SECTIE F WERKTUIGBOUWKUNDE;
VERLICHTING; VERWARMING; WAPENS; EXPLOSIEVEN
WERKTUIGBOUWKUNDE
IN HET ALGEMEEN
F 16 CONSTRUCTIE-ELEMENTEN
OF CONSTRUCTIEDELEN; ALGEMENE MAATREGELEN VOOR HET PRODUCEREN EN EFFECTIEF LATEN
BLIJVEN FUNCTIONEREN VAN MACHINES OF INSTALLATIES; THERMISCHE ISOLATIE IN HET
ALGEMEEN
F 16 J ZUIGERS;
CILINDERS; DRUKVATEN IN HET ALGEMEEN; AFDICHTINGEN
Aantekening
De
aandacht wordt gevestigd op de volgende plaatsen:
A 47 J 27/08 Hogedrukpannen
E 04 B 1/68 Afdichten van bouwvoegen
E
F
01 B Machines of motoren
in het algemeen of met een heen en weer bewegende zuiger, bijv. cilinders die
horen bij stoommachines F01B 31/28
F
F
F
04 D 29/08 Afdichtingen bij
niet-verdringerpompen
F
17 B 1/04 Afdichtingsinrichtingen
voor verschuivende delen van gashouders met variabele capaciteit
F
F 16
J
1/00 Zuigers;
Kokerzuigers; Plunjers (balgzuigers F16J 3/06; zuigerringen of
zittingen daarvoor F16J 9/00; rotatiezuigers, bijv. voor Wankelmotoren, F01C;
specifiek voor verbrandingsmotoren, d.w.z. geconstrueerd voor het weerstaan van
een hoge temperatuur of gemodificeerd voor het geleiden, ontsteken, vernevelen
of anderszins behandelen van de lading, F02F; speciaal aangepaste zuigers voor
vloeistofzuigermotoren F03C 1/28; voor pompen F04B; vlotters F16K 33/00)
F 16
J
1/01 . gekenmerkt door het gebruik van specifieke
materialen (F16J 1/02 heeft voorrang) [3]
F 16
J
1/02 . Draagvlakken
F 16
J
1/04 . Verende geleidingsdelen, bijv. randen, voor
met name kokerzuigers
F 16
J
1/06 . . met
aparte uitzetlichamen; Uitzetlichamen
F 16
J
1/08 . Constructieve kenmerken met het oog op
smering
F 16
J
1/09 . met middelen voor het geleiden van fluïda
(F16J 1/08 heeft voorrang) [3]
F 16
J
1/10 . Verbindingen naar aandrijflichamen
F 16
J
1/12 . . met
zuigerstangen, d.w.z. vaste verbindingen
F 16
J
1/14 . . met
verbindingsstangen, d.w.z. draaibare verbindingen
F 16
J
1/16 . . . met kruispennen; Kruispennen
F 16
J
1/18 . . . . Vastzetten
van kruispennen
F 16
J
1/20 . . . met rolcontact, anders dan in kogellagers of
rollagers
F 16
J
1/22 . . . met een kruiskoppeling, bijv. een
kogelgewricht
F 16
J
1/24 . . ontworpen
voor het aan de zuiger meegeven van een zekere rotatiebeweging om de eigen as
F 16
J
3/00 Diafragma’s;
Balgen; Balgzuigers (verbinden van ventielen met opblaasbare
elastische lichamen B60C 29/00; balgen en dergelijke die worden gebruikt in
instrumenten G12B 1/04; diafragma’s voor elektromechanische transducers H04R
7/00)
F 16
J
3/02 . Diafragma’s [2]
F 16
J
3/04 . Balgen [2]
F 16
J
3/06 . Balgzuigers [2]
F 16
J
7/00 Zuigerstangen,
d.w.z. stangen die vast zijn verbonden met de zuiger (verbindingsstangen
of soortgelijke schakels die draaibaar zijn aan beide uiteinden F16C 7/00)
F 16
J
9/00 Zuigerringen,
zittingen daarvoor; Ringafdichtingen met een soortgelijke constructie in het
algemeen (andere afdichtingen tussen zuigers en cilinders F16J
3/06 of F16J 15/16; gereedschap voor het monteren of verwijderen van
zuigerringen en dergelijke B25B; zuiger-afdichtingsvoorzieningen op
hoofdremcilinders B60T 11/236) [2,5]
F 16
J
9/02 . Ringen met een L-profiel
F 16
J
9/04 . Schroefvormige ringen
F 16
J
9/06 . gebruikmakend van aparte veren voor het
laten uitzetten van de ringen; Veren daarvoor
F 16
J
9/08 . met een uitzetting die wordt verkregen door
druk van het medium
F 16
J
9/10 . Speciale lichamen voor het verstellen van de
ringen
F 16 J 9/12 . Details
F 16 J 9/14 . . Aansluitafdichtingen
F 16
J
9/16 . . . verkregen door opstapeling van ringen
F 16
J
9/18 . . . met afzonderlijke brugelementen
F 16
J
9/20 . . Ringen
met een speciale doorsnede (ringen met een L-profiel F16J 9/02);
Olieschraapringen
F 16
J
9/22 . . Ringen
voor het voorkomen van slijtage van groeven of soortgelijke zittingen
F 16
J
9/24 . . Lichamen
voor het voorkomen van rotatie van ringen in groeven
F 16
J
9/26 . gekenmerkt door het gebruik van specifieke
materialen [3]
F 16
J
9/28 . . van
niet-metalen [3]
F 16
J 10/00 Motorcilinders of soortgelijke cilinders
