SECTIE E BOUWKUNDE
GRONDBOORWERK OF
STEENBOORWERK; MIJNBOUW
E 21 D SCHACHTEN;
TUNNELS; MIJNGANGEN; GROTE ONDERGRONDSE KAMERS (materialen voor het
conditioneren of stabiliseren van grond C09K 17/00; boormachines of
snijmachines voor mijnbouw of ontginning E21C; veiligheidsinrichtingen,
transport, redding, ventilatie of afwatering E21F) [2,6]
Aantekeningen
(1) Onder deze subklasse vallen methoden of
apparatuur voor het maken of bekleden van tunnels, mijngangen of grote
ondergrondse kamers waarbij alleen gebruik wordt gemaakt van ondergrondse
mijnbouwmethoden, d.w.z. waarbij geen sprake is van verstoring van het
grondoppervlak. [6]
(2) Onder deze subklasse vallen geen
ondergrondse ruimten die zijn gemaakt met funderingstechnieken, d.w.z. waarbij
sprake is van verstoring van het grondoppervlak, welke vallen onder subklasse
E02D. [6]
E 21 D 1/02 . met de hand
E 21 D 1/03 . mechanisch (E21D 1/08 heeft voorrang)
E 21 D 1/04 . . met grijpers
E 21 D 1/06 . . met
schachtkotterbeitels (boormachines E21B)
E 21 D 1/08 . tijdens het omlaag bewegen van de bekleding
E 21 D 1/10 . Voorbereiden van de grond
E 21 D 1/12 . . door bevriezing
E 21 D 1/14 . . . Vriesapparatuur
E 21 D 1/16 . . door verstening (met
cementspecie aangieten van ankerbouten E21D 20/02)
E 21 D
5/00 Bekleden van
schachten; Bekledingen daarvoor (E21D 11/00 heeft voorrang) [3]
E 21 D 5/01 . gebruikmakend van een geprefabriceerde bekleding, die wordt
neergelaten in een gat dat is gevuld met een vloeibare of viskeuze massa
E 21 D
5/012 . Gebruik van fluïdumdicht materiaal of
antiwrijvingsmateriaal aan de buitenkant van, of tussen, bekledingslagen
E 21 D 5/016 . Draagringen
E 21 D 5/02 . met hout (E21D 5/01, E21D 5/012 en E21D 5/016 hebben voorrang)
E 21 D 5/04 . met baksteen, beton, steen of soortgelijke bouwmaterialen (E21D
5/01, E21D 5/012 en E21D 5/016 hebben voorrang)
E 21 D 5/06 . met ijzer of staal (E21D 5/01, E21D 5/012 en E21D 5/016 hebben
voorrang)
E 21 D 5/08 . . in de vorm van
geprofileerde delen
E 21 D 5/10 . . in de vorm van
mijnschachtbetimmering
E 21 D 5/11 . met combinaties van verschillende materialen, bijv. hout, metaal
of beton (E21D 5/01, E21D 5/012 en E21D 5/016 hebben voorrang)
E 21 D 5/12 . Accessoires voor het maken van schachtbekledingen, bijv.
bekistingen of in een draagframe opgehangen wiegen
E 21 D 7/02 . Opstelling van geleiders voor kooien in schachten; Verbinden van
geleiders voor kooien met schachtwanden (geleidingsbanen of geleiders voor
liften B66B 7/02)
E 21 D
8/00 Schachten
voorzover niet vallend onder de groepen E21D 1/00 tot E21D 7/00 [8]
Tunnels; Mijngangen; Grote
ondergrondse kamers; Bekledingen daarvoor [3,6,9]
E 21 D
9/00 Tunnels of
mijngangen, met of zonder bekledingen; Methoden of apparatuur voor het maken
daarvan
(bekledingen op zich E21D 11/00; mijngangen die bescherming bieden tegen
vallend gesteente of lawines E01F 7/04); Layout van tunnels of mijngangen
[3,9]
E 21 D 9/01 . Methoden of apparatuur voor het vergroten of herstellen van de
doorsnede van tunnels, bijv. door het herstellen van de vloer tot het
oorspronkelijke niveau [7]
E 21 D 9/02 . Boren van hellende tunnels of mijngangen [3]
E 21 D 9/04 . Boren van tunnels of mijngangen door losse materialen; Niet
elders ondergebrachte apparatuur daarvoor
E 21 D 9/06 . Aanleggen door gebruik te maken van een boorscherm [2]
E 21 D 9/08 . . met extra boormiddelen
of snijmiddelen [2]
E 21 D
9/087 . . . met een roterende boorkop die gelijktijdig
over de gehele doorsnede snijdt, d.w.z. full-face
machines [7]
E 21 D
9/093 . . Regelen
van het drijvende schild [7]
E 21 D 9/10 . Aanleggen door gebruik te maken van boormachines of snijmachines
