizen van een dubbelbuisdemper [6]

F 16 F       9/096                  .    .    .    met een hydropneumatische accumulator met membraan op het bovenstuk of onderstuk van een demper, of los van of naast de demper [6]

F 16 F       9/10                    .    gebruikmakend van alleen vloeistof; gebruikmakend van een fluïdum waarvan de aard niet van belang is

F 16 F       9/12                    .    .    Inrichtingen met één of meer roterende schoepen die in het fluïdum ronddraaien, waarbij elk smorend effect onbelangrijk is

F 16 F       9/14                    .    .    Inrichtingen met één of meer lichamen, bijv. zuigers of schoepen, die in kamers heen en weer bewegen en gebruikmakend van smoring

F 16 F       9/16                    .    .    .    waarbij alleen sprake is van een rechtlijnige beweging van de werkende delen

F 16 F       9/18                    .    .    .    .    met een gesloten cilinder en een zuiger die twee of meer arbeidskamers daarin van elkaar scheidt

F 16 F       9/19                    .    .    .    .    .    met één cilinder

F 16 F       9/20                    .    .    .    .    .    waarbij de zuigerstang door beide uiteinden van de cilinder naar buiten steekt

F 16 F       9/22                    .    .    .    .    met één of meer cilinders, elk met één arbeidskamer die wordt gesloten door een zuiger of plunjer

F 16 F       9/24                    .    .    .    .    .    met één cilinder en één zuiger of plunjer

F 16 F       9/26                    .    .    .    .    .    met twee cilinders in lijn, en waarbij de twee zuigers of plunjers met elkaar zijn verbonden

F 16 F       9/28                    .    .    .    .    .    met twee parallel lopende cilinders, en waarbij de twee zuigers of plunjers met elkaar zijn verbonden

F 16 F       9/30                    .    met vast of viskeus materiaal, bijv. pasteuze massa’s, als dempingsmedium

F 16 F       9/32                    .    Details

F 16 F       9/34                    .    .    Speciale klepconstructies (kleppen in het algemeen F16K); Vorm of constructie van smoorkanalen

F 16 F       9/342                  .    .    .    Smoorkanalen die werken met doseerpennen

F 16 F       9/344                  .    .    .    Wervelstroomkanalen [6]

F 16 F       9/346                  .    .    .    Smoorkanalen in de vorm van sleuven die zijn aangebracht in cilinderwanden

F 16 F       9/348                  .    .    .    Smoorkanalen in de vorm van ringvormige schijven die in tegenovergestelde richtingen werken

F 16 F       9/36                    .    .    Speciale afdichtingen, inclusief afdichtingen of geleiders voor zuigerstangen [8]

F 16 F       9/38                    .    .    Omhulsels voor bescherming of voorkomen

F 16 F       9/40                    .    .    Voorzieningen voor het voorkomen van schuim

F 16 F       9/42                    .    .    Koelvoorzieningen

F 16 F       9/43                    .    .    Vulvoorzieningen, bijv. voor het toevoeren van gas

F 16 F       9/44                    .    .    Middelen op of in de demper voor handmatige of niet-automatische verstelling; Dergelijke middelen gecombineerd met temperatuurcorrectie (F16F 9/53 en F16F 9/56 hebben voorrang; temperatuurcorrectie alleen F16F 9/52) [5,6]

F 16 F       9/46                    .    .    .    met afstandsbediening

F 16 F       9/48                    .    .    Voorzieningen die zorgen voor verschillende dempingseffecten bij verschillende delen van de slag (F16F 9/53 en F16F 9/56 hebben voorrang) [5,6]

F 16 F       9/49                    .    .    .    Aanslagen die fluïdumdoorstroming beperken, bijv. hydraulische blokkeringen

F 16 F       9/50                    .    .    Speciale middelen die zorgen voor automatische dempingsverstelling (F16F 9/53 en F16F 9/56 hebben voorrang) [5,6]

F 16 F       9/504                  .    .    .    Traagheidsgevoelige middelen [6]

F 16 F       9/508                  .    .    .    Middelen die reageren op de bewegingssnelheid van de zuiger [6]

F 16 F       9/512                  .    .    .    Middelen die reageren op de belasting op de demper of de fluïdumdruk in de demper [6]

F 16 F       9/516                  .    .    .    resulterend in het feit dat de dempingseffecten tijdens samentrekking verschillen van de dempingseffecten tijdens verlenging [6]

F 16 F       9/52                    .    .    .    in geval van verandering van temperatuur (gecombineerd met uitwendige verstelling F16F 9/44)

F 16 F       9/53                    .    .    Middelen voor het verstellen van dempingskarakteristieken door het variëren van de fluïdumviscositeit, bijv. elektromagnetisch [5]

