SECTIE E          BOUWKUNDE

 

GRONDBOORWERK OF STEENBOORWERK; MIJNBOUW

 

E 21        GRONDBOORWERK OF STEENBOORWERK; MIJNBOUW

 

E 21 B     GRONDBOORWERK OF STEENBOORWERK, BIJV. DIEPBOREN (mijnbouw, ontginning E21C; maken van schachten, boren van mijngangen of tunnels E21D); VERKRIJGEN VAN OLIE, GAS, WATER, OPLOSBARE OF SMELTBARE MATERIALEN OF EEN SLURRIE VAN MINERALEN UIT BOORPUTTEN [5]

 

              Aantekeningen

 

              (1)      Onder deze klasse vallen:

                        -                in eerste instantie uitrusting voor het boren in grond of steen in hun natuurlijke formatie; [7]

                        -                soortgelijke uitrusting voor het ter plaatse boren in door mensen gemaakt bouwwerken, bijv. in wegoppervlakken of betonstructuren. [7]

              (2)      Onder deze klasse vallen niet:

                        -                in de hand gehouden boormachines, bijv. voor huishoudelijk gebruik; [7]

                        -                booruitrusting voor fabricageprocessen, d.w.z. waarbij een artikel wordt bewerkt, bijv. voor verdere verwerking; welke vallen onder de relevante subklassen van Sectie B, bijv. B23B. [7]

                        -                samenstellingen voor het boren van boorgaten en dergelijke of voor het behandelen van boorgaten en dergelijke, welke samenstellingen vallen onder de groepen C09K 8/00, bijv. samenstellingen voor verbeterde winmethodes voor het verkrijgen van koolwaterstoffen C09K 8/58. [8]

 

Methoden of apparatuur voor het boren

 

E 21 B       1/00                    Stotend boren (aandrijvingen die worden gebruikt in het boorgat E21B 4/00) [3]

E 21 B      1/02                    .    Aandrijvingen aan de oppervlakte voor valhamers, bijv. met een kabel [7]

E 21 B      1/04                    .    .    Inrichtingen voor het omkeren van de beweging van de stang of kabel aan de oppervlakte

E 21 B      1/12                    .    met een heen en weer bewegend impulslichaam (E21B 1/02 en E21B 1/38 hebben voorrang) [7]

E 21 B      1/14                    .    .    aangedreven door een roterend mechanisme [7]

E 21 B      1/16                    .    .    .    met aan een veer bevestigde heen en weer bewegende massa’s, bijv. met een luchtkussen [7]

E 21 B      1/18                    .    .    .    .    met een elastische verbinding van de aandrijving met de duwstang door dubbele spanveren [7]

E 21 B      1/20                    .    .    .    gevormd als centrifugaalhamers [7]

E 21 B      1/22                    .    .    aangedreven door elektromagneten [7]

E 21 B      1/24                    .    .    waarbij het impulslichaam een zuiger is die direct wordt aangedreven door fluïdumdruk [7]

E 21 B      1/26                    .    .    .    door vloeistofdruk [7]

E 21 B      1/28                    .    .    .    .    werkend met pulsen [7]

E 21 B      1/30                    .    .    .    door luchtdruk, stoomdruk of gasdruk [7]

E 21 B      1/32                    .    .    .    .    werkend met pulsen [7]

E 21 B      1/34                    .    .    .    .    .    waarbij het impulslichaam een zuiger is van een verbrandingsmotor [7]

E 21 B      1/36                    .    met een zuiger die het gereedschap draagt, d.w.z. waarin het gereedschap is verbonden met een impulslichaam [7]

E 21 B      1/38                    .    met een hamerzuiger, d.w.z. waarin de gereedschapkop of het gereedschapaambeeld wordt geraakt door een impulslichaam [7]

 

E 21 B       3/00                    Roterend boren (aandrijvingen die worden gebruikt in het boorgat E21B 4/00; rotatieboormachines in het algemeen B23B) [3]

E 21 B      3/02                    .    Aandrijvingen aan de oppervlakte voor het roterend boren

E 21 B      3/025                  .    .    met een op en neer gaande rotatie van het gereedschap [7]

E 21 B      3/03                    .    .    met een onderbroken gerichte rotatie van het gereedschap [7]

E 21 B      3/035                  .    .    met een slippende of elastische overbrenging [7]

E 21 B      3/04                    .    .    Boortafels

E 21 B      3/06                    .    .    .    Aanpassing van rotatieboorkranen voor het aandrijven van boortafels (verbinden of loskoppelen van koppelingen of verbindingen E21B 19/16; wikkelmechanismen voor touwen, kabels of kettingen, kaapstanders B66D) [3]

 

E 21 B       4/00                    Aandrijvingen voor boren die worden gebruikt in het boorgat [3,9]

E 21 B      4/02                    .    Roterende fluïdumaandrijvingen (hydraulische turbines voor het boren van boorputten F03B 13/02) [3]

E 21 B      4/04                    .    Elektrische aandrijvingen (E21B 4/12 heeft voorrang) [3]

E 21 B      4/06                    .    Down-hole inslagmiddelen, bijv. hamers (stotende boorbeitels E21B 10/36; boorstampers E21B 11/02; apparaten voor het door trillen of schudden losmaken E21B 31/107) [3]

E 21 B      4/08                    .    .    waarbij de inslag alleen wordt verkregen door zwaartekracht, bijv. met een lost motion verbinding [3]

E 21 B      4/10                    .    .    waarbij een continue alzijdige rotatiebeweging van de aandrijfas of de boorstang zorgt voor opeenvolgende inslagen [3]

E 21 B      4/12                    .    .    Elektrisch bediende hamers [3]

E 21 B      4/14                    .    .    Door een fluïdum bediende hamers [3]

E 21 B      4/16                    .    Meervoudige down-hole aandrijvingen, bijv. voor het gecombineerd stotend en roterend boren (E21B 4/10 heeft voorrang); Aandrijvingen voor booreenheden met meerdere beitels [3]

E 21 B      4/18                    .    Verankeren of aanvoeren in het boorgat [3,7]

E 21 B      4/20                    .    gecombineerd met aandrijving vanaf de oppervlakte (E21B 4/10 heeft voorrang) [3]

 

E 21 B       6/00                    Aandrijvingen voor het boren met een gecombineerde roterende en stotende werking (aandrijvingen die worden gebruikt in het boorgat E21B 4/00; draagbare slagmachines met extra rotatie B25D 16/00) [3]

E 21 B      6/02                    .    waarbij de rotatie continu is [7]

E 21 B      6/04                    .    .    Aparte aandrijvingen voor het stoten en roteren [7]

E 21 B      6/06                    .    waarbij de rotatie onderbroken is, bijv. verkregen door een palinrichting [7]

E 21 B      6/08                    .    .    Aparte aandrijvingen voor het stoten en roteren [7]

 

E 21 B       7/00                    Speciale boormethoden of boorapparatuur (steunen voor de boormachine, bijv. boortorens of masten E21B 15/00 [7]

