SECTIE E          BOUWKUNDE

 

BOUW

 

E 05        SLOTEN; SLEUTELS; RAAMBESLAG OF DEURBESLAG; BRANDKASTEN OF KLUIZEN 

              Aantekening

 

              In deze klasse worden de volgende termen gebruikt met de aangegeven betekenissen:

              -         “vleugel” is een algemene aanduiding voor wegzwaaibare, verschuifbare of op andere wijze beweegbare deuren of ramen. Deze term houdt tevens andere beweegbare structuren in zoals laden, deksels van kisten of koffers, of kofferdeksels of motorkappen van voertuigen, waarbij de bedieningsmiddelen, bevestigingsmiddelen, grendelmiddelen of borgmiddelen uit deze klasse kunnen zijn toegepast;

              -         “kozijn” betekent elk lichaam waarmee een vleugel kan worden vastgehouden door een sluitinrichting. Het houdt geen dragende constructie in die deel uitmaakt van de vleugel, maar kan wel een andere vleugel zijn;

              -         “slot” betekent allereerst een inrichting voor het losmaken of vastzetten van een lichaam, waarbij voor de vrijgave een sleutel of een lettermechanisme of cijfermechanisme nodig is. In de groepen E05B 1/00 tot E05B 9/00, E05B 13/00 tot E05B 17/00, E05B 39/00 tot E05B 47/00, E05B 51/00, E05B 53/00, E05B 63/00 en E05B 65/00 echter kan de term “slot” betrekking hebben op een andere sluitinrichting;

              -         “schoot” betekent een verschuifbaar, draaibaar of een op andere wijze beweegbaar lichaam dat gewoonlijk wordt gebruikt voor het gesloten houden van een deur door ingrijping in een holte in de post. Het kan direct met de hand worden bediend of door middel van een mechanisme of een sleutel; het kan ook een grendel zijn (zie hieronder);

              -         “klink” betekent een schoot die kan worden bewogen naar de lossende positie tegen de kracht in van een veer of een andere tegenkracht, als een vleugel bij het sluiten tegen het kozijn aankomt, zodat het niet met de hand hoeft te worden bediend voor het vastzetten van de vleugel maar alleen voor het openen daarvan;

              -         “grendel” betekent een lichaam dat scharnierend vastzit aan het kozijn of de vleugel, zodat het naar het aanzichtvlak van de vleugel of het kozijn kan worden bewogen en daaraan kan worden vastgezet, bijv. door een draaiknop of een hangslot met kram.

 

E 05 C     SCHOTEN OF VASTZETINRICHTINGEN VOOR VLEUGELS, IN HET BIJZONDER VOOR DEUREN OF RAMEN (klinkmiddelen voor zijportieren of kofferdeksels van voertuigen B62D 33/037; vastzetinrichtingen voor constructie-elementen of bouwelementen E04 of F16B; sloten, sluitinrichtingen die structureel of qua bediening zijn gecombineerd of in belangrijke mate samenwerken met sloten E05B; middelen voor het bedienen of regelen van vastzetmiddelen voor vleugels in samenhang met mechanismen voor het bewegen van de vleugel E05F)

 

              Aantekeningen

               

              (1)      In deze subklasse wordt alleen die beweging in beschouwing genomen die essentieel is voor het vastzetten van de vleugel, bijv. een schuifgrendel die wordt geroteerd om zijn as voor het voorkomen van terugtrekking daarvan wordt slechts geklasseerd naar de schuivende beweging.

              (2)      De aandacht wordt gevestigd op de definities volgend op de titel van klasse E05.

 

Schoten, klinken of daarmee overeenkomende vleugelvastzetinrichtingen die worden gekenmerkt door een speciale wijze van bewegen, bijv. rechtlijnig, draaiend of roterend [9] 

E 05 C       1/00                    Vastzetinrichtingen met rechtlijnig bewegende schoten (inrichtingen die automatisch worden vrijgegeven door aan de vleugel te trekken of er op te drukken E05C 19/02) [9]

E 05 C      1/02                    .    zonder grendelwerking

E 05 C      1/04                    .    .    waarbij de bedieningshandgreep of een daarmee overeenkomend lichaam star is verbonden met de schoot

E 05 C      1/06                    .    .    waarbij de bedieningshandgreep of een daarmee overeenkomend lichaam op een andere wijze beweegt dan star verbonden met de schoot