(E21D 9/08 heeft voorrang; soortgelijke machines voor de mijnbouw E21C 27/20;
mijnhouwelen E21C 35/18) [3]
E 21 D 9/11 . . met een roterende
boorkop die gelijktijdig over de gehele doorsnede snijdt, d.w.z. full-face machines [7]
E 21 D 9/12 . Inrichtingen voor het verwijderen of weghijsen van afgegraven
materiaal of afval; Werkplatforms of laadplatforms (ondergronds transport E21F
13/00) [2]
E 21 D 9/13 . . gebruikmakend van
hydraulische of pneumatische transportmiddelen [7]
E 21 D 9/14 . Layout van tunnels of mijngangen; Niet elders ondergebrachte
constructieve kenmerken van tunnels of mijngangen, bijv. portalen of
daglichtdimming bij tunnelopeningen [3]
E 21 D 11/00 Bekleden
van tunnels, mijngangen of andere ondergrondse holten, bijv. grote ondergrondse
kamers; Bekledingen daarvoor; Ter plaatse maken van dergelijke bekledingen,
bijv. door samenbouwen (E21D 15/00 tot E21D 23/00 hebben voorrang; speciaal voor
schachten E21D 5/00; bekleden van drukwatermijngangen, bekledingen daarvoor
E02B 9/06) [2]
E 21 D 11/02 . Bekledingen met in hoofdzaak hout [2]
E 21 D 11/03 . . gebruikmakend
van houtafwerkmachines
E 21 D 11/04 . Bekledingen met bouwmaterialen (E21D 11/02
en E21D 11/14 hebben voorrang) [2]
E 21 D 11/05 . . gebruikmakend
van samendrukbare inzetstukken
E 21 D 11/06 . . met stenen
E 21 D 11/07 . . . gebruikmakend van metselmachines
E 21 D 11/08 . . met
voorgevormde betonnen schaaldelen
E 21 D 11/10 . . met
ter plaatse gegoten beton; Bekistingen of andere daarvoor aangepaste uitrusting
E 21 D 11/12 . . Tijdelijke
steunen voor gebruik tijdens de bouw; Accessoires
E 21 D 11/14 . Bekledingen met in hoofdzaak metaal [2]
E 21 D 11/15 . . Plaatbekledingen;
Betimmeringen, d.w.z. bekledingen die zijn ontworpen voor het tegenhouden van
formatiemateriaal of voor het doorgeven van de belasting op hoofdsteunlichamen
(isolatie E21D 11/38) [2]
E 21 D 11/18 . . Booglichamen
E 21 D 11/20 . . . Speciale doorsneden, bijv. gegolfd
E 21 D 11/22 . . . Klemmen of andere meegevende middelen voor het
onderling verbinden van aanliggende booglichamen, of wel star ofwel delen van
booglichamen kunnen verschuiven bij blootstelling aan overmatige druk
E 21 D 11/24 . . . Scharnierverbindingen of schakels tussen
booglichamen
E 21 D 11/26 . . . Paalschoenen of leisloffen voor het
verbinden van booglichamen met langsschoren
E 21 D 11/28 . . Langsschoren
E 21 D 11/30 . . Grondplaten voor lagere
booglichamen (voor stutten E21D 15/54)
E 21 D 11/34 . . Verbindingen
tussen verticale stutten en horizontale bovenbalken (eindkappen die deel
uitmaken van de stutten E21D 15/54)
E 21 D 11/36 . . Speciaal
gevormde bekledingen of steunen voor tunnels of mijngangen met een
onregelmatige doorsnede [2,3]
E 21 D 11/38 . Waterdicht maken (in het algemeen E02D
31/00); Warmte-isolatie; Geluiddicht maken; Elektrische isolatie (voor
bouwconstructies in het algemeen E04B 1/62) [2]
E 21 D 11/40 . Speciaal aangepaste inrichtingen of
apparatuur voor het hanteren of plaatsen van eenheden bekleding voor tunnels of
mijngangen [2]
E 21 D 13/00 Grote
ondergrondse kamers; Methoden of apparatuur voor het maken daarvan (bekledingen E21D 11/00) [6]
E 21 D 13/02 . Methoden
E 21 D 13/04 . Speciale
uitrusting; Accessoires
E 21 D 15/00 Stutten (in de bouwkunde E04G
25/00); Reelbokken
E 21 D 15/02 . Niet-telescopische stutten
E 21 D 15/04 . . met houten stutdelen die
zijn samengevoegd door dubbele kegelvormige verbindingsmiddelen
E 21 D 15/06 . . met
delen die zijn samengevoegd door een blokkering, met of zonder een kleine
axiale verstelmogelijkheid
E 21 D 15/08 . . . met een knieverbinding