E 21 B      7/02                    .    Boorinstallaties die worden gekenmerkt door middelen voor transport over land, bijv. bevestigd op een slede of wielen (verplaatsbare boorinstallaties voor gebruik op onderwaterbodems E21B 7/124) [7]

E 21 B      7/04                    .    Gericht boren [7]

E 21 B      7/06                    .    .    Afbuigen van de richting van boorgaten

E 21 B      7/08                    .    .    .    Speciale apparatuur voor het afbuigen van de boring, bijv. speciale boorbeitels, scharnierverbindingen of richtkeggen (gericht snijden van vensters E21B 29/06; afbuigen van de richting van vanggereedschap E21B 31/14)

E 21 B      7/10                    .    .    Corrigeren van afgebogen boorgaten

E 21 B      7/12                    .    Boren onder water (telescopische verbindingen E21B 17/07; gebruikmakend van heave compensatoren E21B 19/09; speciaal aangepaste putmonden voor onderwaterinstallaties E21B 33/035) [7]

E 21 B      7/124                  .    .    met een onderwatermotor voor het aandrijven van gereedschap, bijv. verplaatsbare boorinstallaties voor gebruik op onderwaterbodems [3]

E 21 B      7/128                  .    .    vanaf een drijvende ondersteuning met onafhankelijke onder water verankerde leivoeten [3]

E 21 B      7/132                  .    .    vanaf een drijvende ondersteuning onder water [3]

E 21 B      7/136                  .    .    vanaf een niet-drijvende ondersteuning (E21B 7/124 heeft voorrang) [3]

E 21 B      7/14                    .    Boren door gebruik van warmte, bijv. vlamboren

E 21 B      7/15                    .    .    van elektrisch opgewekte warmte [3]

E 21 B      7/16                    .    Toedienen van aparte kogels of pellets door de druk van boor, het zogenaamde schrootboren

E 21 B      7/18                    .    Boren door vloeistofstralen of gasstralen, met of zonder meegevoerde pellets (E21B 7/14 heeft voorrang; hydraulische monitoren E21C 45/00) [5]

E 21 B      7/20                    .    In boorgaten drijven of dwingen van boorbuizen of boorpijpen, bijv. afzinken; Gelijktijdig boren en verbuizen van boorgaten (middelen aan de oppervlakte voor het uitoefenen van op en neer gaande rotatiebewegingen op de bekledingsbuis E 21 B 3/025; plaatsen van heipalen E02D 7/00; afzinken van schachten tijdens het omlaag verplaatsen van de bekleding E21D 1/08) [3]

E 21 B      7/24                    .    Boren met trillende of oscillerende middelen, bijv. met massa’s in onbalans (stotend boren E21B 1/00) [3]

E 21 B      7/26                    .    Boren zonder grondverwijdering, bijv. met automatisch werkende graafinrichtingen (E21B 7/30 heeft voorrang; down-hole aandrijvingen E21B 4/00) [3,6]

E 21 B      7/28                    .    Vergroten van geboorde gaten, bijv. door tegenboren (boorbeitels voor vergroting van boorgaten E21B 10/26) [3]

E 21 B      7/30                    .    .    zonder grondverwijdering [6]

 

Boorgereedschap

 

E 21 B     10/00                   Boorbeitels (speciaal aangepast voor afbuiging van de richting van het boren E21B 7/08; met middelen voor het opvangen van substanties E21B 27/00) [3,8]

E 21 B    10/02                   .    Kernbeitels (gekenmerkt door slijtvaste delen E21B 10/46; verkrijgen van onbeschadigde kernen E21B 25/00) [3]

E 21 B    10/04                   .    .    met middelen voor het vernietigen van de kern [3]

E 21 B    10/06                   .    .    Kernbeitels met rollende snij-organen [3]

E 21 B    10/08                   .    Boorbeitels met rollende snij-organen (kernbeitels met rollende snij-organen E21B 10/06; met een sturend gedeelte E21B 10/26; gekenmerkt door slijtvaste delen E21B 10/46) [3]

E 21 B    10/10                   .    .    waarbij de as van de rollende snij-organen wordt ondersteund aan beide uiteinden (met discusbeitels E21B 10/12) [3]

E 21 B    10/12                   .    .    met discusbeitels [3]

E 21 B    10/14                   .    .    gecombineerd met andere niet-rondgaande beitels dan met een sturend gedeelte [3]

E 21 B    10/16                   .    .    gekenmerkt door de tandvorm of de tandplaatsing [3]

E 21 B    10/18                   .    .    gekenmerkt door leidingen of sproeiers voor boorvloeistoffen (boorvloeistoftoevoer naar de lagers E21B 10/23) [3,8]

E 21 B    10/20                   .    .    gekenmerkt door afneembare of verstelbare delen, bijv. stijlen of assen (boorbeitels met rollende snij-organen met kruisassen E21B 10/10) [3]

E 21 B    10/22                   .    .    gekenmerkt door details met betrekking tot lagering, smering of afdichting [3,8]

E 21 B    10/23                   .    .    .    met boorvloeistoftoevoer naar de lagers [8]

E 21 B    10/24                   .    .    .    gekenmerkt door details met betrekking tot smering [3]

E 21 B    10/25                   .    .    .    gekenmerkt door details met betrekking tot afdichting [8]

E 21 B    10/26                   .    Boorbeitels met een sturend gedeelte, d.w.z. boorbeitels met een voorloopbeitel; Boorbeitels voor het vergroten van het boorgat, bijv. ruimers (stotende boorbeitels met een sturend gedeelte E21B 10/40; aardboren met een sturend gedeelte E21B 10/44) [3]

E 21 B    10/28                   .    .    met niet-uitzetbare rollende snij-organen [3]

E 21 B    10/30                   .    .    .    Ruimers met rollende snij-organen in de lengteas van de boorrichting, bijv. ruimerstabilisatoren [3]

E 21 B    10/32                   .    .    met uitzetbaar snijgereedschap [3]

E 21 B    10/34                   .    .    .    met rollende snij-organen [3]

E 21 B    10/36                   .    Stotende boorbeitels (gekenmerkt door slijtvaste delen E21B 10/46) [3]

E 21 B    10/38                   .    .    gekenmerkt door leidingen of sproeiers voor boorvloeistoffen [3]

E 21 B    10/40                   .    .    met een sturend gedeelte [3]

E 21 B    10/42                   .    Roterende gaffelvormige boorbeitels met tanden, bladen of soortgelijke snij-elementen, bijv. boorbeitels in de vorm van een vork, of van een vissenstaart met afneembare bladen (gekenmerkt door slijtvaste delen E21B 10/46, door leidingen of sproeiers voor boorvloeistoffen E21B 10/60, door afneembare delen E21B 10/62) [3,8]

E 21 B    10/43                   .    .    gekenmerkt door de opstelling van tanden of andere snij-elementen [8]

E 21 B    10/44                   .    Boorbeitels met een schroefvormig transportgedeelte, bijv. schroefvormige boorbeitels; Aardboren met een sturend gedeelte of met afneembare delen (E21B 10/42 heeft voorrang; boorstangen met een schroefvormige opbouw E21B 17/22) [3,8]

