SECTIE H           ELEKTRICITEIT 

              Aantekeningen

 

              Deze Aantekeningen dekken de basisprincipes en algemene instructies voor het gebruik van Sectie H.

I.           Onder Sectie H vallen:

a)         elektrische basiselementen, waaronder alle elektrische eenheden en de algemene mechanische structuur van apparatuur en schakelingen vallen, inclusief de samenstelling van diverse basiselementen tot wat worden genoemd gedrukte schakelingen (printed circuits), en tevens tot op zekere hoogte het maken van deze elementen (voorzover niet elders ondergebracht);

b)         het opwekken van elektriciteit, waaronder de opwekking, omzetting en distributie van elektriciteit vallen samen met het regelen van de overeenkomstige toestellen;

c)         toegepaste elektriciteit, waaronder vallen:

(i)         algemene gebruikstechnieken, nl. die van elektrische verwarming en elektrische verlichtingsschakelingen;

(ii)        enige speciale gebruikstechnieken, hetzij elektrisch hetzij elektronisch in strikte zin, die niet vallen onder andere Secties van de Classificatie, inclusief:

1.         elektrische lichtbronnen, inclusief lasers;

2.         elektrische röntgentechniek;

3.         elektrische plasmatechniek, en de opwekking en versnelling van elektrisch geladen deeltjes of neutronen;

d)         elektronische basisschakelingen en hun regeling;

e)         radio of elektrische communicatietechniek;

f)          het gebruik van een specifiek materiaal voor het maken van het beschreven artikel of element. In dit verband moet gewezen worden op de paragrafen 88 tot 90 van de Gids.

II.          In deze Sectie worden de volgende algemene regels toegepast:

a.         Met inachtneming van de uitzonderingen zoals zoals vermeld onder I© hierboven, wordt elk elektrisch aspect of deel dat hoort bij een bepaalde apparatuur of werking, of een bepaald proces, object of artikel, geklasseerd in één van de Secties van de Classificatie anders dan in Sectie H, altijd geklasseerd in de subklasse voor die apparatuur of werking, of dat proces, object of artikel. Daar waar gezamelijke kenmerken met betrekking tot technische onderwerpen van overeenkomstige aard zijn uitgebracht op klasseniveau, is het elektrische aspect of deel, in overeenstemming met de apparatuur of werking, of het proces, object of artikel, geklasseerd in een subklasse waaronder de algemene elektrische toepassingen voor het technische onderwerp in kwestie geheel vallen;

b.         The hierboven onder (a) bedoelde elektrische toepassingen, algemeen of specifiek, houden in:

i.           de therapeutische processen en apparatuur, in klasse A61;

ii.          de elektrische processen en apparatuur die worden gebruikt in verschillende laboratoriumacitiviteiten en industriële activiteiten, in de klassen B01 en B03, en in subklasse B23K;

iii.         de elektriciteitstoevoer, en de elektrische aandrijving en verlichting bij voertuigen in het algemeen en bij bijzondere voertuigen, in de subsectie “Transport” van Sectie B;

iv.         de elektrische ontstekingssystemen van verbrandingsmotoren, in subklasse F02P, en van verbrandingsapparatuur in het algemeen, in subklasse F23Q;

v.          het gehele elektrische gedeelte van Sectie G, d.w.z. meetinrichtingen inclusief apparatuur voor het meten van elektrische variabelen, het controleren, het signaleren en het berekenen. Elektriciteit in die Sectie wordt in het algemeen gezien als middel en niet als einddoel op zich;

c.         Alle elektrische toepassingen, zowel algemeen als specifiek, veronderstellen dat de elektrische basisaspecten in Sectie H voorkomt (zie I(a) hierboven) voor wat betreft de elektrische basiselementen die zij bevatten. Deze regel geldt ook voor toegepaste elektriciteit zoals bedoeld onder I(c) hierboven, die zelf onder Sectie H valt.

III.         In deze Sectie komen de volgende speciale gevallen voor:

a.         Onder de algemene toepassingen die onder andere Secties dan Sectie H vallen, is het vermeldenswaard, dat elektrische verwarming in het algemeen valt onder de subklassen F24D en F24H, of klasse F27, en dat elektrische verlichting in het algemeen gedeeltelijk valt onder klasse F21, omdat er in Sectie H (zie I(c) hierboven) plaatsen zijn in subklasse H05B waaronder dezelfde technische onderwerpen vallen;

b.         In de beide gevallen waarover onder (a) hierboven wordt gesproken, vallen onder de subklassen van Sectie F die gaan over de respectievelijke onderwerpen, in hoofdzaak in de eerste plaats het gehele mechanische gedeelte van de apparatuur of inrichtingen, terwijl het elektrische gedeelte als zodanig valt onder subklasse H05B;

c.         In het geval van verlichting moet onder dit mechanische gedeelte de materiaalopstelling van de verschillende elektrische elementen vallen, d.w.z. hun geometrische of fysieke positie ten opzichte van elkaar; dit aspect valt onder de subklassen van klasse F21, de elementen zelf en de primaire schakelingen blijven in Sectie H. Hetzelfde geldt voor elektrische lichtbronnen, als zij zijn gecombineerd met lichtbronnen van een ander soort. Deze vallen onder subklasse H05B, terwijl de fysieke opstelling die de combinatie vormt valt onder de subklassen van klasse F21; [16]

d.         Met betrekking tot verwarming vallen niet alleen de elektrische elementen en schakelontwerpen als zodanig onder subklasse H05B, maar ook de elektrische aspecten van hun opstelling, daar waar het zaken met een algemene toepassing betreft; elektrische ovens worden op zich beschouwd. De fysieke plaatsing van de elektrische elementen in ovens valt onder Sectie F. Als een vergelijk wordt gemaakt met elektrische lasschakelingen, die in samenhang met lassen vallen onder subklasse B23K, blijkt dat elektrische verwarming niet valt onder de algemene regel zoals vermeld onder II hierboven.

H 01        ELEKTRISCHE BASISELEMENTEN

 

              Aantekening

 

              (1)            Processen waarbij sprake is van slechts één technisch vakgebied, bijv. drogen of coaten, waarin elders is voorzien, worden geklasseerd in de relevante klasse voor dat vakgebied.

