SECTIE F WERKTUIGBOUWKUNDE;
VERLICHTING; VERWARMING; WAPENS; EXPLOSIEVEN
WERKTUIGBOUWKUNDE IN HET
ALGEMEEN
F 16 CONSTRUCTIE-ELEMENTEN
OF CONSTRUCTIEDELEN; ALGEMENE MAATREGELEN VOOR HET PRODUCEREN EN EFFECTIEF
LATEN BLIJVEN FUNCTIONEREN VAN MACHINES OF INSTALLATIES; THERMISCHE ISOLATIE IN
HET ALGEMEEN
F 16 L PIJPEN; VERBINDINGEN OF FITTINGEN VOOR
PIJPEN; STEUNEN VOOR PIJPEN, KABELS OF BESCHERMINGSBUIZEN; MIDDELEN VOOR
THERMISCHE ISOLATIE IN HET ALGEMEEN
Aantekeningen
(1) In deze subklasse worden de volgende
termen gebruikt met de aangegeven betekenissen:
- “pijp” betekent een leiding met een
gesloten doorsnede, die speciaal is aangepast voor het transporteren van
fluïda, materialen of objecten;
- “slang” betekent een pijp zoals
hierboven is gedefinieerd, die flexibiliteit als belangrijk kenmerk heeft. [5,10]
(2) De aandacht wordt gevestigd op de volgende
plaatsen:
A
61 M
39/00 Speciaal aangepaste
buisverbindingen, buiskoppelingen of aftakkingen voor medisch gebruik
B 05 B 1/20 Geperforeerde
pijpen
B 63 B 35/03 Vaartuigen
voor het leggen van pijpen
B
64 D 39/04 Aanpassing van
slangconstructies voor het tijdens de vlucht bijtanken van vliegtuigen
B
67 D 7/38 Voorzieningen van
slangen in apparatuur voor het doorvoeren van vloeistoffen, bijv. brandstof,
vanuit een bulk naar voertuigen of draagbare containers [10]
E
01 D 19/10 Bevestigen van pijpen
of kabels aan bruggen
E 03 B Watertoevoerinstallaties
E
03 D 11/17 Middelen voor het verbinden
van toiletpotten met de spoelpijp
E 03 D 11/18 Sifons
voor toiletten
E
03 F 3/04 Speciaal aangepaste pijpen of
pijpfittingen voor riolen
E
04 D 13/08 Regenpijpen voor
dakwaterafvoer; Klemmiddelen daarvoor
E
04 F
17/00 Verticale leidingen of
kanalen in gebouwen, bijv. schoorstenen
E
21 F 1/04 Luchtkanalen voor ventilatie van
mijnen of tunnels; Verbindingen daarvoor
E
21 F
17/02 Ophanginrichtingen voor
buizen en dergelijke in mijnen of tunnels
F
01 N Gasstroomdempers of
uitlaatapparatuur voor machines of motoren
F
16 N 21/00 Leidingen of
knooppunten voor smeersystemen
F
17 C 3/02 Thermische isolatie van drukloze
vaten voor het opslaan van vloeibare of vaste gassen, bijv. Dewar-vaten
F 22 B 37/10 Waterbuizen
van stoomketels
F
23 J 13/04 Verbindingsstukken,
verbindingen voor schoorstenen of rookgaskanalen
F
24 H 9/12 Verbinden van
circulatiepijpen met verwarmers
F
28 F 9/04 Voorzieningen voor het afdichten van
elementen bij het binnengaan van waterkasten of eindplaten van warmtewisselaars
G
21 C
15/22 Structurele samenhang van
koelmiddelbuizen met valpijpen of andere pijpen in kernreactoren
H
02 G 3/04 Beschermingsbuizen of
beschermingsleidingen voor elektrische kabels
H
02 G 3/30 Installaties van elektrische kabels
of leidingen op wanden, vloeren of plafonds [7,10]
H
02 G 3/36 Installaties van elektrische kabels
of leidingen in wanden, vloeren of plafonds [7,10]
F 16 L 1/00 Leggen of terughalen van
pijpen; Repareren of met elkaar verbinden van pijpen op of onder water (solderen of lassen B23K;
hefdrijfwerkelementen en last-grijpende elementen B66; hydraulische
installaties, grondafwatering E02B; afgravingen of onderwaterconstructies E02D;
machines voor het graven van greppels in combinatie met het leggen van pijpen
E02F; leggen van rioolpijpen E03F 3/06; in grondboorgaten of boorputten E21B;
aanleggen van tunnels E21D; leggen van elektrische, of gecombineerde optische
en elektrische, kabels H02G; zie voor het maken van speciale pijpverbindingen
de relevante groepen voor die verbindingen) [2,5,6]
F 16 L 1/024 . Leggen of terughalen van pijpen aan land, bijv. boven de grond
(F16L 1/12 heeft voorrang) [5]
F 16 L 1/026 . . in of op een bevroren
oppervlak [6]
F 16 L 1/028 . . in de grond (F16L 1/026
heeft voorrang) [5,6]
F 16 L 1/032 . . . waarbij de pijpen doorlopend zijn (F16L
1/038 heeft voorrang) [5,6]
F 16 L 1/036 . . . waarbij de pijpen worden samengesteld uit
gedeelten met een korte lengte (F16L 1/038 heeft voorrang) [5,6]
F 16 L 1/038 . . . waarbij de pijpen ter plaatse worden gemaakt
[6]
F 16 L 1/06 . . Accessoires daarvoor,
bijv. ankers [5]
F 16 L 1/09 . . . voor het naar elkaar toe brengen van twee
buisvormige lichamen [6]
F 16 L 1/10 . . . voor het uitlijnen [5]
F 16 L 1/11 . . . voor het detecteren of beschermen van pijpen
in de grond [6]
F 16 L 1/12 . Leggen of terughalen van pijpen op of onder water (drijvende
slangen F16L 11/133) [5]
F 16 L 1/14 . . tussen het oppervlak en
de bodem [5]
F 16 L 1/15 . . . verticaal [6]
F 16 L 1/16 . . op de bodem [5]
F 16 L 1/18 . . . waarbij de pijpen S-vormig of J-vormig zijn,
en strak zijn getrokken tijdens het leggen [5]
F 16 L 1/19 . . . . waarbij
de pijpen J-vormig zijn [6]
F 16 L 1/20 . . Accessoires daarvoor, bijv.