E 21 B    10/46                   .    gekenmerkt door slijtvaste delen, bijv. diamanten inzetstukken [3]

E 21 B    10/48                   .    .    waarbij de beitel een kernbeitel is [3]

E 21 B    10/50                   .    .    waarbij de beitel rollende snij-organen heeft [3]

E 21 B    10/52                   .    .    .    met beitelvormige of knopvormige inzetstukken [3]

E 21 B    10/54                   .    .    waarbij de beitel gaffelvormig is, bijv. in de vorm van een vork [3,8]

E 21 B    10/55                   .    .    .    met voorgevormde snij-elementen (inzetstukken op zich E21B 10/56 of E21B 10/58) [8]

E 21 B    10/56                   .    .    Knopvormige inzetstukken (E21B 10/52 heeft voorrang) [3]

E 21 B    10/567                  .    .    .    met voorgevormde snij-elementen gemonteerd op een drager op afstand, bijv. polykristallijne inzetstukken [8]

E 21 B    10/573                  .    .    .    .    gekenmerkt door details van de drager, bijv. de substraatopbouw of het overgangsdeel tussen substraat en snij-element [8]

E 21 B    10/58                   .    .    Beitelvormige inzetstukken (E21B 10/52 en E21B 10/54 hebben voorrang) [3]

E 21 B    10/60                   .    gekenmerkt door leidingen of sproeiers voor boorvloeistoffen (voor boorbeitels met rollende snij-organen E21B 10/18; voor stotende boorbeitels E21B 10/38) [3]

E 21 B    10/61                   .    .    gekenmerkt door de sproeierstructuur [8]

E 21 B    10/62                   .    gekenmerkt door delen, bijv. snij-elementen, die afneembaar of verstelbaar zijn (E21B 10/64 heeft voorrang; voor boorbeitels met rollende snij-organen E21B 10/20; voor roterende gaffelvormige boorbeitels E21B 10/42; voor aardboren E21B 10/44) [3,8]

E 21 B    10/627                  .    .    met meerdere afneembare snij-elementen [8]

E 21 B    10/633                  .    .    .    onafhankelijk afneembaar [8]

E 21 B    10/64                   .    gekenmerkt doordat het geheel of een deel daarvan in het boorgat wordt ingebracht of uit het boorgat wordt verwijderd zonder het trekken van de boorpijp (ophaalbare kernhouders E21B 25/02) [3]

E 21 B    10/66                   .    .    waarbij het snij-element door de boorpijp kan bewegen en zijwaarts verschuifbaar is [3]

 

E 21 B     11/00                   Ander boorgereedschap

E 21 B    11/02                   .    Boorstampers (stotende aandrijvingen die worden gebruikt in het boorgat E21B 4/06; stotende boorbeitels E21B 10/36)

E 21 B    11/04                   .    Boorgrijpers

E 21 B    11/06                   .    met aangedreven snijkettingen of soortgelijk aangedreven gereedschap

 

E 21 B     12/00                   Accessoires voor boorgereedschap [3]

E 21 B    12/02                   .    Aanduidmiddelen voor slijtage [3]

E 21 B    12/04                   .    Boorbeitelbeschermers [3]

E 21 B    12/06                   .    Mechanische reinigingsinrichtingen [3]

 

Andere uitrusting of details voor boorwerk; Boorputuitrusting of boorputonderhoud

 

E 21 B     15/00                   Steunen voor de boormachine, bijv. boortorens of masten [7]

E 21 B    15/02                   .    speciaal aangepast voor het boren onder water (E21B 15/04 heeft voorrang; drijvende boorplatforms B63B 35/44; boorplatforms op poten E02B 17/00) [3]

E 21 B    15/04                   .    speciaal aangepast voor gericht boren, bijv. boorstellingen voor hellende boorgaten [3]

 

E 21 B     17/00                   Boorstangen of boorpijpen; Flexibele boorkolommen; Meeneemstangen of kellies; Zwaarstangen; Pompstangen; Bekledingsbuizen; Pompkolommen (stangkoppelingen in het algemeen F16D; buizen of buiskoppelingen in het algemeen F16L)

E 21 B    17/01                   .    Stijgbuizen (verbindingsmiddelen voor stijgbuizen E21B 33/038) [3]

E 21 B    17/02                   .    Koppelingen; Verbindingen

E 21 B    17/03                   .    .    tussen de boorstang of boorpijp en de boormotor, bijv. tussen de boorstang en de hamer [7]

E 21 B    17/04                   .    .    tussen stang en kop, of tussen twee stangen

E 21 B    17/042                  .    .    .    met schroefdraad

E 21 B    17/043                  .    .    .    .    met borgmiddelen

E 21 B    17/046                  .    .    .    met ribben, pennen of klauwen en complementaire groeven en dergelijke, bijv. bajonetsluitingen

E 21 B    17/05                   .    .    .    Zwenkverbindingen

E 21 B    17/06                   .    .    .    Ontkoppelbare verbindingen, bijv. veiligheidsbindingen

E 21 B    17/07                   .    .    .    Telescopische verbindingen voor het variëren van boorkolomlengten­­­; Schokopnemers (boortorens met heave compensatoren E21B 19/09; apparaten voor het door trillen of schudden losmaken E21B 31/107) [3]

E 21 B    17/08                   .    .    Verbindingen voor bekledingsbuizen

E 21 B    17/10                   .    Slijtagebeschermers of buisbeschermers; Centreerinrichtingen (aandrijvingen met verankeringsmiddelen die worden gebruikt in het boorgat E21B 4/18; geleidingsinrichtingen of centreerinrichtingen buiten het boorgat E21B 19/24)

E 21 B    17/12                   .    .    Inrichtingen voor het plaatsen of verwijderen van slijtagebeschermers

E 21 B    17/14                   .    Schoenen van bekledingsbuizen (buisschoenen)

E 21 B    17/16                   .    Zwaarstangen [3]

E 21 B    17/18                   .    Pijpen die zijn voorzien van meerdere fluïdumkanalen (circuleren van boorvloeistof door middel van dergelijke pijpen E21B 21/12) [3]

E 21 B    17/20                   .    Flexibele of gelede boorpijpen [3]

E 21 B    17/22                   .    Stangen of pijpen met een schroefvormige opbouw (boorbeitels met een schroefvormig transportdeel E21B 10/44) [3]

 

E 21 B     19/00                   Hanteren van stangen, bekledingsbuizen, buizen en dergelijke buiten het boorgat, bijv. in de boortoren; Apparatuur voor het toevoeren van de stangen of kabels (aandrijvingen aan de oppervlakte E21B 1/02 of E21B 3/02)

E 21 B    19/02                   .    Stangophangingen of kabelophangingen (lastgrijpende elementen voor het hijsen of laten zakken in het algemeen B66C 1/00; kroonblokken of takelblokken B66D; kabelgeleiders B66D 1/36)

E 21 B    19/04                   .    .    Haken

E 21 B    19/06                   .    .    Heffers, d.w.z. grijpmiddelen voor stangen of buizen