              (2)            De aandacht wordt gevestigd op de Aantekeningen volgend op de titels van klasse B81 en subklasse B81B met betrekking tot “microstructurele inrichtingen” en “microstructurele systemen”. [7]

 

H 01 R    ELEKTRISCH GELEIDENDE VERBINDINGEN; STRUCTURELE STELSELS VAN MEERDERE GEMEENSCHAPPELIJK GEÏSOLEERDE ELEKTRISCHE VERBINDINGSELEMENTEN; KOPPELINRICHTINGEN; STROOMCOLLECTOREN (schakelaars, zekeringen H01H; koppelinrichtingen in de vorm van een golfgeleider H01P 5/00; schakelvoorzieningen voor het toevoeren of distribueren van elektrisch vermogen H02B; installaties van elektrische kabels of leidingen, of van gecombineerde optische en elektrische kabels of leidingen, of van hulpapparatuur H02G; gedrukte middelen die zorgen voor elektrische verbindingen naar of tussen gedrukte circuits H05K)

 

              Aantekeningen

 

              (1)      Deze subklasse dekt:

                        -        alle soorten contact-makende loskoppelbare en niet-loskoppelbare verbindingsinrichtingen, koppelinrichtingen, lamphouders of soortgelijke houders of stroomcollectoren voor alle soorten elektrische leidingen, kabels of apparatuur;

                        -        niet-gedrukte middelen als elektrische verbindingen naar of tussen gedrukte circuits.

              (2)      Deze subklasse dekt niet het bevestigen van verbindingen in of op specifieke apparatuur. Dergelijke bevestigingen vallen onder de relevante subklasse voor dergelijke apparatuur, bijv. het bevestigingen in aansluitdozen of verdeeldozen valt onder de subklassen H02B of H02G en hoog-temperatuurverbindingen voor verwarmingselementen vallen onder groep H05B 3/08. Een structureel stelsel van een koppelinrichting met specifieke elektrische apparatuur wordt geklasseerd bij de apparatuur, bijv. een samenstel van een lampvoet met een gloeilamp valt onder subklasse H01K.

              (3)            In deze subklasse worden de volgende termen gebruikt met de aangegeven betekenissen:

                        -                 “pen” is een vaste of flexibele geleider voor aangrijping met een nagenoeg gevormde mof voor het tot stand brengen van contact daarmee; [7]

                        -                 “mof” is een vaste of flexibele geleider voor het opnemen van een toepasselijke pen voor het tot stand brengen van elektrisch contact daarmee; [7]

                        -                 “koppelinrichtingen” zijn inrichtingen met twee of meer delen die speciaal zijn aangepast voor het kunnen aanbrengen of opheffen van een direct en herhaaldelijk fysiek contact, zonder gebruik van een gereedschap, voor het tot stand brengen of verbreken van een elektrische baan. Voorbeelden van dergelijke inrichtingen met meer dan twee delen zijn: a) adaptoren voor het schakelen van twee koppeldelen; en b) rails of verzamelrails die zijn voorzien van meerdere aparte verbindingsplaatsen voor contradelen. [7]

              (4)            In deze subklasse wordt een contact in een koppelinrichting alleen gezien als extra aardcontact, als dat contact duidelijk ontworpen is voor dat doel. Algemene details worden geklasseerd in de groepen H01R 4/00, H01R 9/00, H01R 11/00 of H01R 12/00. [7] 

H 01 R      3/00                    Niet elders ondergebrachte elektrisch geleidende verbindingen

H 01 R      3/08                    .    voor het leggen van een verbinding naar een vloeistof (elektroden voor batterijen of accumulatoren H01M)

 

H 01 R      4/00                    Elektrisch geleidende verbindingen tussen twee of meer geleidingsdelen in direct contact, d.w.z. elkaar aanrakend; Middelen voor het veroorzaken of in stand houden van zo’n contact; Elektrisch geleidende verbindingen met twee of meer verbindingsplaatsen op afstand van elkaar voor geleiders, en waarbij gebruik wordt gemaakt van contactlichamen die isolatie binnendringen (details van de contacten van koppelinrichtingen H01R 13/00; koppelinrichtingen H01R 12/14 of H01R 24/00 tot H01R 33/00; flexibele of draaibare verbindingsklemmen voor leidingen H01R 35/00; niet-roterende stroomcollectoren H01R 41/00) [3,11]

H 01 R      4/01                    .    Verbindingen waarbij gebruik wordt gemaakt van vormgeheugenmaterialen, bijv. vormgeheugenmetaal [7]

H 01 R      4/02                    .    Gesoldeerde of gelaste verbindingen (H01R 4/62, H01R 12/59 en H01R 12/65 hebben voorrang) [3,7,11]

H 01 R      4/04                    .    gebruikmakend van elektrisch geleidende kleefstoffen [3]

H 01 R      4/06                    .    Geklonken verbindingen (door explosie H01R 4/08) [3]

H 01 R      4/08                    .    veroorzaakt door een explosie [3]

H 01 R      4/10                    .    uitsluitend veroorzaakt door verdraaiing, omwikkeling, buiging of krimp of een andere blijvende vervorming [3]

H 01 R      4/12                    .    .    door verdraaien [3]

H 01 R      4/14                    .    .    door omwikkelen [3]

H 01 R      4/16                    .    .    door buigen [3]

H 01 R      4/18                    .    .    door krimpen (H01R 4/01 en H01R 4/24 hebben voorrang) [3,7]

H 01 R      4/20                    .    .    .    gebruikmakend van een krimpkous [3]

H 01 R      4/22                    .    Einddoppen, d.w.z. doppen van isolatiemateriaal of geleidingsmateriaal voor het afdekken of in stand houden van verbindingen tussen draden die de dop ingaan vanaf dezelfde kant [3]

H 01 R      4/24                    .    Verbindingen gebruikmakend van contactlichamen die isolatie of kabelstrengen binnendringen of doorsnijden [3,18]

H 01 R      4/2404                 .    .    waarbij de contantlichamen zijn voorzien van tanden, priemen, pinnen of naalden hebben die de isolatie binnendringen [18]

H 01 R      4/2406                 .    .    .    met naalden of pinnen [18]

H 01 R      4/2407                 .    .    .    met zaagtandvormige uitsteeksels [18]

H 01 R      4/2408                 .    .    .    in werking gesteld door klemschroeven [18]

H 01 R      4/2412                 .    .    .    in werking gesteld door geïsoleerde nokken of wiggen [18]