(drukvaten in het algemeen F16J 12/00; zie voor cilinders van specifieke
motoren of andere apparatuur de toepasselijke subklassen, bijv. voor verbrandingsmotoren
F02F); Kenmerken van holle, bijv. cilindrische, lichamen in het algemeen [3]
F 16
J 10/02 . Cilinders
die zijn ontworpen voor het opnemen van bewegende zuigers of plunjers [3]
F 16
J 10/04 . . Loopvlakken; Bekledingen [3]
F 16
J 12/00 Drukvaten in het algemeen
(afdekkingen daarvoor F16J 13/00; zie voor specifieke toepassingen de relevante
subklassen, bijv. B01J, F17C of G21C) [3]
F 16
J 13/00 Afdekkingen of soortgelijke sluitlichamen voor
drukvaten in het algemeen (voor motorcilinders of soortgelijke
cilinders F16J 10/00; afdichtingen F16J 15/02; afdekkingen voor doosvormige
containers B65D 43/00; inrichtingen voor het vastzetten of borgen van
sluitlichamen B65D 45/00; niet elders ondergebrachte sluitingen voor containers
B65D 51/00; mangaten, afdekkingen voor grote containers B65D 90/10; schuiven of
sluitingen voor grote containers B65D 90/54; voor vaten voor het bewaren of
opslaan van gecomprimeerde, vloeibare of vaste gassen F17C 13/06; stoomketels
F22B)
F 16
J 13/02 . Wegneembare
sluitlichamen; Middelen voor het aantrekken van sluitingen (F16J 13/16 en F16J
13/22 hebben voorrang) [3]
F 16
J 13/04 . . vastgemaakt met een bruglichaam
F 16
J 13/06 . . alleen vastgemaakt door inklemming langs de
omtrek
F 16
J 13/08 . . vastgemaakt door één of meer lichamen die in
werking worden gesteld waardoor ze gaan uitsteken achter één of meer delen van
het frame (soortgelijke constructies voor deuren of ramen E05C 9/00)
F 16
J 13/10 . . vastgemaakt door middel van een gedeelde
ring
F 16
J 13/12 . . vastgemaakt door een wigwerking door middel
van schroefdraad, onderbroken schroefdraad, bajonetsluiting en dergelijke
F 16
J 13/14 . . uitsluitend vastgemaakt door een veerwerking
of een elastische werking
F 16
J 13/16 . Draaibare
sluitingen (F16J 13/22 heeft voorrang) [3]
F 16
J 13/18 . . direct draaibaar op het frame
F 16
J 13/20 . . gemonteerd door een verplaatsbare
bevestiging op zwaaiarmen
F 16
J 13/22 . met een
beweging parallel aan het vlak van de opening [3]
F 16
J 13/24 . met
veiligheidsinrichtingen, bijv. voor het voorkomen van het opengaan voorafgaand
aan drukontlasting [3]
F 16
J 15/00 Afdichtingen [5,16]
F 16
J 15/02 . tussen
relatief stilstaande vlakken (F16J 15/46 en F16J 15/48 hebben voorrang)
F 16
J 15/04 . . zonder pakking tussen de vlakken, bijv. met
grondvlakken of met een snij-rand
F 16
J 15/06 . . met een massieve pakking die is samengeperst
tussen afdichtingsvlakken
F 16
J 15/08 . . . met
uitsluitend een metalen pakking
F 16
J 15/10 . . . met
een niet-metaalachtige pakking
F 16
J 15/12 . . . . met metalen wapening of bedekking
F 16
J 15/14 . . door middel van korrelig of plastisch
materiaal, of een fluïdum
F 16
J 15/16 . tussen
relatief bewegende vlakken (F16J 15/50 en F16J 15/52 hebben voorrang; balgzuigers
F16J 3/06; zuigerringen of ringafdichtingen met een soortgelijke constructie
F16J 9/00) [2,16]
F 16
J 15/18 . . met pakkingbussen voor elastische of
plastische pakkingen
F 16
J 15/20 . . . Pakkingmaterialen
daarvoor
F 16
J 15/22 . . . . gevormd als strengen, touwen, draden, linten
en dergelijke
F 16
J 15/24 . . . met
een radiaal of tangentieel samengeperste pakking
F 16
J 15/26 . . met pakkingbussen voor vaste
afdichtingsringen
F 16
J 15/28 . . . met
afdichtingsringen van metaal
F 16
J 15/30 . . . met
afdichtingsringen van koolstof
F 16
J 15/32 . . met elastische afdichtingen, bijv. O-ringen [16]
F 16
J 15/3204 . . . met
tenminste één elastische lip [16]
F 16
J 15/3208 . . . . voorzien van spanelementen, bijv. elastische
ringen [16]
F 16
J 15/3212 . . . . . met
metalen veren [16]
F 16
J 15/3216 . . . . ondersteund in een richting parallel aan de
oppervlakken [16]
F 16
J 15/322 . . . . ondersteund in een richting dwars op de
oppervlakken [16]
F 16
J 15/3224 . . . . in staat om zich aan te passen aan
veranderingen in afstanden of onjuiste uitlijning tussen de oppervlakken, bijv.