E 21 B    19/07                   .    .    .    Heffers met pijpkeggen (pijpkeggen in draaitafels E21B 19/10)

E 21 B    19/08                   .    Apparatuur voor het toevoeren van de stangen of kabels (E21B 19/22 heeft voorrang; automatische toevoer E21B 44/02; hijstrommels B66D); Apparatuur voor het vergroten of verlagen van de druk op het boorgereedschap; Apparatuur voor het vereffenen van het gewicht van de stangen [3,7]

E 21 B    19/081                  .    .    Toevoermechanismen met een schroef en moer [7]

E 21 B    19/083                  .    .    Toevoermechanismen met een nok, tandheugel en dergelijke [7]

E 21 B    19/084                  .    .    met flexibele trekmiddelen, bijv. kabels [7]

E 21 B    19/086                  .    .    met een door een fluïdum in werking gestelde cilinder (E21B 19/084, E21B 19/087 en E21B 19/09 hebben voorrang) [7]

E 21 B    19/087                  .    .    door middel van een zwaaiarm [7]

E 21 B    19/089                  .    .    met een veer of een extra gewicht [7]

E 21 B    19/09                   .    .    speciaal aangepast voor boorwerk in onderwaterformaties vanaf een drijvende ondersteuning die gebruik maakt van heace compensatoren voor het ondersteunen van de boorkolom (telescopische boorpijpverbindingen E21B 17/07) [3]

E 21 B    19/10                   .    Pijpkeggen; Keggeringen

E 21 B    19/12                   .    Kabelklemmen (kabelklemmen in het algemeen F16G 11/00)

E 21 B    19/14                   .    Boorpijprekken, sleephellingen, goten of bakken voor het vasthouden van losse of met elkaar verbonden stukken stang; Hanteren tussen de opslagplaats en het boorgat (E21B 19/20 en E21B 19/22 hebben voorrang) [3]

E 21 B    19/15                   .    .    Sjorren van stangen in horizontale positie; Hanteren tussen de horizontale en verticale positie [3]

E 21 B    19/16                   .    Verbinden of loskoppelen van pijpkoppelingen of pijpverbindingen (E21B 19/20 heeft voorrang; pijpsleutels en dergelijke B25B) [3]

E 21 B    19/18                   .    Verbinden of loskoppelen van de boorbeitel en de boorpijp [3]

E 21 B    19/20                   .    Gecombineerd toevoeren vanaf een rek en verbinden, bijv. automatisch [3]

E 21 B    19/22                   .    Hanteren van opgerolde eenheden pijp of stang, bijv. flexibele boorpijpen [3]

E 21 B    19/24                   .    Geleidingsinrichtingen of centreerinrichtingen voor boorstangen of boorpijpen [7]

 

E 21 B     21/00                   Methoden of apparatuur voor het spoelen van boorgaten (losmaken van objecten die vastzitten in boorgaten door spoelen E21B 31/03; boorvloeistofsamenstellingen C09K 8/02) [2,7,8]

E 21 B    21/01                   .    Voorzieningen voor het bovengronds hanteren van boorfluïda of boorsnijsels, bijv. slikkasten (voorzieningen voor het behandelen van boorfluïda E21B 21/06) [7]

E 21 B    21/015                  .    .    Middel die de boorputmond raken, bijv. kappen voor het opvangen van stof [7]

E 21 B    21/02                   .    Zwenkverbindingen tussen slangleidingen [7]

E 21 B    21/06                   .    Voorzieningen voor het bovengronds behandelen van boorfluïda (zie voor de behandelingsfasen op zich de relevante subklassen) [3]

E 21 B    21/07                   .    .    voor het behandelen van met stof geladen gasvormige fluïda [7]

E 21 B    21/08                   .    Regelen of bewaken van de druk of doorstroming van boorfluïda, bijv. het automatisch vullen van boorgaten of het automatisch controleren van de bodemdruk (klepvoorzieningen daarvoor E21B 21/10) [3]

E 21 B    21/10                   .    Klepvoorzieningen in circulatiesystemen voor boorfluïda (kleppen in het algemeen F16K) [3]

E 21 B    21/12                   .    gebruikmakend van boorpijpen met meerdere fluïdumkanalen, bijv. gesloten circulatiesystemen (pijpen met meerdere fluïdumkanalen E21B 17/18) [3]

E 21 B    21/14                   .    gebruikmakend van vloeistoffen en gassen, bijv. schuimen [3]

E 21 B    21/16                   .    gebruikmakend van gasvormige fluïda (E21B 21/14 heeft voorrang; voorzieningen voor het bovengronds hanteren van boorfluïda E21B 21/01; voorzieningen voor het behandelen van boorfluïda E21B 21/06) [7]

E 21 B    21/18                   .    Voorkomen van het naar het werkvlak toeblazen van de uitlaatlucht van de boormotor [7]

 

E 21 B     23/00                   Apparatuur voor het verplaatsen, instellen, borgen, losmaken of verwijderen van gereedschap, pakkers en dergelijke in boorgaten of boorputten (instellen van verbuizingen, zeefpijpen of bekledingen E21B 43/10)

E 21 B    23/01                   .    voor het verankeren van het gereedschap en dergelijke (E21B 23/02 tot E21B 23/06 hebben voorrang; verankeren van aandrijvingen in het boorgat E21B 4/18) [6]

E 21 B    23/02                   .    voor het borgen van het gereedschap en dergelijke in plaatsingspaspijpen of in uitsparingen tussen aansluitende gedeelten van buiswerk (E21B 23/03 tot E21B 23/06 hebben voorrang) [3]

E 21 B    23/03                   .    voor het instellen het van gereedschap in, of verwijderen van het gereedschap uit, zijwaarts offset plaatsingspaspijpen of uithollingen [3]

E 21 B    23/04                   .    bediend door fluïdummiddelen, bijv. in werking gesteld door een explosie (E21B 23/06 en E21B 23/08 hebben voorrang) [3]

E 21 B    23/06                   .    voor het instellen van pakkers

E 21 B    23/08                   .    Inbrengen of laten voortbewegen van gereedschap door fluïdumdruk, bijv. gereedschapsystemen die zich langs de stromingslijn verplaatsen (speciale voorzieningen op koppen daarvoor E21B 33/068; cementeerpluggen E21B 33/16; schrapers die worden bediend door fluïdumdruk E21B 37/04) [3]

E 21 B    23/10                   .    .    Speciaal daarvoor aangepast gereedschap [3]

E 21 B    23/12                   .    .    Gereedschapwisselaars [3]

E 21 B    23/14                   .    voor het verplaatsen van een kabel of van door kabels bediend gereedschap, bijv. voor profileerbewerkingen of perforeerbewerkingen in schuin-geboorde putten (door fluïdumdruk E21B 23/08; voorzieningen op putmonden voor het inbrengen of verwijderen van door kabels bediend gereedschap E21B 33/072 of E21B 33/076) [6]

 

E 21 B     25/00                   Apparatuur voor het verkrijgen of verwijderen van onbeschadigde kernen, bijv. kernbuizen of kerndrukkers (kernbeitels E21B 10/02; gebruikmakend van explosieven of projectielen in boorgaten E21B 49/04; nemen van een monster of een kern uit een zijwand E21B 49/06)