H 01 R      4/2416                 .    .    waarbij de contactlichamen isolatie-doorsnijdende randen hebben, bijv. van het stemvork-type [18]

H 01 R      4/242                  .    .    .    waarbij de contactlichamen platen zijn met één enkele gleuf [18]

H 01 R      4/2425                 .    .    .    .    Vlakke platen, bijv. meerlaagse vlakke platen [18]

H 01 R      4/2429                 .    .    .    .    .    gemonteerd in een isolerende basis [18]

H 01 R      4/2433                 .    .    .    .    .    .    waarbij één deel van de basis beweegbaar is om de kabel in de gleuf te duwen [18]

H 01 R      4/2437                 .    .    .    .    Gekromde platen [18]

H 01 R      4/2441                 .    .    .    .    .    buisvormig [18]

H 01 R      4/2445                 .    .    .    waarbij de contactlichamen extra middelen hebben die op de isolatie of de draad werken, bijv. extra isolatie-binnendringende middelen, trekontlastmiddelen of draad-doorsnijdende messen [18]

H 01 R      4/245                  .    .    .    .    waarbij de extra middelen twee of meer gegleufde vlakke delen hebben [18]

H 01 R      4/2452                 .    .    .    .    .    in seriële opstelling, bijv. tegenoverliggende gevouwen gleuven [18]

H 01 R      4/2454                 .    .    .    .    .    die een U-vorm innemen met gegleufde aftakkingen [18]

H 01 R      4/2455                 .    .    .    .    .    .    die een gegleufde bocht vormen [18]

H 01 R      4/2456                 .    .    .    .    .    in parallelle opsteling [18]

H 01 R      4/2458                 .    .    .    .    waarbij de contactlichamen zich in een gegleufde buisvormige opstelling bevinden, bijv. een gegleufd buisuiteinde [18]

H 01 R      4/2462                 .    .    .    .    waarbij de contactlichamen zich in een gegleufde bochtopstelling bevinden, bijv. een gegleufde bocht [18]

H 01 R      4/2466                 .    .    .    .    waarbij de contactlichamen een kanaalvormig deel hebben, waarvan de tegenoverliggende zijwanden isolatie-doorsnijdende middelen bevatten [18]

H 01 R      4/247                  .    .    waarbij de contactlichamen die de isolatie binnendringen, in werking worden gesteld door veren [18]

H 01 R      4/2475                 .    .    waarbij de contactlichamen die de isolatie binnendringen, in werking worden gesteld door schroeven, moeren of bouten [18]

H 01 R      4/2479                 .    .    .    en het gebied onder de schroefkop binnendringen [18]

H 01 R      4/2483                 .    .    .    en het gebied onder de schroefpunt binnendringen [18]

H 01 R      4/2487                 .    .    .    en binnendringen door middel van de schroefdraad [18]

H 01 R      4/2491                 .    .    waarbij de contactlichamen die de isolatie binnendringen, in werking worden gesteld door geleidende nokken of wiggen [18]

H 01 R      4/2495                 .    .    Binnendringen van de isolatie gecombineerd met een permanente vervorming van het contactlichaam, bijv. door krimp [18]

H 01 R      4/26                    .    Verbindingen waarin tenminste één van de verbindingsdelen uitsteeksels heeft die zich vastbijten in het andere verbindingsdeel of die dat vastgrijpen teneinde het contact te verbeteren (gebruikmakend van vormgeheugenmaterialen H01R 4/01) [3]

H 01 R      4/28                    .    Klemverbindingen; Veerverbindingen (gemaakt door middel van speciaal aangepaste verbindingsklemmen voor contact met, of om te worden ingebracht in, gedrukte circuits H01R 12/00) [3,7]

H 01 R      4/30                    .    .    gebruikmakend van een schroefvormig of moervormig klemlichaam (H01R 4/50 heeft voorrang; gebruikmakend van een klemlichaam waarop een schroef of moer inwerkt H01R 4/38) [3]

H 01 R      4/32                    .    .    .    Geleidingslichamen die zijn geplaatst in een sleuf of gat in de schroef [3]

H 01 R      4/34                    .    .    .    Geleidingslichamen die zijn geplaatst onder de kop van de schroef [3]

H 01 R      4/36                    .    .    .    Geleidingslichamen die zijn geplaatst onder de punt van de schroef [3]

H 01 R      4/38                    .    .    gebruikmakend van een klemlichaam waarop een schroef of moer inwerkt (H01R 4/50 heeft voorrang) [3]

H 01 R      4/40                    .    .    .    Kantelbare klemlichamen [3]

H 01 R      4/42                    .    .    .    Klemlichamen met een klemgebied aan slechts één zijde van de schroef [3]

H 01 R      4/44                    .    .    .    Klemlichamen met klemgebieden aan beide zijden van de schroef [3]

H 01 R      4/46                    .    .    .    Klemlichamen met een klemgebied tussen twee naast elkaar geplaatste schroeven [3]

H 01 R      4/48                    .    .    gebruikmakend van een veer, beugel of ander verend lichaam (H01R 4/52 heeft voorrang) [3]

H 01 R      4/50                    .    .    gebruikmakend van een nok, wig, kegel of kogel [3]

H 01 R      4/52                    .    .    .    die veer-belast is [3]

H 01 R      4/56                    .    waarbij de ene geleider in de andere wordt geschroefd [3]

H 01 R      4/58                    .    gekenmerkt door de vorm of het materiaal van de contactlichamen (H01R 4/01 heeft voorrang) [3,7]

H 01 R      4/60                    .    .    Verbindingen tussen of met buisvormige geleiders (H01R 4/56 heeft voorrang) [3]

H 01 R      4/62                    .    .    Verbindingen tussen geleiders van verschillende materialen; Verbindingen tussen of met geleiders van aluminium met al dan niet een stalen kern (H01R 4/68 heeft voorrang) [3]

H 01 R      4/64                    .    .    Verbindingen tussen of met geleidingsdelen met een in eerste instantie niet-elektrische functie, bijv. een frame, omhulsel of rail [3]

H 01 R      4/66                    .    .    Verbindingen met de aardmassa, bijv. een aardelektrode of aard-pen [3]

H 01 R      4/68                    .    .    Verbindingen naar of tussen supergeleidende geleiders [3]

H 01 R      4/70                    .    Isoleren van verbindingen (einddoppen H01R 4/22) [3]