F 16 F       9/54                    .    .    Voorzieningen voor bevestiging

F 16 F       9/56                    .    .    Middelen voor het verstellen van de lengte, of voor het blokkeren, van de veer of demper, bijv. aan het einde van de slag [6]

F 16 F       9/58                    .    .    Slagbeperkende aanslagen, bijv. aangebracht op de zuigerstang buiten de cilinder (F16F 9/49 heeft voorrang) [6]

 

F 16 F     11/00                   Trillingdempers of schokdempers die werken met zowel wrijving als een dempingsfluïdum

 

F 16 F     13/00                   Stelsels die zowel niet-fluïdumveren als trillingdempers, schokdempers of fluïdumveren bevatten (F16F 5/00 heeft voorrang)

F 16 F     13/02                   .    dempend door wrijvingscontact tussen de veer en remmiddelen (door wrijving samenwerkende gewikkelde veren F16F 3/06)

F 16 F     13/04                   .    met zowel een kunststofveer als een demper, bijv. een wrijvingsdemper [6]

F 16 F     13/06                   .    .    waarbij de demper een fluïdumdemper is, bijv. waarbij de kunststofveer geen deel uitmaakt van de wand van de fluïdumkamer van de demper (F16F 13/26 heeft voorrang) [6]

F 16 F     13/08                   .    .    .    waarbij de kunststofveer tenminste deel uitmaakt van de wand van de fluïdumkamer van de demper (F16F 13/20 tot F16F 13/24 hebben voorrang) [6]

F 16 F     13/10                   .    .    .    .    waarbij de wand tenminste gedeeltelijk wordt gevormd door een flexibel membraan en dergelijke (F16F 13/12 tot F16F 13/18 hebben voorrang) [6]

F 16 F     13/12                   .    .    .    .    Dempers met één kamer (F16F 13/14 heeft voorrang) [6]

F 16 F     13/14                   .    .    .    .    Verloopstelsels [6]

F 16 F     13/16                   .    .    .    .    .    speciaal aangepast voor het opnemen van axiale belastingen [6]

F 16 F     13/18                   .    .    .    .    gekenmerkt door de plaats of de vorm van de evenwichtskamer, bijv. waarbij de evenwichtskamer de kunststofveer omringt of ringvormig is (F16F 13/14 heeft voorrang) [6]

F 16 F     13/20                   .    .    .    gekenmerkt door het tevens bevatten van een pneumatische veer (F16F 13/22 heeft voorrang) [6]

F 16 F     13/22                   .    .    .    gekenmerkt door het tevens bevatten van een dynamische demper (dempers waarbij gebruik wordt gemaakt van traagheid op zich F16F 7/10) [6]

F 16 F     13/24                   .    .    .    waarbij het centrale deel van het stelsel wordt ondersteund door één element en waarbij beide uiteinden van het stelsel worden ondersteund door één ander element, d.w.z. met een dubbelwerkende bevestiging [6]

F 16 F     13/26                   .    .    gekenmerkt door stelinrichtingen of regelinrichtingen die reageren op condities van buitenaf [6]

F 16 F     13/28                   .    .    .    speciaal aangepast voor verloopstelsels (F16F 13/30 heeft voorrang) [6]

F 16 F     13/30                   .    .    .    met middelen voor het variëren van de fluïdumviscositeit, bijv. van magnetische of elektro-rheologische fluïda [6]

 

F 16 F     15/00                   Onderdrukken van trillingen in systemen (ophanginrichtingen voor voertuigzittingen B60N 2/50); Middelen of voorzieningen voor het vermijden of verminderen van onbalanskrachten, bijv. ten gevolgd evan beweging (testen van de statische of dynamische balans van machines of structuren G01M 1/00)

F 16 F     15/02                   .    Onderdrukken van trillingen in niet-roterende, bijv. heen en weer bewegende, systemen; Onderdrukken van trillingen in rotatiesystemen door gebruik van lichamen die niet meebewegen met het rotatiesysteem (gelaagde producten B32B; onderdrukken van trilling in schepen B63)

F 16 F     15/023                  .    .    gebruikmakend van fluïdummiddelen [6]

F 16 F     15/027                  .    .    .    met regelvoorzieningen [6]

F 16 F     15/03                   .    .    gebruikmakend van elektromagnetische middelen (F16F 9/53 heeft voorrang) [5]

F 16 F     15/04                   .    .    gebruikmakend van elastische middelen (losse elementen of hun bevestiging F16F 1/00 tot F16F 13/00) [2]

F 16 F     15/06                   .    .    .    met metalen veren (met tevens rubberveren F16F 15/08)

F 16 F     15/067                  .    .    .    .    alleen gebruikmakend van gewikkelde veren [6]