E 21 D 15/10 . . . met een klauwkoppeling of pen-gatverbinding
E 21 D 15/12 . . . met borginrichtingen die bij de kop of de
voet zijn geplaatst
E 21 D 15/14 . Telescopische stutten (algemene middelen
voor het aan elkaar vastzetten van telescopische delen F16B)
E 21 D 15/15 . . Middelen
die het binnendringen van vuil tegengaan; Ingebouwde reinigingsinrichtingen
E 21 D 15/16 . . met
delen die bij elkaar worden gehouden door positieve middelen, met of zonder een
kleine relatieve schuifbeweging als de stut wordt blootgesteld aan overmatige
druk
E 21 D 15/18 . . . waarbij het ene deel rust op een
steunmedium, bijv. rubber, zand, bitumen of lood, dat is geplaatst in het
andere deel, met of zonder uitdrijving of verplaatsing van het medium bij
overmatige druk
E 21 D 15/20 . . . waarbij een pal, pen, dwarshout en
dergelijke in contact staat met tandraderen, inkepingen, gaten en dergelijke die
met tussenpozen los van elkaar staan
E 21 D 15/22 . . . waarbij een lichaam, pen, dwarshout en
dergelijke uit elkaar wordt gescheurd, wordt doorgescheurd of blijvend wordt vervormd
bij overmatige druk
E 21 D 15/24 . . . met een axiaal bout-moermechanisme,
heugel-wormmechanisme of soortgelijk mechanisme
E 21 D 15/26 . . . . met
een bout, worm en dergelijke die niet zelfborgend is maar waarbij gewoonlijk
rotatie wordt voorkomen door frictielichamen die slippen bij overmatige druk
E 21 D 15/28 . . met
delen die relatief bij elkaar worden gehouden door wrijving of aangrijping,
bijv. gebruikmakend van wiggen
E 21 D 15/30 . . . door middelen die uitzetten of die worden
samengeperst door een druk die wordt uitgeoefend via het medium van een fluïdum
of quasi-fluïdum, bijv. rubber
E 21 D 15/32 . . . door een vervormbare kraag
E 21 D 15/34 . . . door axiaal bewegende kogels, rollen en
dergelijke
E 21 D 15/36 . . . door een kantelbare kraag die één of beide
delen omvat
E 21 D 15/38 . . . met in lengterichting gedeelde bovenste of
onderste stutdelen, bijv. onderling passende lagen
E 21 D 15/40 . . . Kragen of andere steunen die door één of
beide delen worden gegrepen onder invloed van een hefboom, nok of ander lichaam
dat draaibaar of soortgelijk is bevestigd
E 21 D 15/42 . . . met speciale delen voor het beïnvloeden van
de wrijving
E 21 D 15/43 . . . Details van wiggen (frictievoeringen of
wrijvingsblokken E21D 15/42)
E 21 D 15/44 . . Hydraulische,
pneumatische of hydraulisch-pneumatische stutten
E 21 D 15/45 . . . met een gesloten fluïdumsysteem, bijv. met
ingebouwde pompen of accumulatoren
E 21 D 15/46 . . met
meetinrichtingen voor de belasting; met alarminrichtingen
E 21 D 15/48 . Reelbokken en dergelijke
E 21 D 15/50 . Componenten of details van stutten (E21D
15/43, E21D 15/58 en E21D 15/60 hebben voorrang)
E 21 D 15/502 . . Stutlichamen
die worden gekenmerkt door hun vorm, bijv. met een specifieke doorsnede
E 21 D 15/51 . . speciaal
aangepast aan hydraulische, pneumatische of hydraulisch-pneumatische stutten,
bijv. voorzieningen van ontlastingskleppen
E 21 D 15/52 . . Verlengbare
eenheden die zijn aangebracht boven of onder standaardstutten
E 21 D 15/54 . . Details
van de uiteinden van stutten (voor het stap-voor-stap kunnen bewegen E21D
23/06)
E 21 D 15/55 . . . van stutkoppen
E 21 D 15/56 . . Details
van blokkeringen van telescopische stutten
E 21 D 15/58 . Inrichtingen voor het instellen van stutten
E 21 D 15/582 . . voor mechanische
stutten
E 21 D 15/59 . . voor hydraulische,
pneumatische of hydraulisch-pneumatische stutten
E 21 D 15/60 . Inrichtingen
voor het terugtrekken van stutten of reelbokken
E 21 D 17/01 . gekenmerkt door de vorm van de kap, bijv.