E 21 B    25/02                   .    waarbij de kernhouders in het boorgat kan worden ingebracht, of daaruit kan worden verwijderd, zonder terugtrekking van de boorpijp (ophaalbare boorbeitels E21B 10/64) [3]

E 21 B    25/04                   .    .    waarbij de kernhouder een kern heeft in de vorm van een snijrand of snij-element, bijv. ponsvormige kernbuizen [3]

E 21 B    25/06                   .    waarbij de kernhouder een flexibele bekleding of opblaasbare vasthoudmiddelen heeft [3]

E 21 B    25/08                   .    Coaten, bevriezen of verharden van kernen (E21B 25/06 heeft voorrang); Terughalen van niet-verontreinigde kernen of kernen bij formatiedruk [3]

E 21 B    25/10                   .    Middelen voor het tegenhouden of versnijden van gevormde kernen (E21B 25/06 en E21B 25/08 hebben voorrang) [3]

E 21 B    25/12                   .    .    met een glijdende wig [3]

E 21 B    25/14                   .    .    gemonteerd op een draaipunt dwars op de as van de kern [3]

E 21 B    25/16                   .    voor het verkrijgen van georiënteerde kernen [3]

E 21 B    25/18                   .    waarbij de kernopnemer speciaal is aangepast voor het werken onder water [3]

 

E 21 B     27/00                   Containers voor het opvangen of opbergen van substanties in boorgaten en dergelijke, bijv. boorpulsen voor het opvangen van modder en zand; Boorbeitels met middelen voor het opvangen van substanties, bijv. klepboorbeitels [6,8]

E 21 B    27/02                   .    Cementeerpulsen, d.w.z. containers voor het opvangen van substanties, bijv. cement of zuren [6,8]

E 21 B    27/04                   .    waarbij de opvang- of opbergmiddelen zijn voorzien van spiraalvormige transportmiddelen [8]

 

E 21 B     28/00                   Voorzieningen voor het opwekken van trillingen in boorgaten of boorputten, bijv. voor het stimuleren van de productie (voor het boren E21B 7/24; voor het verzenden van meetsignalen E21B 47/14; voor geofysische metingen G01V 1/02) [6]

 

E 21 B     29/00                   Opsnijden of vernietigen van pijpen, pakkers, pluggen of draadkabels in boorgaten of boorputten, bijv. het opsnijden van beschadigde pijpen of het maken van vensters (perforatoren E21B 43/11); Vervormen van pijpen in boorgaten of boorputten; Reconditioneren van boorbekledingsbuizen als deze nog in de grond zitten

E 21 B    29/02                   .    door explosieven, of door thermische of chemische middelen (vernietigen van objecten in boorgaten of boorputten door explosieven E21B 31/16)

E 21 B    29/04                   .    Opsnijden van draadkabels en dergelijke (E21B 29/02 heeft voorrang) [3]

E 21 B    29/06                   .    Snijden van vensters, bijv. gerichte venstersnijders waarbij gewerkt wordt met richtkeggen (E21B 29/08 heeft voorrang; richtkeggen E21B 7/08) [3]

E 21 B    29/08                   .    Opsnijden of vervormen van pijpen voor het regelen van de fluïdumstroming (eruptie-afsluiters E21B 33/06) [3]

E 21 B    29/10                   .    Opnieuw conditioneren van boorbekledingsbuizen, bijv. rechtmaken [3]

E 21 B    29/12                   .    speciaal aangepast voor onderwaterinstallaties (E21B 29/08 heeft voorrang) [3]

 

E 21 B     31/00                   Vangen of vrijmaken van objecten in boorgaten of boorputten (voorzieningen op putmonden voor het inbrengen of verwijderen van objecten E21B 33/068; lokaliseren of bepalen van de positie van objecten in boorgaten of boorputten E21B 47/09)

E 21 B    31/03                   .    Vrijmaken door spoelen [3]

E 21 B    31/06                   .    gebruikmakend van magnetische middelen [3]

E 21 B    31/08                   .    gebruikmakend van afvalkorven en dergelijke [3]

E 21 B    31/107                  .    gebruikmakend van slagmiddelen voor het losmaken van vastzittende delen, bijv. trilapparaten of schudapparaten (telescopische verbindingen E21B 17/07) [3]

E 21 B    31/113                  .    .    hydraulisch bediend [3]

E 21 B    31/12                   .    Dreggereedschap, bijv. tangen of grijpers

E 21 B    31/14                   .    .    met middelen voor het afbuigen van de richting van het gereedschap, bijv. door gebruik van scharnierverbindingen (apparatuur voor het afbuigen van de boring E21B 7/08) [3]

E 21 B    31/16                   .    .    gecombineerd met snijmiddelen of vernietigingsmiddelen (snijmiddelen of vernietigingsmiddelen op zich E21B 29/00) [3]

E 21 B    31/18                   .    .    uitwendig aangrijpend, bijv. overshot [3]

E 21 B    31/20                   .    .    inwendig aangrijpend, bijv. vissperen [3]

 

E 21 B     33/00                   Afdichten of verpakken van boorgaten of boorputten

E 21 B    33/02                   .    Bovengronds afdichten of verpakken

E 21 B    33/03                   .    .    Putmonden; Opbouwen daarvan (klepvoorzieningen daarvoor E21B 34/02)

E 21 B    33/035                  .    .    .    speciaal aangepast voor onderwaterinstallaties (E21B 33/043, E21B 33/064 en E21B 33/076 hebben voorrang) [3]

E 21 B    33/037                  .    .    .    .    Beschermende behuizingen daarvoor [3]

E 21 B    33/038                  .    .    .    .    Verbindingsmiddelen die worden gebruikt op putmonden, bijv. voor het met elkaar verbinden van een eruptie-afsluiter en een stijgbuis (verbinden van een productiestroomlijn met de onderwaterputmond E21B 43/013) [3]

E 21 B    33/04                   .    .    .    Verbuizingskoppen; Ophangen van verbuizingen of pompkolommen in putmonden (instellen van bekledingsbuizen in boorputten E21B 43/10)

E 21 B    33/043                  .    .    .    .    speciaal aangepast voor onderwaterputmonden (E21B 33/047 heeft voorrang) [3]

E 21 B    33/047                  .    .    .    .    voor meerdere pompkolomseries [3]

E 21 B    33/05                   .    .    .    .    Cementeerkoppen, bijv. met een voorziening voor het inbrengen van cementeerpluggen

E 21 B    33/06                   .    .    .    Eruptie-afsluiters [3]

E 21 B    33/064                  .    .    .    .    speciaal aangepast voor onderwaterputmonden (verbindingsmiddelen daarvoor E21B 33/038) [3]

E 21 B    33/068                  .    .    .    met een voorziening voor het inbrengen van objecten of fluïda in, of verwijderen van objecten of fluïda uit, boorputten (cementeerkoppen E21B 33/05) [3]

E 21 B    33/072                  .    .    .    .    voor met kabels bediend gereedschap (E21B 33/076 heeft voorrang) [3]