F 16 F     15/073                  .    .    .    .    alleen gebruikmakend van bladveren [6]

F 16 F     15/08                   .    .    .    met rubberveren

F 16 F     15/10                   .    Onderdrukken van trillingen in rotatiesystemen door gebruik te maken van lichamen die meebewegen met het systeem (door balanceren F16F 15/22; met vliegwielen die variabel of intermitterend werken F16H)

F 16 F     15/12                   .    .    gebruikmakend van elastische of door wrijving dempende lichamen, bijv. tussen een roterende aandrijfas en een daarop gemonteerde rondwentelende massa (F16F 15/16 heeft voorrang) [6]

F 16 F     15/121                  .    .    .    gebruikmakend van veren als elastische lichamen, bijv. metaalachtige veren (F16F 15/131 heeft voorrang) [6]

F 16 F     15/123                  .    .    .    .    Gewikkelde veren [6]

F 16 F     15/124                  .    .    .    .    Kunststofveren, bijv. van rubber (F16F 15/123 heeft voorrang) [6]

F 16 F     15/126                  .    .    .    .    .    bestaande uit tenminste één ringvormig element dat de rotatie-as omringt [6]

F 16 F     15/127                  .    .    .    .    gebruikmakend van kunststofveren gecombineerd met andere soorten veren [6]

F 16 F     15/129                  .    .    .    gekenmerkt door middelen die door wrijving dempen (F16F 15/131 heeft voorrang) [6]

F 16 F     15/131                  .    .    .    waarbij het rotatiesysteem twee of meer rondwentelende massa’s bevat [6]

F 16 F     15/133                  .    .    .    .    gebruikmakend van veren als elastische lichamen, bijv. metaalachtige veren [6]

F 16 F     15/134                  .    .    .    .    .    Gewikkelde veren [6]

F 16 F     15/136                  .    .    .    .    .    Kunststofveren, bijv. van rubber (F16F 15/134 heeft voorrang) [6]

F 16 F     15/137                  .    .    .    .    .    waarbij de elastische lichamen bestaan uit twee of meer veren van een verschillende soort [6]

F 16 F     15/139                  .    .    .    .    gekenmerkt door middelen die door wrijving dempen [6]

F 16 F     15/14                   .    .    gebruikmakend van vrij schommelende massa’s die mee-roteren met het systeem

F 16 F     15/16                   .    .    gebruikmakend van een fluïdum (inrichtingen voor het met elkaar verbinden van invoerlichamen en uitvoerlichamen F16D)

F 16 F     15/167                  .    .    .    met een traagheidslichaam, bijv. een ring [6]

F 16 F     15/173                  .    .    .    .    ondergebracht in een gesloten behuizing [6]

F 16 F     15/18                   .    .    gebruikmakend van elektrische middelen (dynamo-elektrische inrichtingen H02K)

F 16 F     15/20                   .    Onderdrukken van trillingen in rotatiesystemen door een gunstige groepering of relatieve opstelling van de bewegende lichamen van het systeem of de systemen

F 16 F     15/22                   .    Compenseren van traagheidskrachten

F 16 F     15/24                   .    .    van krukassystemen door specifieke verplaatsing van krukken, zuigers en dergelijke

F 16 F     15/26                   .    .    van krukassystemen door gebruik te maken van andere massieve massa’s dan de gewone zuigers, die met het systeem meebewegen

F 16 F     15/28                   .    Contragewichten; Vastmaken of bevestigen daarvan (bij rolsluitingen E06B 9/62)

F 16 F     15/30                   .    Vliegwielen (F16F 15/16 heeft voorrang; onderdrukken van trillingen in rotatiesystemen waarbij gebruik wordt gemaakt van elastische lichamen of door wrijving dempende lichamen die meebewegen met het systeem F16F 15/12; rotatielichaam-aspecten in het algemeen F16C 13/00 of F16C 15/00)

F 16 F     15/305                  .    .    van kunststoffen, bijv. vezelversterkte kunststoffen (FRP) [6]

F 16 F     15/31                   .    .    gekenmerkt door middelen voor het variëren van het traagheidsmoment [6]

F 16 F     15/315                  .    .    gekenmerkt door hun steunvoorziening, bijv. bevestigingen, kooien of vastzetting van een traagheidslichaam op de aandrijfas (F16F 15/31 heeft voorrang) [6]

F 16 F     15/32                   .    Correctiegewichten of balanceergewichten, of vergelijkbare middelen voor het balanceren van rotatielichamen, bijv. voertuigwielen [2,5]

F 16 F     15/34                   .    .    Bevestigingsvoorzieningen daarvoor [5]

F 16 F     15/36                   .    .    automatisch werkend [5]