E 05 C      1/08                    .    met grendelwerking

E 05 C      1/10                    .    .    waarbij de bedieningshandgreep of een daarmee overeenkomend lichaam star is verbonden met de schoot

E 05 C      1/12                    .    .    waarbij de bedieningshandgreep of een daarmee overeenkomend lichaam op een andere wijze beweegt dan star verbonden met de schoot

E 05 C      1/14                    .    .    .    waarbij de handgreep of het lichaam voornamelijk beweegt naar, of van, het vlak van de vleugel of van het kozijn

E 05 C      1/16                    .    .    .    waarbij de handgreep of het lichaam voornamelijk beweegt in een vlak dat in hoofdzaak parallel ligt aan de vleugel 

E 05 C       3/00                    Vastzetinrichtingen met schoten die draaiend of roterend bewegen (inrichtingen die automatisch worden vrijgegeven door aan de vleugel te trekken of er op te drukken E05C 19/02) [9]

E 05 C      3/02                    .    zonder grendelwerking

E 05 C      3/04                    .    .    waarbij de bedieningshandgreep of een daarmee overeenkomend lichaam star is verbonden met de schoot

E 05 C      3/06                    .    .    waarbij de bedieningshandgreep of een daarmee overeenkomend lichaam op een andere wijze beweegt dan star verbonden met de schoot

E 05 C      3/08                    .    .    .    waarbij de handgreep of het lichaam voornamelijk beweegt naar, of van, het vlak van de vleugel of van het kozijn

E 05 C      3/10                    .    .    .    waarbij de handgreep of het lichaam voornamelijk beweegt in een vlak dat in hoofdzaak parallel ligt aan de vleugel

E 05 C      3/12                    .    met grendelwerking (inrichtingen waarin het vastzetdeel wordt gevormd of meer wordt gedragen door een veer, en slechts beweegt door vervorming van de veer, bijv. kliksluitingen, E05C 19/06)

E 05 C      3/14                    .    .    waarbij de bedieningshandgreep of een daarmee overeenkomend lichaam star is verbonden met de schoot

E 05 C      3/16                    .    .    waarbij de bedieningshandgreep of een daarmee overeenkomend lichaam op een andere wijze beweegt dan star verbonden met de schoot

E 05 C      3/22                    .    .    .    waarbij de schoot door een veer wordt geregeld

E 05 C      3/24                    .    .    .    .    in de vorm van een gaffelvormig lichaam

E 05 C      3/26                    .    .    .    .    .    samenwerkend met een knopvormige houder

E 05 C      3/28                    .    .    .    .    .    .    met gelijktijdig werkende dubbele schoten

E 05 C      3/30                    .    .    .    .    in de vorm van een haak

E 05 C      3/32                    .    .    .    .    .    samenwerkend met een haakvormige houder (E05C 3/34 heeft voorrang)

E 05 C      3/34                    .    .    .    .    .    met gelijktijdig werkende dubbele schoten

E 05 C     3/36                    .    .    .    .    in de vorm van een roterende overbrenging

E 05 C      3/38                    .    .    .    .    met schoten die samenwerken met een haakvormige houder (E05C 3/24, E05C 3/30 en E05C 3/36 hebben voorrang)

E 05 C      3/40                    .    .    .    .    met schoten die samenwerken met een knopvormige keeper (E05C 3/24, E05C 3/30 en E05C 3/36 hebben voorrang)

 

E 05 C       5/00                    Vastzetinrichtingen met schoten die op een andere wijze bewegen dan alleen rechtlijnig en alleen draaiend of roterend (inrichtingen die automatisch worden vrijgegeven door aan de vleugel te trekken of er op te drukken E05C 19/02) [9]

E 05 C      5/02                    .    waarbij beide schoten axiaal bewegen en om hun assen draaien voor het vastzetten van de vleugel

E 05 C      5/04                    .    .    waarbij beide bewegingen gelijktijdig worden uitgevoerd, bijv. in een houder schroevend 

E 05 C       7/00                    Speciaal aangepaste vastzetinrichtingen voor twee vleugels

 

              Aantekening

 

              In deze groep wordt een sluitinrichting die alleen de ene vleugel vastzet aan een andere vleugel die reeds gesloten is, niet gezien als speciaal aangepast voor twee vleugels.