H 01 R      4/72                    .    .    gebruikmakend van een door warmte krimpende isolatiekous [4]

 

H 01 R      9/00                    Structurele stelsels van meerdere gemeenschappelijk geïsoleerde elektrische verbindingselementen, bijv. contactstroken of contactblokken; Aansluitklemmen die zijn bevestigd op een basis of in een omhulsel; Bases daarvoor (details van directe verbindingen of van verbindingen waarbij gebruik wordt gemaakt van contactlichamen die isolatie binnendringen H01R 4/00; speciaal aangepast voor printplaten, platte kabels of lintkabels, of soortgelijke over het algemeen vlakke structuren H01R 12/00; koppelinrichtingen H01R 12/70 of H01R 24/00 tot H01R 33/00; flexibele of draaibare aansluitklemmen voor leidingen H01R 35/00) [3,11]

H 01 R      9/03                    .    Aansluitklemmen die zijn aangebracht voor het maken van contact met meerdere geleiders uit een kabel [3]

H 01 R      9/05                    .    .    voor coaxkabels [3]

H 01 R      9/053                  .    .    .    gebruikmakend van contactlichamen die de isolatie binnendringen [7]

H 01 R      9/11                    .    Eindstukken voor kabels met meerdere geleiders die worden ondersteund door de kabel, en voor het kunnen leggen van verbindingen met andere geleidingslichamen [3]

H 01 R      9/15                    .    Aansluitklemmen die met draad moeten worden omwikkeld [3]

H 01 R      9/16                    .    Bevestigen van verbindingsdelen aan een basis of omhulsel; Isoleren van de verbindingsdelen van een basis of omhulsel (doorvoerisolatoren H01B 17/26) [3]

H 01 R      9/18                    .    .    Bevestiging door middel van een schroef of moer [3]

H 01 R      9/20                    .    .    Bevestiging door middel van een klinknagel of oogje [3]

H 01 R      9/22                    .    Bases, bijv. een strook, blok of paneel [3]

H 01 R      9/24                    .    .    Klemblokken [3]

H 01 R      9/26                    .    .    .    Op te klikken klemblokken voor het naast elkaar bevestigen van rails of stroken [3]

H 01 R      9/28                    .    .    Contactstroken [3]

 

H 01 R    11/00                   Afzonderlijke verbindingselementen met twee of meer verbindingsplaatsen op afstand van elkaar, voor geleidingslichamen die daarmee onderling worden of kunnen worden verbonden, bijv. eindstukken voor draden of kabels die worden ondersteund door de draad of kabel, en met middelen voor het kunnen leggen van een elektrische verbinding met een andere draad, aansluitklem of ander geleidingslichaam of contactblok (verbindingen tussen lichamen in direct contact H01R 4/00, structurele stelsels van meerdere gemeenschappelijk geïsoleerde elektrische verbindingselementen H01R 9/00; koppelinrichtingen H01R 12/70, H01R 24/00 tot H01R 29/00 of H01R 33/00; flexibele of draaibare aansluitklemmen voor leidingen H01R 35/00) [3,11]

H 01 R    11/01                   .    gekenmerkt door de vorm of opstelling van de geleidende onderlinge verbinding tussen hun verbindingsplaatsen [3]

H 01 R    11/03                   .    gekenmerkt door het soort verbindingsplaatsen op het afzonderlijke element of door het soort verbindingen tussen de verbindingsplaatsen en de geleidingslichamen (H01R 11/11 heeft voorrang) [3]

H 01 R    11/05                   .    .    waarbij de verbindingsplaatsen verschillende soorten directe verbindingen hebben [3]

H 01 R    11/07                   .    .    waarbij de verbindingsplaatsen gelijksoortig maar in afmeting verschillend zijn [3]

H 01 R    11/09                   .    .    waarbij de verbindingsplaatsen identiek zijn [3]

H 01 R    11/11                   .    Eindstukken of aftakstukken voor draden of kabels die worden ondersteund door de draad of kabel, en met middelen voor het kunnen leggen van een elektrische verbinding met een andere draad, aansluitklem of ander geleidingslichaam (H01R 11/01 heeft voorrang) [3,7]

H 01 R    11/12                   .    .    Eindstukken die eindigen in een oog, haak of splitsing [3]

H 01 R    11/14                   .    .    .    waarbij de haak is aangepast voor ophanging aan bovengrondse of andere hangende leidingen, bijv. een klem voor onder spanning staande leidingen [3]

H 01 R    11/15                   .    .    .    .    Haken in de vorm van een schroefklem [3]

H 01 R    11/16                   .    .    Eindstukken die eindigen in een soldeerpunt of contrastekker [3]

H 01 R    11/18                   .    .    Eindstukken die eindigen in een sonde [3]

H 01 R    11/20                   .    .    Eindstukken die eindigen in een naaldpunt of analoog contact voor het binnendringen van de isolatie van kabelstrengen [3]

H 01 R    11/22                   .    .    Eindstukken die eindigen in een veer-klem [3]

H 01 R    11/24                   .    .    .    met klembekken, bijv. een krokodilklem [3]

H 01 R    11/26                   .    .    Eindstukken die eindigen in een schroefklem, schroef of moer [3]

H 01 R    11/28                   .    .    Eindstukken met een draad-oog of mof [3]

H 01 R    11/30                   .    .    Eindstukken die in contact worden gehouden door een magneet [3]

H 01 R    11/32                   .    .    Eindstukken met twee of meer uiteinden [3]

 

H 01 R    12/00                   Structurele stelsels van meerdere gemeenschappelijk geïsoleerde elektrische verbindingselementen die speciaal zijn aangepast voor gedrukte circuits, bijv. printplaten (PCB’s), platte kabels of lintkabels, of soortgelijke over het algemeen vlakke structuren, bijv. contactstroken of contactblokken; Speciaal aangepaste koppelinrichtingen voor gedrukte circuits, platte kabels of lintkabels, of soortgelijke over het algemeen vlakke structuren; Speciaal aangepaste aansluitklemmen voor contact met, of om te worden ingebracht in, gedrukte circuits, platte kabels of lintkabels, of soortgelijke over het algemeen vlakke structuren (gedrukte verbindingen aan of tussen gedrukte circuits H05K 1/11) [7]

H 01 R    12/50                   .    Vaste verbindingen [11]

H 01 R    12/51                   .    .    voor stijve printplaten of soortgelijke structuren [11]