met een specifieke doorsnede
E 21 D 17/02 . Vrijdragende uitbouw of soortgelijke
beschermingsinrichtingen
E 21 D 17/022 . . Hulpinrichtingen
voor het tijdelijk ondersteunen van dak-steunliggers tijdens de opbouw
E 21 D 17/03 . . Consoles
voor dak-ondersteuningsstaven
E 21 D 17/04 . . voor
gebruik bij het bewerken van lange wanden
E 21 D 17/05 . . . hydraulisch verlengbaar
E 21 D 17/054 . . . hydraulisch draaibaar
E 21 D 17/06 . . voor
gebruik in mijnsteengangen
E 21 D 17/08 . . Kapverbindingen
voor het verkrijgen van een steenkoolvlak dat vrij is van mijnstutten
E 21 D 17/082 . . . glijdend
E 21 D 17/086 . . . geleed
E 21 D 17/10 . Details van mijnkappen voor het aangrijpen
van de bovenkanten van mijnstutten, met of zonder borgplaten; Borgplaten
E 21 D 19/00 Tijdelijke
beschermende afschermingen voor werkruimten (E21D 9/06 en E21D 23/00 hebben voorrang) [3]
E 21 D 19/02 . voor gebruik bij het bewerken van lange
wanden
E 21 D 19/04 . voor gebruik in mijnsteengangen
E 21 D 19/06 . Voorzieningen voor het aanbrengen van de
afdekkingen [6]
E 21 D 20/00 Instellen
van ankerbouten (ankerbouten voor schachten, tunnels of mijngangen E21D 21/00;
speciaal aan funderingstechniek aangepaste middelen voor het verankeren van
bouwelementen of schotten E02D 5/74; deuvels of andere inrichtingen die worden
bevestigd in wanden en dergelijke door ze in voor dat doel gemaakte gaten te
steken F16B 13/00) [5]
E 21 D 20/02 . met voorzieningen voor het met specie
aangieten
E 21 D 21/00 Ankerbouten
voor dakbescherming, vloerbescherming of bescherming van schachtbekleding (deuvels of andere
inrichtingen die worden bevestigd in wanden en dergelijke door ze in voor dat
doel gemaakte gaten te steken F16B 13/00) [5]
E 21 D 21/02 . met middelen voor het aanduiden van de
spanning (speciaal gemodificeerde schroefverbindingen voor het aanduiden van
trekbelasting F16B 31/02)
E 21 D 23/00 Mijndaksteunen
voor een stapsgewijze verplaatsing, bijv. in combinatie met voorzieningen voor
het daarvoor verschuiven van transporteurs, mijnbouwmachines of geleiders (verschuiven van
mijntransporteurs bij het werkvlak op zich E21F 13/08)
E 21 D 23/03 . met beschermende middelen, bijv. schermen, voor
het voorkomen of tegengaan van het binnendringen van los materiaal in de
werkruimte of werksteun [4]
E 21 D 23/04 . Structurele kenmerken van de
steunconstructie, bijv. schakellichamen tussen aanliggende frames of sets van
stutten; Middelen voor het tegengaan van het zijwaarts wegglijden op een
hellende vloer (E21D 23/14 heeft voorrang)
E 21 D 23/06 . . Speciale
mijnkappen of speciale boveneinden van mijnstutten voor het stap-voor-stap
kunnen verplaatsen
E 21 D 23/08 . Voortbewegingsmechanismen (E21D 23/16 heeft
voorrang)
E 21 D 23/10 . . met
voortbewegingsinrichtingen los van de steunconstructie
E 21 D 23/12 . Regelen, bijv. gebruikmakend van
afstandsbediening (E21D 23/16 heeft voorrang)
E 21 D 23/14 . . Realiseren
van een automatische opeenvolgende verplaatsing van steunen, bijv. na elkaar
E 21 D 23/16 . Hydraulische of pneumatische kenmerken,
bijv. circuits, opstelling of aanpassing van kleppen, stelinrichtingen of
terugtrekinrichtingen
E 21 D 23/18 . . van
voortbewegingsmechanismen
E 21 D 23/20 . . . voor opeenvolgende verplaatsing, bijv. na
elkaar
E 21 D 23/22 . . . ingebouwd in mijnkappen
E 21 D 23/24 . . . waarbij de voortbewegingsmechanismen los
staan van de steunconstructie
E 21 D 23/26 . . Hydraulisch of
pneumatisch regelen