drijvers of gewichten (boeien B63B 22/00) [5]
F 16 L
1/225 . . . Stingers [6]
F 16 L
1/23 . . . Apparatuur voor het strak trekken van een pijp [6]
F 16 L 1/235 . . . Apparatuur voor het sturen van de pijp
tijdens het leggen [6]
F 16 L 1/24 . . . Drijvers; Gewichten [5]
F 16 L 1/26 . Repareren of met elkaar verbinden van pijpen op of onder water
(drijvende slangen F16L 11/133; verbindingen op zich F16L 13/00 tot F16L 49/00)
[5]
F 16 L 3/00 Steunen voor pijpen, kabels
of beschermingsbuizen, bijv. hangers, houders, klemmen, klampen, beugels en
dergelijke
(ankers voor het op of onder de grond houden van pijpen F16L 1/06;
geluidabsorberende middelen in de vorm van speciaal aangepaste hangers of
steunen F16L 55/035; speciaal aangepaste voorzieningen voor het ondersteunen
van geïsoleerde lichamen F16L 59/12) [5,7]
F 16 L 3/01 . voor het ondersteunen of geleiden van pijpen, kabels of
beschermingsbuizen tussen relatief beweegbare punten, bijv. beweegbare kanalen
(hefkettingen of hijskettingen met voorzieningen voor het vasthouden van
elektrische kabels, slangen of dergelijke F16G 13/16) [5]
F 16 L 3/015 . . gebruikmakend van
gelede of buigzame geleidingselementen (voorzieningen voor kranen of middelen
voor het overbrengen van pneumatisch, hydraulisch of elektrisch vermogen naar
beweegbare delen of inrichtingen B66C 13/12) [6]
F 16 L 3/02 . die de pijpen, kabels of beschermingsbuizen gedeeltelijk omringen
(banden of kettingen F16L 3/14)
F 16 L 3/04 . . en ze tegen een wand of
andere steun drukken
F 16 L 3/06 . . met steunen voor draden
F 16 L 3/08 . die de pijpen, kabels of beschermbuizen in hoofdzaak omringen
F 16 L 3/10 . . gedeeld, d.w.z. met
twee lichamen die de pijp, kabel of beschermingsbuis raken
F 16 L 3/11 . . . hangend aan een hanger (F16L 3/14 heeft
voorrang) [5]
F 16 L 3/12 . . met een lichaam dat de
pijp, kabel of beschermingsbuis in hoofdzaak omringt
F 16 L 3/123 . . . en zich uitstrekkend langs het
bevestigingsvlak [5]
F 16 L 3/127 . . . en zich uitstrekkend weg vanaf het
bevestigingsvlak [5]
F 16 L 3/13 . . . en aangrijpend door klikwerking [5]
F 16 L 3/133 . . . en hangend aan een hanger (F16L 3/14 heeft
voorrang) [5]
F 16 L 3/137 . . . en bestaande uit een flexibele band [5]
F 16 L 3/14 . Hangers in de vorm van banden of kettingen
F 16 L 3/16 . met een speciale voorziening waardoor de pijp kan bewegen (F16L
3/01 heeft voorrang; ondersteunen van pijpen of kabels in andere pijpen of
moffen F16L 7/00) [5]
F 16 L 3/18 . . waarbij beweging mogelijk
is axiale richting
F 16 L 3/20 . . waarbij beweging
mogelijk is in dwarsrichting
F 16 L 3/202 . . . waarbij de dwarsbeweging wordt omgezet in
een roterende beweging (F16L 3/215 heeft voorrang) [6]
F 16 L 3/205 . . . met steunveren [5]
F 16 L 3/21 . . . . zorgend
voor een constante ondersteunende veerkracht [5]
F 16 L 3/215 . . . waarbij de beweging hydraulisch of
elektrisch wordt geregeld [5]
F 16 L
3/217 . . . . hydraulisch
[6]
F 16 L
3/22 . speciaal aangepast voor het met tussenpozen ondersteunen van een
aantal parallelle pijpen [6]
F 16 L 3/223 . . waarbij elke steun één
dwarsbasis heeft voor het ondersteunen van de pijpen (F16L 3/23 en F16L 3/237
hebben voorrang) [6]
F 16 L 3/227 . . . waarbij elke pijp wordt ondersteund door een
apart element dat is bevestigd aan de basis [6]
F 16 L 3/23 . . voor een bundel pijpen
of meerdere zij aan zij tegen elkaar geplaatste pijpen (F16L 3/237 heeft
voorrang) [6]
F 16 L 3/233 . . . door middel van een flexibele band [6]
F 16 L 3/237 . . voor twee pijpen [6]
F 16 L 3/24 . met een speciaal lichaam voor bevestiging aan profielbinten
F 16 L 3/26 . speciaal aangepast voor het ondersteunen van pijpen over hun
gehele lengte, bijv. pijpgoten of pijpdoorlaten [6]
F 16 L 5/00 Inrichtingen die worden
gebruikt waar pijpen, kabels of beschermingsbuizen door wanden of afscheidingen
gaan
(installaties van elektrische kabels of leidingen door wanden, vloeren of
plafonds H02G 3/22)
F 16 L 5/02 . Afdichten
Aantekening
Groep F16L 5/14 heeft voorrang boven de groepen F16L
5/04 tot F16L 5/12. [6]
F 16 L 5/04 . . voor het vormen van een
brandscherminrichting [6]
F 16 L 5/06 . . door middel van een
wartelmoer die een ring of mof samendrukt [6]
F 16 L 5/08 . . door middel van axiale
schroeven die een ring of mof samendrukken [6]
F 16 L 5/10 . . door alleen gebruik te
maken van afdichtingsringen of afdichtingsmoffen [6]
F 16 L 5/12 . . waarbij de pijp in twee
stukken wordt gesneden [6]
F 16 L 5/14 . . voor dubbelwandige
pijpen of pijpen met meerdere kanalen [6]
F 16 L 7/00 Ondersteunen van pijpen of
kabels in andere pijpen of moffen, bijv. voor het onder wegen of spoorwegen
kunnen inbrengen of terugtrekken van pijpen of kabels zonder onderbreking van
het verkeer
(moffen voor het ondersteunen van pijpen, kabels of beschermingsbuizen tussen
relatief beweegbare punten F16L 3/01) [5]
F 16 L 7/02 . waarbij de pijpen of kabels in de andere pijpen, kabels of moffen
wordt afgedicht [6]
Pijpen
F 16
L 9/00 Vaste
pijpen
F 16 L 9/01 . van hout (F16L 9/16 tot F16L 9/22 hebben voorrang) [6]
F 16 L 9/02 . van metaal (F16L 9/16 tot F16L 9/22 hebben voorrang; pijpen met
vinnen F28F)
F 16 L 9/04 . . Gewapende pijpen
F 16 L 9/06 . . Gegolfde pijpen
F 16 L 9/08 . van beton, cement of asbestcement, met of zonder wapening (F16L
9/16 tot F16L 9/22 hebben voorrang)
F 16 L 9/10 . van glas of keramiek, bijv. klei, kleitegels of porselein (F16L
9/16 tot F16L 9/22 hebben voorrang)
F 16 L 9/12 . van kunststoffen, met of zonder wapening (F16L 9/16 tot F16L 9/22
hebben voorrang)
F 16 L 9/127 . . waarbij de wanden
bestaan uit één laag [5]
F 16 L 9/128 . . . Gewapende pijpen [6]
F 16 L 9/133 . . waarbij de wanden
bestaan uit twee lagen [5]
F 16 L 9/14 . Samengestelde buizen, d.w.z. van materialen die niet volledig
vallen onder één van de voorgaande groepen (F16L 9/16 tot F16L 9/22 hebben
voorrang)
F 16 L 9/147 . . alleen bestaande uit
lagen van metaal en kunststoffen, met of zonder wapening [6]
F 16 L 9/153 . . alleen bestaande uit
lagen van metaal en beton, met of zonder wapening [6]
F 16 L 9/16 . gewikkeld uit platen of stroken, met of zonder wapening
F 16 L 9/17 . verkregen door het in de lengte buigen van een plaat, en het
verbinden van de randen [6]
F 16 L 9/18 . Dubbelwandige pijpen; Pijpen met meerdere kanalen of
pijpenstelsels (verbindingen daarvoor F16L 39/00)
F 16 L 9/19 . . Pijpen met meerdere
kanalen of pijpenstelsels [4]
F 16 L 9/21 . gemaakt van geluidabsorberende materialen of met een
geluidabsorberende structuur [7]
F 16 L 9/22 . Pijpen die zijn samengesteld uit meerdere segmenten
F 16 L 11/00 Slangen,
d.w.z. flexibele pijpen (slangvormige steunen voor pijpen, kabels of beschermingsbuizen,
tussen relatief beweegbare punten F16L 3/01; stofzuigerslangen A47L 9/24) [5]
F 16 L 11/02 . van vezels of draden, bijv. van textiel
F 16 L 11/04 . van rubber of flexibele kunststoffen
F 16 L 11/06 . . met
een homogene wand (F16L 11/11 heeft voorrang) [2]
F 16 L 11/08 . . met
wapeningen die zijn ingebed in de wand (F16L 11/11 heeft voorrang) [2]
F 16 L 11/10 . . met
wapeningen die niet zijn ingebed in de wand (F16L 11/11 heeft voorrang) [2]
F 16 L 11/11 . . met
een gegolfde wand [2]
F 16 L 11/112 . . . met wapeningen die zijn ingebed in de wand [5]
F 16 L 11/115 . . . met wapeningen die niet zijn ingebed in de
wand [5]
F 16 L 11/118 . . . met voorzieningen voor een specifiek doel, bijv.