H 01 R    12/52                   .    .    .    voor het verbinden met andere stijve printplaten of soortgelijke structuren [11]

H 01 R    12/53                   .    .    .    voor het verbinden met kabels behalve platte kabels of lintkabels [11]

H 01 R    12/55                   .    .    .    gekenmerkt door de aansluitklemmen [11]

H 01 R    12/57                   .    .    .    .    aan de oppervlakte bevestigde aansluitklemmen [11]

H 01 R    12/58                   .    .    .    .    aansluitklemmen die in gaten moeten worden gestoken [11]

H 01 R    12/59                   .    .    voor flexibele printplaten, platte kabels of lintkabels, of soortgelijke structuren [11]

H 01 R    12/61                   .    .    .    voor het verbinden met andere flexibele printplaten, platte kabels of lintkabels, of soortgelijke structuren [11]

H 01 R    12/62                   .    .    .    voor het verbinden met stijve printplaten of soortgelijke structuren [11]

H 01 R    12/63                   .    .    .    voor het verbinden met een andere vorm van kabel [11]

H 01 R    12/65                   .    .    .    gekenmerkt door de aansluitklemmen [11]

H 01 R    12/67                   .    .    .    .    aansluitklemmen die isolatie binnendringen [11]

H 01 R    12/68                   .    .    .    .    .    met vervormbare gedeelten [11]

H 01 R    12/69                   .    .    .    .    vervormbare aansluitklemmen, bijv. krimpklemmen [11]

H 01 R    12/70                   .    Koppelinrichtingen [11]

H 01 R    12/71                   .    .    voor stijve printplaten of soortgelijke structuren [11]

H 01 R    12/72                   .    .    .    voor koppeling met de rand van de printplaten of soortgelijke structuren [11]

H 01 R    12/73                   .    .    .    .    voor koppeling met andere printplaten of soortgelijke structuren [11]

H 01 R    12/75                   .    .    .    voor koppeling met andere stijve printplaten of soortgelijke structuren [11]

H 01 R    12/77                   .    .    voor flexibele printplaten, platte kabels of lintkabels, of soortgelijke structuren [11]

H 01 R    12/78                   .    .    .    voor het verbinden met andere flexibele printplaten, platte kabels of lintkabels, of soortgelijke structuren [11]

H 01 R    12/79                   .    .    .    voor het verbinden met stijve printplaten of soortgelijke structuren [11]

H 01 R    12/81                   .    .    .    voor het verbinden met een andere kabel behalve dan voor platte kabels of lintkabels [11]

H 01 R    12/82                   .    .    verbonden met een lage of geen insteekkracht [11]

H 01 R    12/83                   .    .    .    verbonden met draaibare printplaten na insteken [11]

H 01 R    12/85                   .    .    .    middelen voor het voortbrengen van contactdruk; contacten die worden geactiveerd na insteken van printplaten of soortgelijke structuren [11]

H 01 R    12/87                   .    .    .    .    automatisch werkend door insteken van stijve printplaten of soortgelijke structuren [11]

H 01 R    12/88                   .    .    .    .    handmatig werkend door roteren of draaien van delen van de behuizing [11]

H 01 R    12/89                   .    .    .    .    handmatig werkend door delen van de behuizing lineair te bewegen, bijv. een schuif [11]

H 01 R    12/91                   .    .    waarbij een relatieve beweging tussen koppeldelen mogelijk is, bijv. zwevend of zelf-richtend [11]

H 01 R    13/00                   Details van koppelinrichtingen van de soorten die vallen onder de groepen H01R 12/70 of H01R 24/00 tot H01R 33/00 [7,11]

H 01 R    13/02                   .    Contactlichamen

H 01 R    13/03                   .    .    gekenmerkt door het materiaal, bijv. bekledingen of coatingmaterialen [4]

H 01 R    13/04                   .    .    Pennen of bladen die samenwerken met contrastekkers

H 01 R    13/05                   .    .    .    Verende pennen of bladen (met aparte verende delen H01R 13/15) [3]

H 01 R    13/08                   .    .    .    Verend bevestigde stijve pennen of bladen

H 01 R    13/10                   .    .    Contrastekkers die samenwerken met pennen of bladen

H 01 R    13/11                   .    .    .    Verende contrastekkers (met aparte verende delen H01R 13/15) [3]

H 01 R    13/115                  .    .    .    .    U-vormige contrastekkers met naar binnen gebogen poten [3]

H 01 R    13/14                   .    .    .    Verend bevestigde stijve contrastekkers

H 01 R    13/15                   .    .    Pennen, bladen of contrastekkers met een apart veerlichaam voor het produceren of verhogen van de contactdruk [3]

H 01 R    13/17                   .    .    .    waarbij het veerlichaam op de pen zit [3]

H 01 R    13/18                   .    .    .    waarbij het veerlichaam de contrastekker omvat

H 01 R    13/187                  .    .    .    waarbij het veerlichaam in de contrastekker zit [3]

H 01 R    13/193                  .    .    Middelen voor het verhogen van de contactdruk aan het rakende uiteinde van het koppeldeel [3]

H 01 R    13/20                   .    .    Pennen, bladen of contrastekkers die zijn gevormd, of voorzien van een afzonderlijk lichaam, voor het bij elkaar houden van samenwerkende delen

H 01 R    13/207                  .    .    .    door een schroefverbinding [3]

H 01 R    13/213                  .    .    .    door een bajonetverbinding [3]

H 01 R    13/22                   .    .    Contacten die samenwerken door aangrenzing

H 01 R    13/24                   .    .    .    verend; verend bevestigd

H 01 R    13/26                   .    .    Pencontacten of bladcontacten die slechts aan één kant glijdend samenwerken

H 01 R    13/28                   .    .    Contacten voor het glijdend samenwerken met een identiek gevormd contact, bijv. voor tweeslachtige koppelinrichtingen

H 01 R    13/33                   .    .    Contactlichamen van verend draad [3]

H 01 R    13/35                   .    .    voor het niet-gelijktijdig samenwerken met verschillende soorten contactlichamen, bijv. een contrastekker die samenwerkt met ofwel een ronde ofwel een platte pen [3]

H 01 R    13/40                   .    Vastmaken van contactlichamen in of aan een basis of omhulsel; Isoleren van contactlichamen

H 01 R    13/405                  .    .    Vastmaken op een niet-losmaakbare wijze, bijv. gieten of klinken [3]