het kunnen compenseren van standaardinstellingen van eccentriciteit of van
hoekafwijkingen [16]
F 16
J 15/3228 . . . . gevormd door het vervormen van een ring [16]
F 16
J 15/3232 . . . . met twee of meer lippen [16]
F 16
J 15/3236 . . . . . met
tenminste één lip voor elk oppervlak, bijv. U-vormige pakkingen [16]
F 16
J 15/324 . . . Voorzieningen
voor het smeren of koelen van de afdichting zelf [16]
F 16
J 15/3244 . . . met
een hydrodynamische pompwerking [16]
F 16
J 15/3248 . . . voorzien
van behuizingen of steunen [16]
F 16
J 15/3252 . . . . met stijve behuizingen of steunen [16]
F 16
J 15/3256 . . . . . met
twee behuizingsdelen of steundelen, elk vastgemaakt aan een oppervlak, bijv.
patroonafdichtingen of cassette-afdichtingen [16]
F 16
J 15/326 . . . . . . met middelen voor het detecteren of meten
van de relatieve rotatie van de twee elementen [16]
F 16
J 15/3264 . . . . . . waarbij de elementen van elkaar kunnen
worden gescheiden [16]
F 16
J 15/3268 . . . Monteren
van afdichtringen [16]
F 16
J 15/3272 . . . . waarbij de ringen een onderbreking of
opening hebben, bijv. om montage op een as mogelijk te maken anders dan vanaf
een asuiteinde [16]
F 16 J 15/3276 . . . . met
een extra statische afdichting tussen de afdichting, of de behuizing of
ondersteuning daarvan, en het oppervlak waarop de afdichting is gemonteerd [16]
F 16
J 15/328 . . . Speciaal
aangepaste productiemethodes voor elastische afdichtingen (gieten B29C) [16]
F 16
J 15/3284 . . . gekenmerkt
door hun opbouw; Selectie van materialen [16]
F 16
J 15/3288 . . . . Filamentstructuren, bijv.
borstelafdichtingen [16]
F 16
J 15/3292 . . . . Lamelstructuren [16]
F 16
J 15/3296 . . . Voorzieningen
voor het monitoren van de conditie of werking van elastische afdichtingen (F16J
15/326 heeft voorrang); Voorzieningen voor het regelen van alastische
afdichtingen, bijv. van hun geometrie of stijfheid [16]
F 16
J 15/34 . . met een glijring die tegen een min of meer
radiaal vlak op één van de delen is geperst
F 16
J 15/36 . . . door
een diafragma verbonden met het andere lichaam
F 16
J 15/38 . . . afgedicht
door een pakking [2]
F 16
J 15/40 . . door middel van een fluïdum
F 16
J 15/42 . . . in
afdichtende positie gehouden door centrifugaal-kracht
F 16
J 15/43 . . . in
afdichtende positie gehouden door magnetische kracht
F 16
J 15/44 . Pakkingen
voor vrije ruimten
F 16
J 15/447 . . Labyrintpakkingen
[3]
F 16
J 15/453 . . . gekenmerkt door het gebruik van een
specifiek materiaal [3]
F 16
J 15/46 . met een
pakkingring die uitzet of op de plaats wordt geperst door fluïdumdruk, bijv.
opblaasbare pakkingen (verbinden van ventielen met opblaasbare elastische
lichamen B60C 29/00; speciaal aangepast voor buisverbindingen F16L)
F 16
J 15/48 . . beïnvloed door de druk in het af te dichten
lichaam
F 16
J 15/50 . tussen
relatief beweegbare lichamen, door middel van een afdichting zonder relatief
bewegende vlakken, bijv. fluïdumdichte afdichtingen voor het overbrengen van
beweging door een wand
F 16
J 15/52 . . door middel van afdichtende balgen of
diafragma’s (verbinden van ventielen met opblaasbare elastische lichamen B60C
29/00)
F 16
J 15/53 . gebruikmakend
van magnetische middelen [6]
F 16
J 15/54 . Andere
afdichtingen voor roterende aandrijfassen
F 16
J 15/56 . Andere
afdichtingen voor heen en weer bewegende stangen