elektrisch geleidend [5]
F 16 L 11/12 . . met
voorzieningen voor een specifieke doel, bijv. speciaal geprofileerd, met een
beschermingslaag, verwarmd of elektrisch geleidend (F16L 11/11 heeft voorrang) [2]
F 16 L 11/127 . . . elektrisch geleidend [5]
F 16 L 11/133 . . . drijvend [5]
F 16 L 11/14 . van een stijf materiaal, bijv. metaal of
harde kunststoffen
F 16 L 11/15 . . gegolfd
(F16L 11/16 heeft voorrang) [5]
F 16 L 11/16 . . gewikkeld
uit geprofileerde stroken of banden
F 16 L 11/18 . . Gelede
slangen, bijv. samengesteld uit een reeks ringen
F 16 L 11/20 . Dubbelwandige slangen [5]
F 16 L 11/22 . Slangen met meerdere kanalen [5]
F 16 L 11/24 . gewikkeld uit stroken of banden (F16L 11/16
heeft voorrang) [5]
F 16 L 11/26 . gemaakt van geluidabsorberende materialen of
met een geluidabsorberende structuur [7]
Pijpverbindingen;
Slangnippels [2,9]
F 16 L 13/00 Niet-losmaakbare
pijpverbindingen, bijv. gesoldeerde, gelijmde of gebreeuwde verbindingen (verbindingen voor vaste
pijpen van kunststoffen F16L 47/00)
F 16 L 13/007 . speciaal aangepast voor het met elkaar
verbinden van pijpen van ongelijksoortige materialen [5]
F 16 L 13/013 . . Accessoires
daarvoor [5]
F 16 L 13/02 . Lasverbindingen
F 16 L 13/04 . . met
voorzieningen voor het voorkomen van een te hoge spanning
F 16 L 13/06 . . . waarbij de spanning op de las wordt
opgeheven door middel van wegneembare lichamen, bijv. gedeelde spanringen of
bouten in flenzen
F 16 L 13/08 . Soldeerverbindingen
F 16 L 13/10 . Kleefverbindingen of lijmverbindingen
F 16 L 13/11 . . gebruikmakend
van materialen die de ruimte opvullen tussen delen van een verbinding vóór het
uitharden [2]
F 16 L 13/12 . met een afdichting van lood, een gebreeuwde
pakking en dergelijke
F 16 L 13/14 . gemaakt door het plastisch vervormen van het
materiaal van de pijp, bijv. door omzetten of walsen
F 16 L 13/16 . . waarbij
de pijpverbinding bestaat uit overlappende uiteinden met gemeenschappelijk
samenwerkende kragen [5]
F 16 L 15/00 Schroefdraadverbindingen (buisverbindingen die
worden gebruikt bij het diepboren E21B 17/08; zie voor verbindingen die in
eerste instantie worden afgedicht door andere middelen dan in elkaar grijpende
schroefdraad de relevante groepen die worden gekenmerkt door de
afdichtingsvoorzieningen); Schroefdraadvormen voor dergelijke verbindingen
F 16 L 15/02 . waarbij in hoofdzaak verstelling in
lengterichting mogelijk is door het gebruik van een langgerekt deel met
schroefdraad
F 16 L 15/04 . met extra afdichtingen [2]
F 16 L 15/06 . gekenmerkt door de vorm van de schroefdraad [5]
F 16 L 15/08 . met extra elementen (F16L 15/04 heeft
voorrang) [5]
F 16 L 17/00 Verbindingen
met een pakking die is aangepast voor afdichting door fluïdumdruk (compensatie-inrichtingen
F16L 51/00)
F 16 L 17/02 . met afdichtingsringen die zijn aangebracht
tussen het buitenvlak van een pijp en het binnenvlak van een mof of sok
F 16 L 17/025 . . waarbij
de afdichtingsringen radiaal gerichte ribben hebben [5]
F 16 L 17/03 . . met
ringvormige axiale lippen [2]
F 16 L 17/035 . . . waarbij de afdichtingsringen twee parallel
aan elkaar lopende ringen hebben [5]
F 16 L 17/04 . . met
een in lengrichting gespleten of gedeelde mof
F 16 L 17/06 . met afdichtingsringen die zijn aangebracht
tussen de eindvlakken van de pijpen of flenzen, of aangebracht in inkepingen in
de pijpuiteinden of de pijpflenzen
F 16 L 17/067 . . Kunststoffen
afdichtingsringen [6]
F 16 L 17/073 . . . waarbij de afdichtingsringen twee parallel
aan elkaar lopende ringen hebben [6]
F 16 L 17/08 . . Metalen
afdichtingsringen [5]
F 16 L 17/10 . waarbij de pakking wordt afgedicht door de
druk van een ander fluïdum dan het fluïdum dat in of om de pijp stroomt (voorzieningen
voor het compenseren van uitzetting bij pijpleidingen F16L 51/00) [5]
F 16 L 19/00 Verbindingen
waarin afdichtingsvlakken worden samengedrukt door middel van een lichaam,
bijv. een wartelmoer, dat op of in één van de verbindingsdelen wordt geschroefd (F16L 17/00 heeft
voorrang; indien gebruik wordt gemaakt van bouten of daarmee overeenkomende
verbindingsmiddelen F16L 23/00; verbindingsvoorzieningen of andere toebehoren
die speciaal zijn aangepast om te worden gemaakt van kunststoffen of om te
worden gebruikt met pijpen die zijn gemaakt van kunststoffen F16L 47/00)
F 16 L 19/02 . Pijpuiteinden die zijn voorzien van kragen
of flenzen, al dan niet ingebouwd met de pijp, die worden samengedrukt door een
geschroefd lichaam
F 16 L 19/025 . . waarbij
de pijpuiteinden ingebouwde kragen of flenzen hebben [5]
F 16 L 19/028 . . . waarbij de kragen of flenzen worden
verkregen door vervorming van de pijpwand [6]
F 16 L 19/03 . . met
flexibele afdichtingsringen tussen de afdichtingsvlakken [2]
F 16 L 19/04 . gebruikmakend van aanvullende stijve ringen,
die direct afdichten op tenminste één pijpuiteinde dat hetzij vóór hetzij
tijdens het maken van de verbinding wordt uitgezet
F 16 L 19/05 . . met
een stijve drukring tussen het geschroefde lichaam en de buitenkant van het
uitgezette pijpuiteinde [5]
F 16 L 19/06 . waarin radiale inklemming wordt verkregen
door een wigwerking op niet-vervormde pijpuiteinden
F 16 L 19/065 . . waarbij
de wigwerking wordt veroorzaakt door middel van een ring [5]
F 16 L 19/07 . . aangepast
voor gebruik in sokverbindingen of mofverbindingen [2]
F 16 L 19/075 . . speciaal
aangepast voor mofverbindingen [5]
F 16 L 19/08 . met metalen ringen die zich vastbijten in de
wand van de pijp
F 16 L 19/10 . . waarbij
het profiel van de ring wordt veranderd [5]
F 16 L 19/12 . . . met extra afdichtingsmiddelen [5]
F 16 L 19/14 . . . waarbij de ringen zijn ingebouwd in één van
de verbindingsdelen [6]
F 16 L 21/00 Verbindingen
met een mof of sok (F16L 13/00, F16L 17/00 en F16L 19/00 hebben voorrang;
verbindingsvoorzieningen of andere toebehoren die speciaal zijn aangepast om te
worden gemaakt van kunststoffen of om te worden gebruikt met pijpen die zijn
gemaakt van kunststoffen F16L 47/00; speciaal aangepast voor pijpen van bros
materiaal F16L 49/00)
F 16 L 21/02 . met elastische afdichtingsringen tussen pijp
en mof of tussen pijp en sok, bijv. met afrolringen of andere geprefabriceerde
profielringen (F16L 21/06 en F16L 21/08 hebben voorrang; als de verstelbaarheid
essentieel is F16L 27/00)
F 16 L 21/025 . . Afrollende
afdichtingsringen [5]
F 16 L 21/03 . . geplaatst
in de sok vóór verbinding (F16L 21/025 heeft voorrang) [5]
F 16 L 21/035 . . geplaatst
rond het insteekeinde vóór verbinding (F16L 21/025 heeft voorrang) [5]
F 16 L 21/04 . . waarin
afdichtingsringen worden samengedrukt door axiaal beweegbare lichamen
F 16 L 21/05 . . met
een eerste ring die wordt geplaatst op een mannelijk deel en een tweede ring in
de mof of sok [6]