H 01 R    13/41                   .    .    .    door wrijvingsklemming in een doorvoerbuisje, een paneel of een basis [3]

H 01 R    13/415                  .    .    .    door het blijvend vervormen van een contactlichaam [3]

H 01 R    13/42                   .    .    Vastmaken op een losmaakbare wijze

H 01 R    13/422                  .    .    .    in een verende enkeldelige basis of omhulsel; Enkeldelige bases of omhulsels met verende blokkeermiddelen [3]

H 01 R    13/424                  .    .    .    in een basis of omhulsel met meerdere isolatiedelen met tenminste één verend isolatiedeel [3]

H 01 R    13/426                  .    .    .    door een apart verend vasthoudstuk dat wordt ondersteund door een basis of omhulsel, bijv. een kraag [3]

H 01 R    13/428                  .    .    .    door verende blokkeermiddelen op de contactlichamen; door blokkeermiddelen op verende contactlichamen [3]

H 01 R    13/432                  .    .    .    .    door een uitgestanste verende tong die achter een schouder in de basis of het omhulsel klikt [3]

H 01 R    13/434                  .    .    .    .    door aparte verende blokkeermiddelen op het contactlichaam, bijv. een vasthoudkraag of vasthoudring rondom het contactlichaam [3]

H 01 R    13/436                  .    .    .    Vastmaken van meerdere contactlichamen door één blokkeerstuk [3]

H 01 R    13/44                   .    Middelen voor het voorkomen van toegang tot onder stroom staande contacten

H 01 R    13/443                  .    .    Schijnpluggen [7]

H 01 R    13/447                  .    .    Sluitplaten of afdekplaten [3]

H 01 R    13/453                  .    .    .    Sluitplaten of afdekplaten die worden geopend door aanraking van een contradeel [3]

H 01 R    13/46                   .    Bases; Omhulsels

H 01 R    13/50                   .    .    in de vorm van een zelfdragend lichaam (H01R 13/514 heeft voorrang) [3]

H 01 R    13/502                  .    .    opgebouwd uit verschillende stukken (H01R 13/514 heeft voorrang) [3]

H 01 R    13/504                  .    .    .    waarbij de verschillende stukken zijn gegoten, gelijmd of gelast, bijv. ultrasoon, of aan elkaar gesmeed [3]

H 01 R    13/506                  .    .    .    bevestigd door klikwerking van de delen [3]

H 01 R    13/508                  .    .    .    bevestigd door een beugel of veer [3]

H 01 R    13/512                  .    .    .    bevestigd door één of meer schroeven [3]

H 01 R    13/514                  .    .    in de vorm van een modulair blok of stelsel, d.w.z. opgebouwd uit samenwerkende delen die zijn voorzien van contactlichamen of die contactlichamen tussen zich in houden [3]

H 01 R    13/516                  .    .    Middelen voor het vasthouden of omvatten van een isolatielichaam, bijv. een omhulsel [3]

H 01 R    13/518                  .    .    .    voor het vasthouden of omvatten van diverse koppeldelen, bijv. frames [3]

H 01 R    13/52                   .    .    Stofdichte, spatwaterdichte, druipwaterdichte, waterdichte of ontploffingsvrije omhulsels

H 01 R    13/523                  .    .    .    voor gebruik onder water [3]

H 01 R    13/527                  .    .    .    Ontploffingsvrije omhulsels (H01R 13/70 heeft voorrang) [3]

H 01 R    13/53                   .    .    Bases of omhulsels voor zwaar werk; Bases of omhulsels met middelen voor het voorkomen van Corona-verschijnselen of boogvormig [3]

H 01 R    13/533                  .    .    Bases of omhulsels die zijn gemaakt voor gebruik in extreme condities, bijv. een hoge temperatuur, straling, trilling, een agressieve omgeving of druk (H01R 13/52 heeft voorrang) [3]

H 01 R    13/56                   .    Middelen voor het voorkomen van slijtage of breuk van flexibele leidingen bij de uitgang van het koppeldeel

H 01 R    13/58                   .    Middelen voor het ontlasten van de spanning op een draadverbinding, bijv. een snoerklem

H 01 R    13/585                  .    .    Middelen waarbij de klemming toeneemt met de spankracht [3]

H 01 R    13/59                   .    .    Schroefdraadogen of schroefbouten die werken in een richting parallel aan de kabel of draad [3]

H 01 R    13/595                  .    .    Bouten die werken in een richting dwars op de kabel of draad [3]

H 01 R    13/60                   .    Middelen voor het ondersteunen van het koppeldeel in niet-aangesloten toestand

H 01 R    13/62                   .    Middelen voor het kunnen aansluiten of losmaken van koppeldelen of voor het aangesloten houden daarvan [3]

H 01 R    13/621                  .    .    Bouten, klemschroeven of schroefklemmen [3,5]

H 01 R    13/622                  .    .    Schroefringen of schroefomhulsels (H01R 13/623 heeft voorrang) [5]

H 01 R    13/623                  .    .    Omhulsels of ringen met spiraalgroef [3,5]

H 01 R    13/625                  .    .    Omhulsels of ringen met bajonetkoppeling [3,5]

H 01 R    13/627                  .    .    Klikbevestigingen [3]

H 01 R    13/629                  .    .    Extra middelen voor het kunnen aansluiten of losmaken van koppeldelen, bijv. uitlijnmiddelen, geleidingsmiddelen, hefbomen of gasdruk [3]

H 01 R    13/631                  .    .    .    voor alleen het aansluiten [3]

H 01 R    13/633                  .    .    .    voor alleen het losmaken [3]

H 01 R    13/635                  .    .    .    .    door mechanische druk, bijv. veerkracht [3]

H 01 R    13/637                  .    .    .    .    door fluïdumdruk, bijv. een explosie [3]

H 01 R    13/639                  .    .    Extra middelen voor het bij elkaar houden of blokkeren van koppeldelen na aansluiting [3]

H 01 R    13/64                   .    Middelen voor het voorkomen, tegengaan of vermijden van onjuiste koppeling

H 01 R    13/641                  .    .    door het aanduiden van onjuiste koppeling; door het aanduiden van juiste of volledige aanraking [7]

H 01 R    13/642                  .    .    door de positie of de vorm van contactlichamen [3]

H 01 R    13/645                  .    .    door verwisselbare elementen op het omhulsel of de base [3]