E 21 B    33/076                  .    .    .    .    speciaal aangepast voor onderwaterinstallaties [3]

E 21 B    33/08                   .    .    Wissers; Olie-afstrijkers

E 21 B    33/10                   .    in het boorgat

E 21 B    33/12                   .    .    Pakkers; Pluggen (gebruikt voor cementering E21B 33/134 of E21B 33/16)

E 21 B    33/122                  .    .    .    Meerdere series pakkers

E 21 B    33/124                  .    .    .    Eenheden met in lengterichting op afstand van elkaar staande pluggen voor het isoleren van de tussenliggende ruimte

E 21 B    33/126                  .    .    .    met een door fluïdumdruk bediend, elastisch manchet of rok (E21B 33/122 en E21B 33/124 hebben voorrang)

E 21 B    33/127                  .    .    .    met een opblaasbare mof (E21B 33/122 en E21B 33/124 hebben voorrang)

E 21 B    33/128                  .    .    .    met een lichaam dat radiaal uitzet door axiale druk (E21B 33/122 en E21B 33/124 hebben voorrang)

E 21 B    33/129                  .    .    .    met mechanische pijpkeggen voor het in de verbuizing inhaken (E21B 33/122 en E21B 33/124 hebben voorrang)

E 21 B    33/1295                .    .    .    .    in werking gesteld door fluïdumdruk [6]

E 21 B    33/13                   .    .    Methoden of inrichtingen voor cementering, of voor het afdichten van gaten, scheuren en dergelijke (cementeerpulsen E21B 27/02; chemische samenstellingen daarvoor C09K 8/00) [8]

E 21 B    33/134                  .    .    .    Afdichtpluggen

E 21 B    33/136                  .    .    .    Manden, bijv. parapluvormig

E 21 B    33/138                  .    .    .    Bepleisteren van de boorgatwand; Injecteren in de formatie

E 21 B    33/14                   .    .    .    voor het cementeren van verbuizingen in boorgaten

E 21 B    33/16                   .    .    .    .    gebruikmakend van pluggen voor het isoleren van een cementlading; Pluggen daarvoor

 

E 21 B     34/00                   Klepvoorzieningen voor boorgaten of boorputten (in circulatiesystemen voor boorfluïda E21B 21/10; eruptie-afsluiters E21B 33/06; regelapparatuur voor oliestroming E21B 43/12; kleppen in het algemeen F16K) [3]

E 21 B    34/02                   .    in putmonden [3]

E 21 B    34/04                   .    .    in onderwaterputmonden [3]

E 21 B    34/06                   .    in boorputten [3]

E 21 B    34/08                   .    .    reagerend op de stroming of druk van het verkregen fluïdum (E21B 34/10 heeft voorrang) [3]

E 21 B    34/10                   .    .    bediend door een regelfluïdum dat wordt toegevoerd van boven de grond (regelmiddelen buiten het boorgat E21B 34/16) [3]

E 21 B    34/12                   .    .    bediend door beweging van boorbuizen of kolommen [3]

E 21 B    34/14                   .    .    bediend door beweging van gereedschap, bijv. schuifkleppen die worden bediend door zuigers of kabeldraadgereedschap [3]

E 21 B    34/16                   .    Regelmiddelen buiten het boorgat daarvoor [3]

 

E 21 B     35/00                   Methoden of apparatuur voor het voorkomen of blussen van branden (opsnijden of vervormen van pijpen voor het regelen van een fluïdumstroming E21B 29/08; regelen van de stroming van een fluïdum naar of in boorputten E21B 43/12; brandbestrijding in het algemeen A62C of A62D)

 

E 21 B     36/00                   Verwarmingsvoorzieningen, koelvoorzieningen of isolatievoorzieningen voor boorgaten of boorputten, bijv. in permafrostgebieden (boren door het gebruik van warmte E21B 7/14; secundaire winmethoden waarbij gebruik wordt gemaakt van warmte E21B 43/24) [3]

E 21 B    36/02                   .    gebruikmakend van branders [3]

E 21 B    36/04                   .    gebruikmakend van elektrische verwarmers [3]

 

E 21 B     37/00                   Methoden of apparatuur voor het reinigen van boorgaten of boorputten (E21B 21/00 heeft voorrang; reinigen van pijpen in het algemeen B08B 9/02)

E 21 B    37/02                   .    Speciaal daarvoor aangepaste schrapers

E 21 B    37/04                   .    .    bediend door fluïdumdruk, bijv. schrapers met een vrije zuiger (bedienen van ander gereedschap door fluïdumdruk E21B 23/08) [3]

E 21 B    37/06                   .    gebruikmakend van chemische middelen voor het voorkomen of beperken van de afzetting van paraffinen of soortgelijke substanties (chemische samenstellingen daarvoor C09K 8/52) [3,8]

E 21 B    37/08                   .    voor het ter plaatse reinigen van filters, zeven of grindmantels in boorgaten (E21B 37/06 heeft voorrang) [3]

E 21 B    37/10                   .    Boorzwabbers [3]

 

E 21 B     40/00                   Boorkolomvangers die automatisch het omlaag vallen van olieputkolommen blokkeren

 

E 21 B     41/00                   Uitrusting of details die niet vallen onder de groepen E21B 15/00 tot E21B 40/00

E 21 B    41/02                   .    voor het ter plaatse tegengaan van corrosie in boorgaten of boorputten (cementeerpulsen E21B 27/02; chemische samenstellingen daarvoor C09K 8/54; tegengaan van corrosie in het algemeen C23F) [3,6,8]

E 21 B    41/04                   .    Robots voor onderwaterbewerkingen, bijv. tijdelijk verbonden met putmonden (robots in het algemeen B25J) [3]

E 21 B    41/06                   .    Werkruimten voor onderwaterbewerkingen, bijv. tijdelijk verbonden met putmonden (in het algemeen B63C 11/00) [3]

E 21 B    41/08                   .    Geleidingsbases onder water, bijv. boormallen; Nivelleermiddelen daarvoor [7]

E 21 B    41/10                   .    Geleidepalen, bijv. losmaakbaar; Vastmaken van geleidingslijnen aan geleidingsbases onder water [7]

 

Verkrijgen van fluïda uit boorputten [3]

 

E 21 B     43/00                   Methoden of apparatuur voor het verkrijgen van olie, gas, water, oplosbare of smeltbare materialen of een slurrie van mineralen uit boorputten (alleen toepasbaar bij water E03B; verkrijgen van oliehoudende afzettingen of oplosbare of smeltbare materialen door mijntechnieken E21C 41/00; pompen F04)

E 21 B    43/01                   .    speciaal aangepast voor verkrijging uit onderwaterinstallaties (onderwaterputmonden E21B 33/035)

E 21 B    43/013                  .    .    Koppelen van een productiestromingsleiding met een onderwaterputmond [3]

E 21 B    43/017                  .    .    Satellietproductiestations, d.w.z. onderwaterinstallaties die meerdere satellietputmonden bevatten die zijn verbonden met een centraal station (scheidingsvoorzieningen voor onder water E21B 43/36) [3]