F 16 L 21/06 . met een gedeelde mof of ring die om de
pijpuiteinden klemt (flensverbindingen F16L 23/00; snelkoppelingen F16L 37/00)
F 16 L 21/08 . met extra blokkeermiddelen (F16L 21/06 heeft
voorrang; snelkoppelingen F16L 37/00)
F 16 L 23/00 Flensverbindingen (F16L 13/00, F16L 17/00
en F16L 19/00 hebben voorrang; verstelbare verbindingen F16L 27/00; voor
slangen F16L 33/00; snelkoppelingen F16L 37/00; voor dubbelwandige pijpen of pijpen
met meerdere kanalen, of pijpenstelsels F16L 39/00; verbindingsvoorzieningen of
andere toebehoren die speciaal zijn aangepast om te worden gemaakt van
kunststoffen of om te worden gebruikt met pijpen die zijn gemaakt van
kunststoffen F16L 47/00; speciaal aangepast voor pijpen van bros materiaal F16L
49/00)
F 16 L 23/02 . waarbij de flenzen met elkaar worden
verbonden door axiaal aangespannen lichamen (F16L 23/12 heeft voorrang) [2,5]
F 16 L 23/024 . . gekenmerkt
door de wijze waarop de flenzen zijn verbonden met, of een uitsteeksel vormen
aan, de pijpen [5]
F 16 L 23/026 . . . door lassen [6]
F 16 L 23/028 . . . waarbij de flenzen tegen een schouder worden
gehouden [5]
F 16 L 23/032 . . gekenmerkt
door de vorm of samenstelling van de flenzen [5]
F 16 L 23/036 . . gekenmerkt
door de spanlichamen, bijv. speciaal aangepaste bouten of C-vormige klemmen [5]
F 16 L 23/04 . waarbij de flenzen met elkaar worden
verbonden door lichamen die in het radiale vlak worden aangespannen (F16L 23/12
heeft voorrang) [2,5]
F 16 L 23/06 . . verbonden
door knevelhefbomen (snelkoppelingen die worden aangetrokken door
knevelhefbomen F16L 37/20) [5]
F 16 L 23/08 . . verbonden
door tangentieel geplaatste pennen en moeren [5]
F 16 L 23/10 . . . met een draaiende of zwaaiende pen [5]
F 16 L 23/12 . speciaal aangepast voor specifieke pijpen [5]
F 16 L 23/14 . . voor
rechthoekige pijpen [5]
F 16 L 23/16 . gekenmerkt door de afdichtingsmiddelen [5]
F 16 L 23/18 . . waarbij
de afdichtingsmiddelen ringen zijn [6]
F 16 L 23/20 . . . uitsluitend van metaal [6]
F 16 L 23/22 . . . uitsluitend van een ander materiaal dan
metaal [6]
F 16 L 23/24 . . speciaal
aangepast voor ongelijke uitzetting van de delen van de verbinding [6]
F 16 L 25/00 Constructieve
soorten pijpverbindingen die niet vallen onder de groepen F16L 13/00 tot F16L
23/00 (verstelbare
verbindingen F16L 27/00; snelkoppelingen F16L 37/00; speciaal aangepast om te
worden gemaakt van kunststoffen of om te worden gebruikt met pijpen van
kunststoffen F16L 47/00)
F 16 L 25/01 . speciaal aangepast voor het realiseren van
elektrische geleiding tussen de twee pijpuiteinden van de verbinding of tussen
delen daarvan (elektrisch geleidende verbindingen tussen of met buisvormige
geleiders H01R 4/60) [7]
F 16 L 25/02 . speciaal aangepast voor het onderling
elektrisch isoleren van de twee pijpuiteinden van de verbindingen [2,7]
F 16 L 25/03 . . bij
niet-loskoppelbare pijpverbindingen [7]
F 16 L 25/04 . met een kraag of ring met een pen met
schroefdraad die vast is verbonden met het pijp-omvattende lichaam [5]
F 16 L 25/06 . met radiale blokkeermiddelen [5]
F 16 L 25/08 . . in
de vorm van schroeven, spijkers en dergelijke [6]
F 16 L 25/10 . Mofloze verbindingen tussen twee pijpen, waarbij
de ene in de andere wordt ingebracht [7]
F 16 L 25/12 . Verbindingen voor pijpen die axiaal op
afstand van elkaar staan [7]
F 16 L 25/14 . Verbindingen voor pijpen van verschillende
diameter of doorsnede [7]
F 16 L 27/00 Verstelbare
verbindingen; Verbindingen die beweging toestaan (snelverbindingen F16L
37/50; voor dubbelwandige pijpen of pijpen met meerdere kanalen, of voor
pijpenstelsels F16L 39/04; zwenkverbindingen tussen slangleidingen die worden
gebruikt voor het spoelen van boorgaten E21B 21/02) [5]
F 16 L 27/02 . Kogelgewrichtverbindingen, d.w.z. met een
mechanische verbinding die hoekbeweging of verstelling van de assen van de
delen in alle richtingen toestaat
F 16 L 27/04 . . met
gedeeltelijk bolvormige raakvlakken
F 16 L 27/047 . . . op de plaats gehouden door een geschroefd
lichaam met een inwendig bolvormig oppervlak [5]
F 16 L 27/053 . . . op de plaats gehouden door bouten die door
flenzen gaan [5]
F 16 L 27/06 . . . met speciale afdichtingsmiddelen tussen de
raakvlakken
F 16 L 27/067 . . . . waarbij
de afdichtingsmiddelen in werking worden gesteld door de druk van het medium [5]
F 16 L 27/073 . . . . waarbij
één van de samenwerkende vlakken de afdichtingsmiddelen vormen [5]
F 16 L 27/08 . waarbij alleen verstelling of beweging
mogelijk is om de as van één pijp
F 16 L 27/087 . . Verbindingen
met radiale vloeistofkanalen [6]
F 16 L 27/093 . . . banjovormig, d.w.z. haakse draaikoppelingen
[6]
F 16 L 27/10 . met alleen een flexibele verbinding
F 16 L 27/103 . . waarin
een flexibel element, bijv. een rubbermetaallaminaat, dat een gedwongen
afschuiving en doorbuiging ondergaat, is opgesloten tussen gedeeltelijk
gekromde vlakken [6]
F 16 L 27/107 . . waarbij
de uiteinden van de pijp onderling zijn verbonden door een flexibele mof [5]
F 16 L 27/108 . . . waarbij de mof de vorm heeft van een balg
met slechts één plooi [6]
F 16 L 27/11 . . . waarbij de mof de vorm heeft van een balg
met meerdere plooien [6]
F 16 L 27/111 . . . . waarbij
de balg gewapend is [6]
F 16 L 27/113 . . waarbij
de uiteinden van de pijp met elkaar zijn verbonden door een stijve mof [5]
F 16 L 27/12 . waarbij in hoofdzaak verstelling of beweging
in lengterichting mogelijk is (door gebruik van schroefdraad F16L 15/02)
F 16 L 29/00 Verbindingen
met fluïdum-afsluitmiddelen (snelkoppelingen met afsluitmiddelen F16L 37/28)
F 16 L 29/02 . met een afsluitinrichting in één van de twee
pijpuiteinden, waarbij de afsluitinrichting automatisch wordt geopend als de
koppeling tot stand wordt gebracht [5]
F 16 L 29/04 . met een afsluitinrichting in elk van de twee
pijpuiteinden, waarbij de afsluitinrichtingen automatisch worden geopend als de
koppeling tot stand wordt gebracht [5]
F 16 L 31/00 Voorzieningen
voor het verbinden van slangen met elkaar of met flexibele moffen (F16L 33/00 heeft
voorrang)
F 16 L 31/02 . voor het aftakken van slangen [6]
F 16 L 33/00 Voorzieningen
voor het verbinden van slangen met stijve lichamen (handgereedschap voor het
in slangen steken van fittingen B25B 27/10); Stijve slangverbindingen,
d.w.z. losse lichamen die beide slangen aangrijpen
(verbindingsvoorzieningen of andere toebehoren die speciaal is aangepast om te
worden gemaakt van kunststoffen of om te worden gebruikt met pijpen die zijn
gemaakt van kunststoffen F16L 47/00)
Aantekening
De groepen F16L 33/01 tot F16L 33/26 hebben voorrang
boven andere subgroepen. [7]
F 16 L 33/01 . speciaal aangepast voor slangen met een meerlaagse
wand [2]
F 16 L 33/02 . Slangklemmen
F 16 L 33/025 . . aangetrokken