H 01 R    13/646                  .    speciaal aangepast voor hoge frequentie, bijv. structuren met overeenkomende impedantie of overeenkomende fase (beschermende niet-coax-aardingsvoorzieningen of niet-coax-afschermvoorzieningen H01R 13/648 tot H01R 13/6599; speciaal aangepaste coaxkoppelingen voor hoge frequentie H01R 24/40 tot H01R 24/56) [7,11]

H 01 R    13/6461                .    .    Middelen voor het voorkomen van over-spraak [11]

H 01 R    13/6463                .    .    .    door gebruikmaken van getwiste draadparen [11]

H 01 R    13/6464                .    .    .    door toevoegen van condensatorelementen [11]

H 01 R    13/6466                .    .    .    .    op substraten, bijv. PCB’s (printplaten) [11]

H 01 R    13/6467                .    .    .    door wisselen van signaalgeleiders [11]

H 01 R    13/6469                .    .    .    .    op substraten [11]

H 01 R    13/6471                .    .    .    door een speciale opstelling van grondgeleiders en signaalgeleiders, bijv. GSGS (grond-signaal-grond-signaal) [11]

H 01 R    13/6473                .    .    Impedantie-overeenkomst [11]

H 01 R    13/6474                .    .    .    door variëren van geleidende eigenschappen, bijv. door variëren van afmetingen [11]

H 01 R    13/6476                .    .    .    .    door het maken van een opening, bijv. een gat [11]

H 01 R    13/6477                .    .    .    door variëren van diëlectrische eigenschappen [11]

H 01 R    13/648                  .    Beschermende aardingsvoorzieningen of afschermvoorzieningen op koppelinrichtingen (coaxiaal geplaatste afschermingen H01R 24/38) [3,11]

H 01 R    13/652                  .    .    met een aard-pin, aardklem of aard-mof [3]

H 01 R    13/655                  .    .    met een aardingsanker [3]

H 01 R    13/658                  .    .    Hoogfrequente afschermvoorzieningen, bijv. tegen EMI (elektromagnetische interferentie) of EMP (elektromagnetische pulsen) [3,7,11]

H 01 R    13/6581                .    .    .    Afschermstructuur [11]

H 01 R    13/6582                .    .    .    .    met veerkrachtige middelen voor het contact maken met een contrastekker [11]

H 01 R    13/6583                .    .    .    .    .    met aparte veerkrachtige geleidingslichamen tussen contact-makende afschermlichamen [11]

H 01 R    13/6584                .    .    .    .    .    .    in de vorm van elastomere geleidingslichamen, bijv. pakkingen of O-ringen [11]

H 01 R    13/6585                .    .    .    .    Afschermmateriaal dat afzonderlijk om of tussen op onderling afstand staande contacten zit [11]

H 01 R    13/6586                .    .    .    .    .    voor het scheiden van meerdere koppelmodules [11]

H 01 R    13/6587                .    .    .    .    .    .    voor bevestiging op printplaten [11]

H 01 R    13/6588                .    .    .    .    .    met doorgangsopeningen voor individuele contacten [11]

H 01 R    13/6589                .    .    .    .    .    met draden die worden gescheiden door geleidende delen van de behuizing [11]

H 01 R    13/659                  .    .    .    .    met diverse poorten voor verschillende aansluitklemmen [11]

H 01 R    13/6591                .    .    .    Specifieke kenmerken of opstellingen van het verbinden van de afscherming met geleidingslichamen [11]

H 01 R    13/6592                .    .    .    .    waarbij het geleidingslichaam een afgeschermde kabel is [11]

H 01 R    13/6593                .    .    .    .    .    waarbij de afscherming is opgebouwd uit verschillende delen [11]

H 01 R    13/6594                .    .    .    .    waarbij de afscherming is bevestigd op een printplaat and is verbonden met geleidingslichamen [11]

H 01 R    13/6595                .    .    .    .    .    met aparte lichamen die de afscherming aan de printplaat vastmaken [11]

H 01 R    13/6596                .    .    .    .    waarbij het geleidingslichaam een metaal-geaard paneel is [11]

H 01 R    13/6597                .    .    .    .    waarbij het geleidingslichaam een contact met de aansluitklem is [11]

H 01 R    13/6598                .    .    .    Afschermmateriaal [11]

H 01 R    13/6599                .    .    .    .    Diëlectrisch materiaal dat geleidend is gemaakt, bijv. kunststofmateriaal dat is bedekt met metaal [11]

H 01 R    13/66                   .    Structurele samenhang met een ingebouwde elektrische component (koppelinrichtingen met concentrische of coaxiaal geplaatste contacten H01R 24/38 tot H01R 24/56) [11]

H 01 R    13/68                   .    .    met ingebouwde zekering

H 01 R    13/684                  .    .    .    waarbij de zekering kan worden verwijderd [11]

H 01 R    13/688                  .    .    .    .    waarbij een deel van de behuizing is aangepast voor het doorlaten van zekering [11]

H 01 R    13/692                  .    .    .    .    .    Draaibare delen van de behuizing [11]

H 01 R    13/696                  .    .    .    waarbij de zekering geïntegreerd is in het contactpunt, bijv. een pin of stopcontact [11]

H 01 R    13/70                   .    .    met ingebouwde schakelaar

H 01 R    13/703                  .    .    .    bediend door het aansluiten of losmaken van koppeldelen (H01R 13/71 heeft voorrang) [3]

H 01 R    13/707                  .    .    .    onderling vergrendeld met contactlichamen of een contradeel [3]

H 01 R    13/71                   .    .    .    Contactlichamen van koppeldelen die werken als schakelaar [3]

H 01 R    13/713                  .    .    .    waarbij de schakelaar een veiligheidsschakelaar is [3]

H 01 R    13/717                  .    .    met ingebouwde lichtbron [3,11]

H 01 R    13/719                  .    .    speciaal aangepast voor hoge frequentie, bijv. met filters [4]

H 01 R    13/7193                .    .    .    met ferrietfilters [11]

H 01 R    13/7195                .    .    .    met vlakke filters met openingen voor contacten [11]

H 01 R    13/7197                .    .    .    met filters die zijn geïntegreerd in of zijn bevestigd op contacten, bijv. buisvormige filters [11]

H 01 R    13/72                   .    Middelen voor het onderbrengen van een flexibele leiding in de houder