E 21 B    43/02                   .    Ondergronds filtreren (E21B 43/11 heeft voorrang; chemische samenstellingen voor het verdichten van los zand en dergelijke rondom boorgaten C09K 8/56) [8]

E 21 B    43/04                   .    .    Met grind bemantelen van boorputten

E 21 B    43/08                   .    .    Zeven of zeefpijpen

E 21 B    43/10                   .    .    Instellen van bekledingsbuizen, zeven of zeefpijpen in boorputten (in boorgaten drijven of dwingen van boorbuizen, gelijktijdig boren en verbuizen van boorgaten E21B 7/20; instellen van gereedschap, pakkers en dergelijke E21B 23/00; ophangen van boorbuizen in boorputkoppen E21B 33/04)

E 21 B    43/11                   .    Perforatoren; Permeatoren

E 21 B    43/112                  .    .    Perforatoren met uitzetbare perforatielichamen, bijv. in werking gesteld door fluïdummiddelen

E 21 B    43/114                  .    .    Perforatoren waarbij gebruik wordt gemaakt van een directe fluïdumwerking, bijv. slijpstralen

E 21 B    43/116                  .    .    Schietperforatoren of perforatoren met een vormlading

E 21 B    43/117                  .    .    .    Perforatoren met een vormlading (E21B 43/118 heeft voorrang)

E 21 B    43/118                  .    .    .    gekenmerkt door het in verticale positie laten zakken en vervolgens kantelen naar de werkpositie

E 21 B    43/1185                .    .    .    Ontstekingssystemen [3]

E 21 B    43/119                  .    .    Details, bijv. voor het lokaliseren van de perforatieplaats of perforatierichting

E 21 B    43/12                   .    Methoden of apparatuur voor het regelen van de stroming van de verkregen fluïda naar of in boorputten (E21B 43/25 heeft voorrang; klepvoorzieningen E21B 34/00)

E 21 B    43/14                   .    Verkrijging uit boorputten met meerdere zones

E 21 B    43/16                   .    Verbeterde winmethoden voor het verkrijgen van koolwaterstoffen (breken E21B 43/26; verkrijgen van een slurrie E21B 43/29; ter plaatste terugwinnen van verontreinigde grond B09C)

E 21 B    43/17                   .    .    Onderling verbinden van twee of meer boorputten door breken of op een andere wijze te lijf gaan van de formatie (E21B 43/247 heeft voorrang) [3]

E 21 B    43/18                   .    .    Methoden voor het weer op druk brengen of vacumeren

E 21 B    43/20                   .    .    Verplaatsen door water

E 21 B    43/22                   .    .    Gebruik van chemicaliën of bacteriële activiteit (E21B 43/27 heeft voorrang; chemische of bacteriële samenstellingen daarvoor C09K 8/58; chemische aspecten bij het extraheren van oliën uit oliezand of oliehoudend leisteen C10G) [8]

E 21 B    43/24                   .    .    gebruikmakend van warmte, bijv. stoominjectie (verwarmen, koelen of isoleren van boorputten E21B 36/00)

E 21 B    43/241                  .    .    .    gecombineerd met het door oplossen winnen van niet-koolwaterstofmineralen, bijv. oplosmiddelpyrolyse van oliehoudend leisteen [5]

E 21 B    43/243                  .    .    .    Ter plaatse verbranden [3]

E 21 B    43/247                  .    .    .    .    in samenhang met breekprocessen [3]

E 21 B    43/248                  .    .    .    .    .    gebruikmakend van explosieven [5]

E 21 B    43/25                   .    Methoden voor het stimuleren van de productie (cementeerpulsen E21B 27/02; voorzieningen voor het opwekken van trillingen E21B 28/00; chemische samenstellingen daarvoor C09K 8/60) [8]

E 21 B    43/26                   .    .    door het vormen van scheuren of breuken

E 21 B    43/263                  .    .    .    gebruikmakend van explosieven [3]

E 21 B    43/267                  .    .    .    waarbij breuken worden versterkt door valmiddelen [3]

E 21 B    43/27                   .    .    .    door gebruik van bijtende chemicaliën, bijv. zuren

E 21 B    43/28                   .    Oplossen van andere mineralen dan koolwaterstoffen, bijv. met een basisch of zuur loogmiddel (E21B 43/241 heeft voorrang) [5]

E 21 B    43/285                  .    Smelten van mineralen, bijv. zwavel (E21B 43/24 heeft voorrang; verwarmingsvoorzieningen, koelvoorzieningen of isolatievoorzieningen voor boorputten E21B 36/00) [5]

E 21 B    43/29                   .    Verkrijgen van een slurrie van mineralen, bijv. door gebruik te maken van sproeiers [5]

E 21 B    43/295                  .    Vergassen van mineralen, bijv. voor het produceren van mengsels van brandbare gassen (E21B 43/243 heeft voorrang) [5]

E 21 B    43/30                   .    Specifieke boorputpatronen, bijv. optimaliseren van de afstand tussen boorputten (satellietproductiestations E21B 43/017) [3]

E 21 B    43/32                   .    Voorkomen van verschijnselen waarbij gaskegelvorming of waterkegelvorming optreedt, d.w.z. vorming van een conische kolom van gas of water rondom boorputten [3]

E 21 B    43/34                   .    Voorzieningen voor het scheiden van materialen die uit de boorput afkomstig zijn (zie voor scheidingsapparatuur op zich de relevante subklassen) [3]

E 21 B    43/36                   .    .    Scheidingsvoorzieningen voor onder water (E21B 43/38 heeft voorrang) [3]

E 21 B    43/38                   .    .    in de boorput [3]

E 21 B    43/40                   .    .    Scheiden in samenhang met het opnieuw injecteren van afgescheiden materialen [3]

 

Automatisch regelen; Onderzoeken of testen [3]

 

E 21 B     44/00                   Speciaal aangepaste automatische regelsystemen voor boorbewerkingen, d.w.z. zelfwerkende systemen met als functie het uitvoeren of modificeren van een boorbewerking zonder tussenkomst van een menselijke bediener, bijv. computergestuurde boorsystemen (zie voor niet-automatische boorregeling de geregelde bewerking; automatisch vanaf een rek toevoeren en met elkaar verbinden van boorpijpen E21B 19/20; regelen van de druk of stroming van boorfluïda E21B 21/08; regelsystemen in het algemeen G05); Speciaal aangepaste systemen voor het bewaken van meerdere boorvariabelen of boorcondities (middelen voor het verzenden van meetsignalen van de boorput naar de oppervlakte E21B 47/12) [3]

E 21 B    44/02                   .    Automatisch regelen van de gereedschaptoevoer (E21B 44/10 heeft voorrang) [7]

E 21 B    44/04                   .    .    reagerend op de torsie van de aandrijvign [7]

E 21 B    44/06                   .    .    reagerend op de stroming of druk van het drijvende fluïdum van de aandrijving [7]

E 21 B    44/08                   .    .    reagerend op de amplitude van de beweging van het stootgereedschap, bijv. de sprong of terugslag [7]