door het vervormen van radiaal uitstekende lussen of vouwen [7]
F 16 L 33/03 . . Zelfsluitende
elastische beugels [7]
F 16 L 33/035 . . vastgezet
door middel van tanden of haken [7]
F 16 L 33/04 . . aangetrokken
door een tangentieel aangebrachte pen met schroefdraad en moer
F 16 L 33/06 . . . waarbij de pen met schroefdraad vast
verbonden is met het lichaam dat de slang omringt
F 16 L 33/08 . . waarbij
een worm samenwerkt met een deel van het lichaam dat de slang omringt, dat is
getand als een wormwiel
F 16 L 33/10 . . met
een in hoofdzaak radiaal aantreklichaam
F 16 L 33/12 . . met
een draaibaar of zwaaibaar aantreklichaam of vastzetlichaam, bijv. een
kniehefboom
F 16 L 33/14 . . met
een tapbout, d.w.z. waarbij het uiteinde van het lichaam dat de slang omringt
wordt opgewikkeld
F 16 L 33/16 . met afdichtingsmiddelen of vastzetmiddelen
waarbij gebruik wordt gemaakt van fluïdumdruk
F 16 L 33/18 . gekenmerkt door het gebruik van extra
afdichtingsmiddelen
F 16 L 33/20 . Niet-gedeelde ringen, moffen of soortgelijke
lichamen die rond de slang samentrekken of die in de slang uitzetten door
middel van gereedschap; Voorzieningen waarbij gebruik wordt gemaakt van
dergelijke lichamen
F 16 L 33/207 . . waarbij
slechts één mof is samengetrokken rond de slang [5]
F 16 L 33/213 . . waarbij
slechts één mof is uitgezet in de slang [5]
F 16 L 33/22 . met niet in de voorgaande groepen genoemde
middelen voor het vastgrijpen van de slang tussen binnendelen en buitendelen
F 16 L 33/23 . . waarbij
de buitendelen zijn gesegmenteerd, waarbij de segmenten tegen de slang worden
gedrukt door tangentieel aangebrachte lichamen [2]
F 16 L 33/24 . met delen die direct op of in de slang
worden geschroefd (F16L 33/22 heeft voorrang)
F 16 L 33/26 . speciaal aangepast voor slangen van metaal
F 16 L 33/28 . voor slangen waarvan één uiteinde eindigt in
een radiale flens of kraag [5]
F 16 L 33/30 . met alleen delen in de slangen (F16L 33/24
heeft voorrang) [7]
F 16 L 33/32 . met alleen delen buiten de slangen (F16L
33/24 heeft voorrang) [7]
F 16 L 33/30 . waarbij de binding wordt verkregen door
vulkaniseren, lijmen, smelten en dergelijke [7]
F 16 L 35/00 Speciale
voorzieningen die worden gebruikt in verband met eindfittingen van slangen,
bijv. veiligheidsinrichtingen of beschermingsinrichtingen
F 16 L 37/00 Snelkoppelingen (radiaal bindende moffen
F16L 17/04 of F16L 21/06; verbindingen van slangen met stijve lichamen F16L
33/00; verbindingen die automatisch worden gemaakt als voertuigen bij elkaar
worden gebracht B60D of B61G; speciaal aangepast voor smeerinrichtingen F16N
21/00)
F 16 L 37/02 . waarin de verbinding alleen in stand wordt
gehouden door wrijving tussen de met elkaar verbonden delen (F16L 37/22 heeft
voorrang)
F 16 L 37/04 . . met
een elastisch buitendeel dat tegen een binnendeel wordt gedrukt op grond van de
elasticiteit ervan (met blokkeerlichamen F16L 37/08)
F 16 L 37/05 . . . aangetrokken door de druk van een mechanisch
orgaan [5]
F 16 L 37/06 . . . aangetrokken door fluïdumdruk
F 16 L 37/08 . waarin de verbinding tussen aangrenzende of
elkaar axiaal overlappende uiteinden in stand wordt gehouden door blokkeerlichamen
(F16L 37/22 tot F16L 37/26 hebben voorrang)
F 16 L 37/084 . . gecombineerd
met automatische blokkering [5]
F 16 L 37/086 . . . door middel van grendellichamen die radiaal
worden voortgeduwd door veervormige elementen [7]
F 16 L 37/088 . . . door middel van een elastische splitring [5]
F 16 L 37/091 . . . door middel van een ring die is voorzien van
tanden of vingers [7]
F 16 L 37/092 . . . door middel van elementen die als een wig tussen
de pijp en het afgeknot-kegelvormige oppervlak van het lichaam van de
verbinding worden gestoken [5]
F 16 L 37/096 . . . door middel van haken die scharnieren om een
as [5]
F 16 L 37/098 . . . door middel van flexibele haken [7]
F 16 L 37/10 . . gebruikmakend
van een roterende uitwendige mof of ring op één van de delen
F 16 L 37/107 . . . Bajonetkoppelingen [7]
F 16 L 37/113 . . . waarbij het mannelijke deel oren op de
buitenrand heeft die de overeenkomstige sleuven in het vrouwelijke deel binnendringen
[7]
F 16 L 37/12 . . gebruikmakend
van haken, pallen of andere beweegbare of insteekbare blokkeerlichamen (F16L
37/084 heeft voorrang) [5]
F 16 L 37/124 . . . gebruikmakend van op een flens vastgemaakte
bouten, die kunnen kantelen in sleuven in een andere flens, en daarin wordt
vastgehouden door het aandraaien van moeren [7]
F 16 L 37/127 . . . gebruikmakend van haken die scharnieren om
een as [5]
F 16 L 37/133 . . . gebruikmakend van flexibele haken [5]
F 16 L 37/138 . . . gebruikmakend van een axiaal beweegbare mof
[7]
F 16 L 37/14 . . . Verbindingen die worden vastgezet door een
element, bijv. een stuk draad, een pen of een ketting, tussen twee
corresponderende vlakken te steken
F 16 L 37/15 . . . . waarbij
het element een wig is [7]
F 16 L 37/16 . . . Verbindingen die worden aangetrokken door de
werking van wigvormige scharnierende haken
F 16 L 37/18 . . . Verbindingen die worden aangetrokken door
excentrieken of roteerbare nokken
F 16 L 37/20 . . . Verbindingen die worden aangetrokken door
kniehefbomen
F 16 L 37/22 . waarin de verbinding onder radiale druk
tussen de delen in stand wordt gehouden door middel van kogels, rollen of
schroefveren
F 16 L 37/23 . . door
middel van kogels [5]
F 16 L 37/24 . waarin de verbinding wordt gemaakt door het
ene lichaam axiaal in het andere te steken en het vervolgens tot op zekere
hoogte te laten roteren, bijv. met bajonetwerking
F 16 L 37/244 . . waarbij
de koppeling coaxiaal loopt met de pijp [5]
F 16 L 37/248 . . . Bajonetkoppelingen [5]
F 16 L 37/252 . . . waarbij het mannelijke deel nokken op de
buitenomtrek heeft die in corresponderende sleuven in het vrouwelijke deel
binnendringen [5]
F 16 L 37/256 . . waarbij
de koppeling niet coaxiaal loopt met de pijp [5]
F 16 L 37/26 . waarin de verbinding wordt gemaakt door het
samen in dwarsrichting bewegen van de delen, met of zonder hun daaropvolgende
rotatie
F 16 L 37/28 . met fluïdum-afsluitmiddelen
F 16 L 37/30 . . met
fluïdum-afsluitmiddelen in elk van de twee pijp-eindfittingen [5]
F 16 L 37/32 . . . waarbij tenminste één van twee hefkleppen
automatisch wordt geopend als de koppeling tot stand wordt gebracht [5]
F 16 L 37/33 . . . . waarbij
de hefkleppen kogelkleppen zijn [7]
F 16 L 37/34 . . . . waarbij
tenminste één van de hefkleppen een schuifklep is, d.w.z. waarbij een mof
telescopisch over een cilindrische binnenwand wordt bewogen [5]
F 16 L 37/35 . . . . waarbij
tenminste één van de kleppen een axiale boring heeft die overeenkomt met
zijopeningen [7]
F 16 L 37/36 . . . met twee hefkleppen die in werking worden
gesteld voor het op gang brengen van de stroming door de koppeling, nadat beide