 

E 05 C      7/02                    .    voor vleugels die in gesloten positie achter elkaar liggen

E 05 C      7/04                    .    voor vleugels die in gesloten positie tegen elkaar aan liggen

E 05 C      7/06                    .    .    waarbij een sluitinrichting voor de ene vleugel in werking wordt gesteld of wordt geregeld door het sluiten van een andere vleugel

 

E 05 C       9/00                    Opstelling van gelijktijdig in werking gestelde schoten of andere vastzetinrichtingen op goed gescheiden posities op dezelfde vleugel (waarbij voornamelijk sprake is van slotmiddelen E05B 63/14; soortgelijke constructies voor werktuigbouwkundige sluitingen voor drukvaten, in het algemeen F16J 13/08)

E 05 C      9/02                    .    met één schuifstang voor vergrendeling bij het bewegen in de ene richting en ontgrendeling bij het bewegen in tegenovergestelde richting; met twee schuifstangen die worden bewogen in dezelfde richting voor vergrendeling en ontgrendeling [4]

E 05 C      9/04                    .    met twee schuifstangen die worden bewogen in tegenovergestelde richtingen voor vergrendeling of ontgrendeling

E 05 C      9/06                    .    met drie of meer schuifstangen

E 05 C      9/08                    .    met een roterende staaf voor het in werking stellen van de sluitmiddelen

E 05 C      9/10                    .    Bedieningsmechanismen voor stangen

E 05 C      9/12                    .    .    met tandwielen en tandheugels

E 05 C      9/14                    .    .    met pennen die in sleuven ingrijpen

E 05 C      9/16                    .    .    met krukpennen en verbindingsstangen

E 05 C      9/18                    .    Details van vastzetmiddelen of van vaste borgmiddelen voor de uiteinden van stangen

E 05 C      9/20                    .    Koppelmiddelen voor schuifstangen, schuifkabels en dergelijke [4]

E 05 C      9/22                    .    Geleiders voor schuifstangen, schuifkabels en dergelijke (hoekgeleiders E05C 9/24) [4]

E 05 C      9/24                    .    Middelen voor het overbrengen van bewegingen tussen verticale en horizontale schuifstangen, schuifkabels en dergelijke, bijv. hoekgeleiders (middelen voor het overbrengen van bewegingen tussen verticale en horizontale schuifstangen, schuifkabels en dergelijke voor het bewegen van vleugels in geopende of gesloten positie E05F 7/08) [4]

 

E 05 C     17/00                   Inrichtingen voor het openhouden van vleugels; Begrenzingsinrichtingen bij het openen of openhouden van vleugels in de vorm van een beweegbaar lichaam dat zich uitstrekt tussen kozijn en vleugel; Daarmee gecombineerde reminrichtingen, blokkeringen of stootblokken (gecombineerd met scharnieren E05D 11/00; gecombineerd met bedieningsapparatuur voor vleugels E05F; andere reminrichtingen, blokkeringen of stootblokken E05F 5/00) [4]

E 05 C    17/02                   .    door mechanische middelen (E05C 17/60 heeft voorrang) [4]

E 05 C    17/04                   .    .    met een beweegbare stang of overeenkomend lichaam dat zich uitstrekt tussen kozijn en vleugel

E 05 C    17/06                   .    .    .    dat alleen kan worden vrijgegeven voor het verder openen als de vleugel bijna is gesloten

E 05 C    17/08                   .    .    .    met speciale middelen voor vrijgave, bijv. een automatische vrijgave bij verdere opening

E 05 C    17/10                   .    .    .    met een speciale inrichting voor het vastzetten van de vleugel in gesloten positie

E 05 C    17/12                   .    .    .    bestaande uit één staaf

E 05 C    17/14                   .    .    .    .    Haken en ogen of overeenkomstige middelen

E 05 C    17/16                   .    .    .    .    alleen draaibaar aan één uiteinde en met een langwerpige sleuf

E 05 C    17/18                   .    .    .    .    alleen draaibaar aan één uiteinde en met een rij gaten, inkepingen of pennen

E 05 C    17/20                   .    .    .    .    schuivend door een geleider (E05C 17/18 heeft voorrang)

E 05 C    17/22                   .    .    .    .    .    met remmiddelen, klemmiddelen of vastzetmiddelen in de geleider [4]