E 21 B    44/10                   .    Voorzieningen voor het automatisch stoppen als het gereedschap van het werkvlak wordt getild [7]

 

Onderzoeken of testen

 

E 21 B     45/00                   Meten van de boortijd of de mate van boorvordering

 

E 21 B     47/00                   Onderzoeken van boorgaten of boorputten (bewaken van de druk of stroming van boorfluïda E21B 21/08; geofysisch onderzoek G01V)

E 21 B    47/001                  .    voor onderwaterinstallaties [12]

E 21 B    47/002                  .    door visuele inspectie [12]

E 21 B    47/003                  .    Bepalen van het volume van boorgaten of boorputten (bepalen van de diepte E21B 47/04; bepalen van de diameter E21B 47/08) [12]

E 21 B    47/005                  .    Bewaken of controleren van de cementeerkwaliteit of het niveau [12]

E 21 B    47/007                  .    Meten van de spanningen in een reeks pijpen of een pijpbehuizing (voor het lokaliseren van geblokkeerde delen van pijpen E21B 47/09) [12]

E 21 B    47/008                  .    Bewaken van pompsystemen onderin een boorgat, bijv. voor het detecteren van pumped-off condities [12]

E 21 B    47/009                  .    .    Bewaken van walking beam pompsystemen [12]

E 21 B    47/01                   .    Inrichtingen voor het ondersteunen van meetinstrumenten op boorkoppen, boorpijpen, boorstangen of draadkabels (stelgereedschap of borggereedschap in boorgaten of boorputten E21B 23/00); Beschermen van meetinstrumenten in boorgaten tegen warmte, schokken, druk en dergelijke [6,12]

E 21 B    47/013                  .    .    Speciaal aangepaste inrichtingen voor het ondersteunen van meetinstrumenten op boorkoppen [12]

E 21 B    47/017                  .    .    Beschermen van meetinstrumenten [12]

E 21 B    47/02                   .    Bepalen van de helling of richting [12]

E 21 B    47/022                  .    .    van het boorgat, bijv. gebruikmakend van geomagnetisme [12]

E 21 B    47/0224                .    .    .    gebruikmakend van seismische of akoestische middelen [12]

E 21 B    47/0228                .    .    .    gebruikmakend van elektromagnetische energie of detectoren daarvoor [12]

E 21 B    47/0232                .    .    .    .    waarbij tenminste één van de energiebronnen of één van de detectoren boven het grondoppervlak is geplaatst [12]

E 21 B    47/0236                .    .    .    gebruikmakend van een pendulum [12]

E 21 B    47/024                  .    .    van inrichtingen in het boorgat (E21B 47/022 heeft voorrang)

E 21 B    47/026                  .    .    van bodemlagen waarin men is doorgedrongen [12]

E 21 B    47/04                   .    Meten van diepte of vloeistofniveau [12]

E 21 B    47/047                  .    .    Vloeistofniveau (E21B 47/053 heeft voorrang) [12]

E 21 B    47/053                  .    .    gebruikmakend van radioactieve markers [12]

E 21 B    47/06                   .    Meten van temperatuur of druk [12]

E 21 B    47/07                   .    .    Temperatuur [12]

E 21 B    47/08                   .    Meten van diameters of daarmee verband houdende afmetingen bij het boorgat [12]

E 21 B    47/085                  .    .    gebruikmakend van stralingsmiddelen, bijv. akoestisch, radioactief of elektromagnetisch [12]

E 21 B    47/09                   .    Lokaliseren of bepalen van de positie van objecten in boorgaten of boorputten; Herkennen van vrije of geblokkeerde delen van pijpen [3,12]

E 21 B    47/092                  .    .    door het detecteren van magnetische afwijkingen [12]

E 21 B    47/095                  .    .    door het detecteren van akoestische afwijkingen, bijv. gebruikmakend van modderdrukpulsen [12]

E 21 B    47/098                  .    .    gebruikmakend van impression packers, bijv. voor het detecteren van gaten of perforaties [12]

E 21 B    47/10                   .    Lokaliseren van lekkage, binnendringing of bewegingen van fluïda

E 21 B    47/103                  .    .   gebruikmakend van thermische metingen [12]

E 21 B    47/107                  .    .    gebruikmakend van akoestische middelen [12]

E 21 B    47/11                   .    .    gebruikmakend van tracers; gebruikmakend van radioactiviteit [12]

E 21 B    47/113                  .    .    gebruikmakend van elektrische indicaties; gebruikmakend van lichtstraling [12]

E 21 B    47/117                  .    .    Detecteren van lekken, bijv. uit buizen, door het testen van de druk [12]

E 21 B    47/12                   .    Middelen voor het verzenden van meetsignalen of regelsignalen vanuit de boorput naar de oppervlakte, of vanaf de oppervlakte naar de boorput,, bijv. voor onderzoek tijdens het boren [12]

E 21 B    47/125                  .    .    gebruikmakend van de aarde als elektrische geleider (E21B 47/13 heeft voorrang) [12]

E 21 B    47/13                   .    .    door elektromagnetische energie, bijv. binnen radiofrequentiebereik [12]

E 21 B    47/135                  .    .    .    gebruikmakend van lichtgolven, bijv. infraroodgolven of ultravioletgolven [12]

E 21 B    47/14                   .    .    gebruikmakend van akoestische golven [6]

E 21 B    47/16                   .    .    .    door de boorkolom of verbuizing [6]

E 21 B    47/18                   .    .    .    door het boorputfluïdum [6]

E 21 B    47/20                   .    .    .    .    door modulatie van moddergolven, bijv. door continue modulatie [12,13]

E 21 B    47/22                   .    .    .    .    door negatieve modderpulsen gebruikmakend van een overdrukventiel tussen de boorpijp en de annulus [12]

E 21 B    47/24                   .    .    .    .    door positieve modderpulsen gebruikmakend van een afknijpventiel in de boorpijp [12]

E 21 B    47/26                   .    Opslaan van gegevens van onderin het boorgat of de boorput, bijv. in een opslaggeheugen of op een gegevensdrager [12]

 

E 21 B     49/00                   Testen van de aard van boorgatwanden; Formatie-onderzoek; Methoden of apparatuur voor het verkrijgen van monsters van de grond of van boorput-fluïda, speciaal aangepast aan grondboorwerk of boorputten (nemen van monsters in het algemeen G01N 1/00)

E 21 B    49/02                   .    door het mechanisch nemen van monsters van de grond (apparatuur voor het verkrijgen van hele kernen E21B 25/00; ter plaatse onderzoeken van bouwgrond E02D 1/00)

E 21 B    49/04                   .    .    gebruikmakend van explosieven in boorgaten; gebruikmakend van projectielen die de wand binnendringen [3]

E 21 B    49/06                   .    .    gebruikmakend van boorgereedschap of boorschrapers die de zijwand binnendringen

E 21 B    49/08                   .    Verkrijgen van fluïdummonsters of testen van fluïda in boorgaten of boorputten [3]

E 21 B    49/10                   .    .    gebruikmakend van monsternemers of testers voor fluïda uit zijwanden [3]