koppeldelen tegen terugtrekking zijn geblokkeerd [5]
F 16 L 37/367 . . . met twee schuifkranen of schuifkleppen
[7]
F 16 L 37/373 . . . met twee kranen of afsluiters [7]
F 16 L 37/38 . . met
fluïdum-afsluitmiddelen in slechts één van de twee pijp-eindfittingen [5]
F 16 L 37/40 . . . met een hefklep die automatisch wordt
geopend als de koppeling tot stand wordt gebracht [5]
F 16 L 37/407 . . . . waarbij
de hefklep een kogelklep is [7]
F 16 L 37/413 . . . . waarbij
de hefklep een schuifklep is, d.w.z. waarbij een mof telescopisch over een
cilindrische binnenwand wordt bewogen [7]
F 16 L 37/42 . . . . waarbij
de klep een axiale boring heeft die in verbinding staat met zijopeningen [5]
F 16 L 37/44 . . . waarbij één hefklep in werking wordt gesteld
voor het op gang brengen van de stroming door de koppeling, nadat beide
koppeldelen tegen terugtrekking zijn geblokkeerd [5]
F 16 L 37/46 . . . met een schuifkraan of schuifklep [5]
F 16 L 37/47 . . . met een kraan of afsluiter [7]
F 16 L 37/48 . voor het bevestigen van een pijp op het
uiteinde van een kraan [5]
F 16 L 37/50 . verstelbaar; waarbij beweging mogelijk is
tussen de samengevoegde delen [5]
F 16 L 37/52 . . Kogelgewrichtverbindingen,
d.w.z. met een mechanische verbinding die hoekbeweging of verstelling van de
assen van de delen in elke richting toestaat [5]
F 16 L 37/53 . . waarbij
verstelling of beweging alleen mogelijk is om de as van één pijp [7]
F 16 L 37/54 . . voor
pijpen onder druk die slechts aan één zijde worden ondersteund [5]
F 16 L 37/56 . voor dubbelwandige pijpen of pijpen met
meerdere kanalen [5]
F 16 L 37/58 . waarbij de uiteinden van de beide helften
van de koppeling tegen elkaar worden gedrukt zonder in die positie te worden
geblokkeerd [5]
F 16 L 37/60 . met een plug en een vaste wandbehuizing
[7]
F 16 L 37/62 . pneumatisch of hydraulisch in werking
gesteld [7]
F 16 L 39/00 Verbindingen
of fittingen voor dubbelwandige pijpen of pijpen met meerdere kanalen, of voor
pijpenstelsels
F 16 L 39/02 . voor slangen
F 16 L 39/04 . waarbij verstelling of beweging mogelijk is
F 16 L 37/06 . met meervoudige zwenking, bijv. met meerdere
axiaal bevestigde modules [7]
F 16 L 41/00 Vertakken
van pijpen; Verbinden van pijpen met wanden (F16L 39/00 heeft voorrang; verbindingen die
niet zijn ontworpen voor het transporteren van een fluïdum F16B 9/00; zie voor
verbindingen die geschikt zijn voor het met elkaar verbinden van pijpuiteinden
de relevante groepen)
F 16 L 41/02 . Aftakkingen, bijv. uit één stuk, gelast of
geklonken
F 16 L 41/03 . . met
knooppunten voor vier of meer pijplichamen [5]
F 16 L 41/04 . Tappen van pijpwanden, d.w.z. het maken van
verbindingen door de wanden van pijpen terwijl er fluïda door heen stromen;
Fittingen daarvoor (zie voor apparatuur of bewerkingen met betrekking tot
metaalbewerkingsstappen de relevante klassen voor die metaalbewerkingen)
F 16 L 41/06 . . gebruikmakend
van bevestigingsmiddelen die de pijp omvatten
F 16 L 41/08 . Verbinden van pijpen met wanden of pijpen,
waarbij de as van de samengevoegde pijp loodrecht staat op het vlak van een
wand of op de as van een andere pijp (F16L 41/02 heeft voorrang) [2]
F 16 L 41/10 . . waarbij
het uiteinde van de pijp in de wand wordt geschroefd [5]
F 16 L 41/12 . . gebruikmakend
van bevestigingsmiddelen die de pijp omvatten [5]
F 16 L 41/14 . . waarbij
een tussendeel tegen de binnenzijde of buitenzijde van de wand wordt geschroefd
[5]
F 16 L 41/16 . . waarbij
de aftakpijp fluïdum-afsluitmiddelen bevat [5]
F 16 L 41/18 . . waarbij
de aftakpijp beweegbaar is [7]
F 16 L 43/00 Bochten;
Sifons
(met reinigingsopeningen F16L 45/00; sifons voor toiletten E03D 11/18; sifons
in het algemeen F04F 10/00)
F 16 L 43/02 . aangepast om gebruik te maken van speciale
vastzetmiddelen
F
16 L 45/00 Pijpeenheden
met een reinigingsopening en een afsluiting daarvoor
F 16 L 47/00 Verbindingsvoorzieningen
of andere fittingen die speciaal zijn aangepast om te worden gemaakt van
kunststoffen of om te worden gebruikt met pijpen van kunststoffen
(pakkingen voor verbindingen die zijn aangepast om af te dichten door
fluïdumdruk F16L 17/00)
F 16 L 47/02 . Lasverbindingen; Lijmverbindingen
F 16 L 47/03 . . Lasverbindingen met een
elektrische weerstand ingebed in de verbinding [7]
F 16 L 47/04 . met een wartelmoer of kraag die de pijp
aangrijpt [2]
F 16 L 47/06 . met een mof of sok die wordt gevormd door of
in het pijpeinde [2]
F 16 L 47/08 . . met
afdichtingsringen die zijn aangebracht tussen het buitenvlak van het ene
pijpuiteinde en het binnenvlak van de mof of sok, waarbij de afdichtingsringen
vooraf in de mof of sok zijn geplaatst [7]
F 16 L 47/10 . . . waarbij de afdichtingsringen op hun plaats
worden gehouden door extra middelen [7]
F 16 L 47/12 . . met
extra blokkeermiddelen [7]
F 16 L 47/14 . Flensverbindingen [7]
F 16 L 47/16 . Schroefdraadverbindingen [7]
F 16 L 47/18 . Verstelbare verbindingen; Verbindingen die
beweging toestaan [7]
F 16 L 47/20 . in beginsel op basis van specifieke
eigenschappen van kunststoffen [7]
F 16 L 47/22 . . gebruikmakend
van krimpmateriaal [7]
F 16 L 47/24 . . voor
verbindingen tussen metalen pijpen en kunststofpijpen [7]
F 16 L 47/26 . voor het aftakken van pijpen; voor het
verbinden van pijpen met wanden; Verloopstukken daarvoor [7]
F 16 L 47/28 . . Verbinden
van pijpen met wanden of met andere pijpen; waarbij de as van de verbonden pijp
loodrecht op de wand of op de as van de andere pijp staat [7]
F 16 L 47/30 . . . gebruikmakend van vastmaakmiddelen die de
pijp omvatten [7]
F 16 L 47/32 . . Aftakeenheden,
bijv. gemaakt uit één stuk, gelast of geklonken [7]
F 16 L 47/34 . . Aftappen
van pijpen, d.w.z. het maken van verbindingen door wanden van pijpen tijdens
het stromen van fluïda; Toebehoren daarvoor [7]
F 16 L 49/00 Speciaal
aangepaste verbindingsvoorzieningen, bijv. koppelingen, voor pijpen van bros
materiaal, bijv. glas of aardewerk [5]
F 16 L 49/02 . Verbindingen met een mof of sok [5]
F 16 L 49/04 . Flensverbindingen [5]
F 16 L 49/06 . Verbindingen waarin de afdichtingsvlakken worden samengeperst door
middel van een lichaam, bijv. een wartelmoer, die op of in één van de
verbindingsdelen worden geschroefd [7]
F 16 L 49/08 . Verstelbare verbindingen; Verbindingen die
beweging toestaan [7]
F 16 L 51/00 Voorzieningen
voor het compenseren van uitzetting van pijpleidingen (telescopische pijpen
F16L 27/12)
F 16 L 51/02 . gebruikmakend van een balg of een uitzetbare
gevouwen of geplooide buis
F 16 L 51/03 . . met
twee of meer balgen [5]
F 16 L 51/04 . gebruikmakend van bochten, bijv. liervormig
F 16 L 53/00 Verwarmen
of koelen van pijpen of pijpsystemen (voorkomen van bevriezing van pijpen, ontdooien van bevroren