E 05 C    17/24                   .    .    .    .    draaibaar aan één uiteinde, en met het andere uiteinde schuivend langs een geleidingslichaam

E 05 C    17/26                   .    .    .    .    .    met remmiddelen, klemmiddelen of vastzetmiddelen bij het draaipunt van de stang [4]

E 05 C    17/28                   .    .    .    .    .    met remmiddelen, klemmiddelen of vastzetmiddelen bij de verbinding met het geleidingslichaam [4]

E 05 C    17/30                   .    .    .    met een verlengbare, bijv. telescopische,  constructie (flexibele lichamen E05C 17/36)

E 05 C    17/32                   .    .    .    bestaande uit twee of meer draaibare stangen

E 05 C    17/34                   .    .    .    .    met middelen voor het in meer dan één positie vasthouden

E 05 C    17/36                   .    .    .    met een flexibel lichaam, bijv. kettingen

E 05 C    17/38                   .    .    met een gebogen rail die star is verbonden met het kozijn ten behoeve van samenwerking met middelen op de vleugel, of omgekeerd

E 05 C    17/40                   .    .    Staven of soortgelijke delen die een rechtervleugel met een linkervleugel verbinden, die tegen elkaar in bewegen tijdens het sluiten

E 05 C    17/42                   .    .    die buitenvleugels en binnenvleugels met elkaar verbinden

E 05 C    17/44                   .    .    met een inrichting die wordt gedragen op de vleugel voor het door wrijving en dergelijke samenwerken met een vast en plat oppervlak, bijv. terugtrekbare poten

E 05 C    17/46                   .    .    waarin de vleugel of een daarop vastgezet lichaam samenwerkt met een beweegbaar sluitlichaam in een vaste positie; waarin een beweegbaar sluitlichaam dat op de vleugel is bevestigd, samenwerkt met een stilstaand lichaam [4]

E 05 C    17/48                   .    .    .    met een schuivend vastzetlichaam

E 05 C    17/50                   .    .    .    met één draaibaar vastzetlichaam

E 05 C    17/52                   .    .    .    met een knipsluiting, vanger en dergelijke

E 05 C    17/54                   .    .    Draagbare inrichtingen, bijv. wiggen

E 05 C    17/56                   .    door magnetische of elektromagnetische aantrekking (bedienen van sloten of vastzetmiddelen door elektrische of magnetische middelen E05B 47/00) [2]

E 05 C    17/58                   .    op afstand bediend of geregeld

E 05 C    17/60                   .    voor het openhouden van schuiframen of schuifdeuren [4]

E 05 C    17/62                   .    .    gebruikmakend van inkepingen [4]

E 05 C    17/64                   .    .    door wrijving [4]

 

E 05 C     19/00                   Andere speciaal ontworpen inrichtingen voor het vastzetten van vleugels (beweegbare tapse afdichtingen die tevens worden gebruikt voor vergrendeling E06B 7/18) [2]

E 05 C    19/02                   .    Automatische vangers, d.w.z. die worden vrijgegeven door aan de vleugel te trekken of erop te drukken (E05C 19/06 heeft voorrang)

E 05 C    19/04                   .    .    Kogelvangers of rolvangers

E 05 C    19/06                   .    waarin het vastzetdeel wordt gevormd of gedragen door een veer en alleen beweegt door vervorming van de veer, bijv. knipsluitingen

E 05 C    19/08                   .    Grendels; Grendelsluitingen; Veervangers daarvoor

E 05 C    19/10                   .    Haaksluitingen; Sluitingen waarin een schakel samenwerkt met een vast haakvormig lichaam

E 05 C    19/12                   .    .    draaibaar bevestigd

E 05 C    19/14                   .    .    .    met een kniehefboomwerking

E 05 C    19/16                   .    Inrichtingen voor het vasthouden van de vleugel door magnetische of elektromagnetische aantrekking

E 05 C    19/18                   .    Speciaal aangepaste draagbare inrichtingen voor het vastzetten van vleugels (voorkomen van bediening van handgrepen E05B 13/00)

 

E 05 C     21/00                   Opstelling of combinaties van sluitinrichtingen, vastzetinrichtingen of vasthoudinrichtingen voor vleugels, voorzover niet vallend onder één van de hoofdgroepen E05C 1/00 tot E05C 19/00 [8]

E 05 C    21/02                   .    voor het alleen gesloten houden van een vleugel