pijpen E03B 7/12 of E03B 7/14; pijpleidingsystemen, pijpleidingen F17D)
F
16 L 53/30 . Verwarmen
van pijpen of pijpstemen [18]
F
16 L 53/32 . . gebruikmakend van hete vloeistoffen [18]
F
16 L 53/34 . . gebruikmakend van elektrische, magnetische
of elektromagnetische velden, bijv. inductieverwarming, diëlektrische
verwarming of microgolfverwarming [18]
F
16 L 53/35 . . Weerstandverwaming [18]
F
16 L 53/37 . . . waarbij
de verwarmende stroom direct door de te verwarmen pijp loopt [18]
F
16 L 53/38 . . . gebruikmakend
van langgerekte elektrische verwarmingselementen, bijv. draden of stroken [18]
F
16 L 53/70 . Koelen
van pijpen of pijpsystemen [18]
F
16 L 53/75 . . gebruikmakend van koelvinen [18]
F 16 L 55/00 Inrichtingen
of toebehoren voor gebruik in, of in verband met, pijpen of pijpsystemen (de groepen F16L 1/00 tot
F16L 53/00, F16L 57/00 en F16L 59/00 hebben voorrang; repareren of met elkaar
verbinden van pijpen op of onder water F16L 1/26; sproeiers B05B; reinigen van
pijpen B08B 9/02, bijv. verwijderen van verstoppingen B08B 9/027; inrichtingen
voor het voorkomen van het barsten van waterpijpen door bevriezing E03B 7/10;
voor huishoudelijke sanitaire installaties E03C 1/00; voorzieningen voor het
afdichten van lekkende buizen of leidingen van warmtewisselaars F28F 11/00) [8]
F 16 L 55/02 . Energiedempers; Geluiddempers (in kleppen
F16K 47/00)
F 16 L 55/027 . . Smoorkanalen
(beïnvloeden van fluïdumstroming F15D 1/00; regelen van fluídum-stroming G05D
7/00) [5]
F 16 L 55/033 . . Geluiddempers
(F16L 55/027 heeft voorrang) [5]
F 16 L 55/035 . . . in de vorm van speciaal aangepaste hangers
of steunen [7]
F 16 L 55/04 . Inrichtingen voor het dempen van pulsen of
trillingen in fluïda
F 16 L 55/045 . . speciaal
aangepast voor het voorkomen of verminderen van de effecten van waterslag [5]
F 16 L 55/05 . . . Buffers daarvoor (accumulatoren F15B 1/04) [5]
F 16 L 55/052 . . . . Pneumatische
reservoirs [7]
F 16 L 55/053 . . . . . waarbij het gas in het reservoir gescheiden
wordt gehouden van het fluïdum in de pijp [7]
F 16 L 55/054 . . . . . . waarbij
het reservoir wordt geplaatst in of om de pijp waarvan deze is gescheiden door
een mof-vormig membraan [7]
F 16 L 55/055 . . . Kleppen daarvoor [5]
F 16 L 55/07 . Opstelling of bevestiging van inrichtingen,
bijv. kleppen, voor ontluchting, beluchting of afwatering (opstelling van
aftapinrichtingen in watertoevoersystemen E03B 7/08; aftapapparatuur F16K of
F16T; ontluchtingsinrichtingen of beluchtingsinrichtingen op zich F16K 24/00) [2]
F 16 L 55/09 . Klimaatregeling, bijv. ontwatering, in
pneumatische systemen (in het algemeen F24)
F 16 L 55/10 . Middelen voor het stoppen van stroming uit
of in pijpen of slangen (F16L 29/00 en F16L 37/28 hebben voorrang; voor het afdekken
van lekkages F16L 55/16; kleppen F16K) [7]
F 16 L 55/103 . . door
het tijdelijk bevriezen van vloeistofgedeelten in de pijp [7]
F 16 L 55/105 . . Sluitinrichtingen
die radiaal in de pijp of slang worden gestoken [5]
F 16 L 55/11 . . Pluggen
[5]
F 16 L 55/115 . . Doppen
[5]
F 16 L 55/12 . . door
het in de pijp steken van een lichaam dat ter plaatse kan uitzetten
(opblaasbare afsluitkleppen F16K 7/10)
F 16 L 55/124 . . . radiaal ingebracht in de pijp of slang [5]
F 16 L 55/128 . . . axiaal ingebracht in de pijp of slang [5]
F 16 L 55/13 . . . . waarbij
de sluitinrichting een plug is die wordt vastgezet door plastische vervorming
[7]
F 16 L 55/132 . . . . waarbij
de sluitinrichting een plug is die wordt vastgezet door het radiaal vervormen
van de pakking [5]
F 16 L 55/134 . . . . . door middel van een opblaasbare pakking
[7]
F 16 L 55/136 . . . . waarbij
de sluitinrichting een plug is die wordt vastgezet door het radiaal uitzetten
of vervormen van een splitring, een haak en dergelijke [5]
F 16 L 55/16 . Inrichtingen voor het afdekken van lekken in
pijpen of slangen, bijv. slangreparatiemiddelen [7]
F 16 L 55/162 . . van
binnenuit (speciaal aangepast voor bochten, aftakeenheden, aftakpijpen en
dergelijke F16L 55/179) [5,7]
F 16 L 55/163 . . . waarbij een ring, band of mof tegen het
binnenvlak van de pijp wordt gedrukt [7]
F 16 L 55/164 . . . waarbij een afdichtingsfluïdum in de pijp
wordt ingebracht (F16L 55/1645 heeft voorrang) [7]
F 16 L 55/1645 . . . waarbij een afdichtingsmateriaal in de pijp
wordt ingebracht door middel van een gereedschap dat door de pijp beweegt
[7]
F 16 L 55/165 . . . waarbij een pijp in het beschadigde gedeelte
wordt gestoken [5,7]
F 16 L 55/168 . . van
buitenaf (speciaal aangepast voor bochten, aftakeenheden, aftakpijpen en
dergelijke F16L 55/179) [5,7]
F 16 L 55/17 . . . door middel van ringen, banden of moffen die
tegen het buitenvlak van de pijp of slang worden gedrukt (slangklemmen voor het
verbinden van slangen met stijve lichamen F16L 33/02) [5,7]
F 16 L 55/172 . . . . waarbij
de ring, band of mof wordt aangetrokken door een tangentieel aangebrachte pen
met schroefdraad en moer [5,7]
F 16 L 55/175 . . . door gebruik te maken van materialen die een
ruimte rond de pijp opvullen vóór uitharding [5,7]
F 16 L 55/178 . . . door vastklemmen van een buitenpakking tegen
een verbinding met een mof of sok [5,7]
F 16 L 55/179 . . speciaal
aangepast voor bochten, aftakeenheden, aftakpijpen en dergelijke [7]
F 16 L 55/18 . Toebehoren voor gebruik bij het repareren
van pijpen (F16L 55/10 heeft voorrang)
F 16 L 55/24 . Voorkomen van opeenhoping van vuil of ander
materiaal in pijpen, bijv. door vallen of zeven
F 16 L 55/26 . Pigs
of moles, d.w.z. inrichtingen die in
een pijp of leiding kunnen bewegen met of zonder eigen voortstuwingsmiddelen
(tunnelspoorwegsystemen B61B 13/10; transporteren van artikelen door pijpen of
buizen, bijv. buizenpostsystemen, B65G 51/00) [5]
Aantekeningen
(1) Speciaal
aangepaste pigs of moles voor specifieke toepassingen
worden geklasseerd in de relevante plaatsen voor die toepassingen, bijv.:
- blokkeren
van de stroming door of in pijpen of slangen F16L 55/12;
- repareren
van pijpen F16L 55/18;
- aanbrengen
van vloeistoffen of andere vloeibare materialen op de binnenzijde van buizen
B05C 7/08;
- reinigen
van pijpen of buizen, of van pijpsystemen of buissystemen B08B 9/02;
- lassen
of snijden B23K 37/02;
- grondboorwerk
E21B;
- reinigen
van schoorstenen F23J 3/02;
- reinigen
van inwendige of uitwendige oppervlakken van warmte-uitwisselende of
warmte-overdragende leidingen F28G;
- meten,
testen G01;
- inspecteren
van vaten in kernreactoren G21C 17/003;
- inspecteren
of onderhouden van pijpleidingen of buizen in kerninstallaties G21C 17/017;
- installeren
van elektrische, of gecombineerde optische en elektrische, kabels of leidingen
H02G. [5]
(2) In deze
groep is het gewenst om de indexcodes van groep F16L 101/00 toe te voegen.
[6,8]
F 16 L 55/28 . . Constructieve
aspecten [6]
F 16 L 55/30 . . . van de voorstuwingsmiddelen, bijv. getrokken
door kabels [6]
F 16 L 55/32 . . . . zelfstandig
[6]
F 16 L 55/34 . . . . . waarbij de pig of mole stap voor
stap worden bewogen [6]
F 16 L 55/36 . . . . . met straalaandrijving [6]
F 16 L 55/38 . . . . aangedreven
door fluïdumdruk [6]
F 16 L 55/40 . . . van het lichaam [6]
F 16 L 55/42 . . . . gegeleerd
of afbreekbaar [6]
F 16 L 55/44 . . . . uitzetbaar
[6]
F 16 L 55/46 . . Wegschieten
of terughalen van pigs of moles [6]
F 16 L 55/48 . . Aanduiden
van de positie van de pig of mole in de pijp of leiding [6]
F 16 L 57/00 Beschermen
van pijpen of van soortgelijk gevormde objecten tegen uitwendige of inwendige
schade of slijtage (ondersteunen van pijpen in andere pijpen of moffen F16L 7/00;
gebruikt in verband met eindfittingen van slangen F16L 35/00; beschermen van
pijpen of pijpfittingen tegen corrosie of aanzetsel F16L 58/00; beschermen
daarvan tijdens transport B65D, bijv. B65D 59/00)
F 16 L 57/02 . tegen scheuren of knikken [7]
F 16 L 57/04 . tegen brand of andere externe bronnen van
extreme warmte [7]
F 16 L 57/06 . tegen slijtage (F16L 57/04 heeft voorrang)
[7]
F 16 L 58/00 Beschermen
van pijpen of pijpfittingen tegen corrosie of aanzetsel (ondersteunen van pijpen
in andere pijpen of moffen F16L 7/00; samengestelde buizen F16L 9/14; reinigen
van pijpen of buizen B08B 9/02)
F 16 L 58/02 . door middel van inwendige of uitwendige
coatings (coatings voor thermische isolatie F16L 59/00; zie voor methoden of
machines voor het aanbrengen van coatings de relevante plaatsen, bijv. B28B
21/94) [2]
F 16 L 58/04 . . Coatings
die worden gekenmerkt door de gebruikte materialen (F16L 58/16 heeft voorrang;
zie voor samenstellingen de relevante klassen, bijv. C04B) [2]
F 16 L 58/06 . . . door cement, beton en dergelijke [2]
F 16 L 58/08 . . . door metaal [2]
F 16 L 58/10 . . . door rubber of kunststoffen [2]
F 16 L 58/12 . . . door teer of bitumen [2]
F 16 L 58/14 . . . door keramiek of email [2]
F 16 L 58/16 . . waarbij
de coating de vorm heeft van een bandage (apparatuur voor het bedekken van
kernen door omwikkelen B65H 81/00) [2]
F 16 L 58/18 . speciaal aangepast voor pijpfittingen [2]
F 16 L 59/00 Thermisch
isoleren in het algemeen (warmte-isolatie of geluidsisolatie in gebouwen E04B;
warmte-isolatie in stoommachines F01B 31/08; warmte-isolatie in
rotatiezuigermachines of rotatiezuigermotoren F01C 21/06; warmte-isolatie van
pompen F04C 29/04; thermisch isoleren van drukvaten F17C 1/12; drukloze vaten
met een voorziening voor isolatie F17C 3/02)
F 16 L 59/02 . Uiterlijk of vorm van isolatiematerialen,
met of zonder afdekkingen als deel van de isolatiematerialen (zie voor
chemische aspecten de relevante klassen)
F 16 L 59/04 . Voorzieningen waarbij gebruik wordt gemaakt
van droge vulstoffen, bijv. gebruikmakend van slakkenwol
F 16 L 59/05 . . in
geprefabriceerde schalen of afdekkingen [2]
F 16 L 59/06 . Voorzieningen waarbij gebruik wordt gemaakt
van een luchtlaag of vacuüm
F 16 L 59/065 . . gebruikmakend
van een vacuüm [7]
F 16 L 59/07 . . waarbij
de luchtlaag wordt ingesloten door één of meer isolatielagen [7]
F 16 L 59/075 . . waarbij
de luchtlaag of het vacuüm worden beperkt door langwerpige kanalen die zijn
verspreid rond de omtrek van een buis [7]
F 16 L 59/08 . Middelen voor het voorkomen van straling,
bijv. met metaalfolie
F 16 L 59/10 . Bandages of afdekkingen voor het beschermen
van de isolatie, bijv. tegen de invloed van de omgeving of tegen mechanische
schade (als deel van isolatiematerialen F16L 59/02)
F 16 L 59/11 . . Vaste
afdekkingen voor kniestukken [7]
F 16 L 59/12 . Voorzieningen voor het ondersteunen van
isolatie vanaf de wand of vanaf het geïsoleerde lichaam, bijv. door middel van
afstandhouders tussen de pijp en het warmte-isolatiemateriaal; Speciaal
aangepaste voorzieningen voor het ondersteunen van geïsoleerde lichamen
F 16 L 59/125 . . Spiraalvormige
afstandhouders [7]
F 16 L 59/13 . . Verende
steunen [7]
F 16 L 59/135 . . Speciaal
aangepaste hangers of steunen voor geïsoleerde pijpen [7]
F 16 L 59/14 . Voorzieningen voor het isoleren van pijpen
of pijpsystemen (F16L 59/02 tot F16L 59/12 hebben voorrang)
F 16 L 59/147 . . waarbij
de isolatie vanaf het buitenoppervlak van de pijp naar binnen toe is
aangebracht [5]
F 16 L 59/15 . . voor
ondergrondse pijpen [7]
F 16 L 59/153 . . voor
flexibele pijpen [5]
F 16 L 59/16 . . Speciaal
aangepaste voorzieningen voor plaatselijke vereisten bij flenzen, knooppunten, kleppen
en dergelijke (middelen in of op kleppen voor verwarming of koeling F16K 49/00)
F 16 L 59/18 . . . aangepast voor verbindingen [5]
F 16 L 59/20 . . . . voor
niet-loskoppelbare verbindingen [5]
F 16 L 59/21 . . . aangepast voor compensatie-inrichtingen voor
uitzetting [7]
F 16 L 59/22 . . . aangepast voor bochten [5]
Indexschema in samenhang met de groepen F16L 55/26 tot F16L 55/48,
met betrekking tot het gebruik of de toepassing van pigs of moles. [6]
F 16 L 101/00 Gebruik of toepassing van pigs
of moles [6]
F 16 L 101/10 . Behandelen van de binnenkant van pijpen [6]
F 16 L 101/12 . . Reinigen
[6]
F 16 L 101/14 . . Drogen
[6]
F 16 L 101/16 . . Coaten
door tepassen van vloeiende materialen, bijv. schilderen [6]
F 16 L 101/18 . . Bekleden
anders dan coaten
F 16 L 101/20 . Verdrijven van gassen of vloeistoffen
F 16 L 101/30 . Inspecteren, meten of testen [6]
F 16 L 101/40 . Scheiden van getransporteerde fluïda [6]
F 16 L 101/50 . Doortrekken van kabels en dergelijke [6]
F 16 L 101/60 . Stoppen van lekken [6]
F 16 L 101/70 . Boorbronactiviteiten [6]