H 01 R    13/73                   .    Middelen voor het bevestigen van koppeldelen aan apparatuur of structuren, bijv. aan een wand [4]

H 01 R    13/74                   .    .    voor het bevestigen van koppeldelen in openingen van een paneel [3]

 

H 01 R    24/00                   Tweedelige koppelinrichtingen, of elk van hun samenwerkende delen, die worden gekenmerkt door hun algemene structuur (speciaal aangepast voor gedrukte circuits, platte kabels of lintkabels, of soortgelijke structuren H01R 12/00; speciaal aangepast voor het ondersteunen van apparatuur H01R 33/00) [7]

 

              Aantekeningen

 

              In deze groep is het gewenst de indexcodes van de groepen H01R 101/00 tot H01R 107/00 toe te voegen. [7,8]

 

H 01 R    24/20                   .    Koppeldelen met stopcontacten, klemmen of analoge contacten en vastgemaakt aan een draad of kabel [11]

H 01 R    24/22                   .    .    met extra aardcontacten of afschermcontacten [11]

H 01 R    24/28                   .    Koppeldelen met pennen, bladen of analoge contacten en vastgemaakt aan een draad of kabel [11]

H 01 R    24/30                   .    .    met extra aardcontacten of afschermcontacten [11]

H 01 R    24/38                   .    met concentrische of coaxiaal aangebrachte contacten [11]

H 01 R    24/40                   .    .    speciaal aangepast voor hoge frequentie [11]

H 01 R    24/42                   .    .    .    met impedantie-aanpassingsmiddelen of elektrische componenten, bijvoorbeeld filters of schakelaars [11]

H 01 R    24/44                   .    .    .    .    met impedantie-aanpassingsmiddelen [11]

H 01 R    24/46                   .    .    .    .    met schakelaars [11]

H 01 R    24/48                   .    .    .    .    met beschermingsinrichtingen, bijv. overspanningsbeveiliging [11]

H 01 R    24/50                   .    .    .    bevestigd op een printplaat (PCB) [11]

H 01 R    24/52                   .    .    .    bevestigd op of aan een paneel of structuur [11]

H 01 R    24/54                   .    .    .    Tussendelen, bijv. adapters, splitters of elleboogstukken [11]

H 01 R    24/56                   .    .    .    speciaal aangepast voor specifieke vormen van kabels, bijv. gegolfde kabels, getwiste kabels, kabels met een dubbele afscherming of holle kabels [11]

H 01 R    24/58                   .    Contacten die op afstand van elkaar zijn aangebracht langs een werkzame lengteas [11]

H 01 R    24/60                   .    Contacten die op afstand van elkaar zijn aangebracht langs een vlakke zijwand dwars op een werkzame lengteas [11]

H 01 R    24/62                   .    .    Glijdende verbindingen aan slechts één zijde, bijvoorbeeld modulaire steekkoppelingen [11]

H 01 R    24/66                   .    met pennen, bladen of analoge contacten en vastgemaakt aan een apparaat of structuur, bijv. aan een wand [11]

H 01 R    24/68                   .    .    bevestigd aan direct aansluitbare apparatuur [11]

H 01 R    24/70                   .    .    met extra aardcontacten of afschermcontacten [11]

H 01 R    24/76                   .    met stopcontacten, klemmen of analoge contacten en vastgemaakt aan een apparaat of structuur, bijv. aan een wand [11]

H 01 R    24/78                   .    .    met extra aardcontacten of afschermcontacten [11]

H 01 R    24/84                   .    Hermafroditische koppelinrichtingen [11]

H 01 R    24/86                   .    Parallelle contacten die zijn geplaatst om een gemeenschappelijke as [11]

 

H 01 R    25/00                   Aangepaste koppeldelen die gelijktijdig samenwerken met twee of meer identieke contradelen, bijv. voor het distribueren van energie naar twee of meer circuits (alleen ondersteund door samenwerking met een contradeel H01R 31/00; met een aangepaste houder voor het ondersteunen van apparatuur waaraan het contradeel is vastgemaakt H01R 33/88)

H 01 R    25/14                   .    Rails of verzamelrails met een zodanige constructie dat de contradelen daarmee kunnen worden verbonden op elk punt langs hun lengte (steunelementen voor verlichtingsinrichtingen die verplaatsbaar zijn langs geleidingselementen, en die elektrisch contact maken met geleiders die langs de geleidingselementen lopen F21V 21/35; installaties van verzamelrails H02G 5/00) [3]

H 01 R    25/16                   .    Rails of verzamelrails met meerdere discrete verbindingsplaatsen voor contradelen (installeren van verzamelrails H02G 5/00) [3]

 

H 01 R    27/00                   Aangepaste koppeldelen die samenwerken met twee of meer ongelijksoortige contradelen (alleen ondersteund door samenwerking met een contradeel H01R 31/00; met een aangepaste houder voor het ondersteunen van apparatuur waaraan het contradeel is vastgemaakt H01R 33/90)

H 01 R    27/02                   .    voor het gelijktijdig samenwerken met twee of meer contradelen

 

H 01 R    29/00                   Koppeldelen voor het selectief samenwerken met een contradeel op verschillende wijzen voor het tot stand brengen van verschillende circuits, bijv. voor het selecteren van spanning of van een serieschakeling of parallelschakeling

 

H 01 R    31/00                   Koppeldelen die alleen worden ondersteund door samenwerking met een contradeel

H 01 R    31/02                   .    Tussendelen voor het distribueren van energie naar twee of meer parallelle circuits, bijv. een splitter (voor het schakelen van twee koppeldelen H01R 31/06; met een aangepaste houder voor het ondersteunen van apparatuur waaraan het contradeel is vastgemaakt H01R 33/92)

H 01 R    31/06                   .    Tussendelen voor het schakelen van twee koppeldelen, bijv. een verloopstuk of adapter (met een aangepaste houder voor het ondersteunen van apparatuur waaraan het contradeel is vastgemaakt H01R 33/94) [4]

H 01 R    31/08                   .    Kortsluitlichamen voor het overbruggen van contacten in een contradeel (isolatielichamen die worden gestoken tussen gewoonlijk gesloten contacten H01H 27/04)

 

H 01 R    33/00                   Speciaal aangepaste koppelinrichtingen voor het ondersteunen van apparatuur, en met een deel dat werkt als een houder die steun biedt, en een elektrische verbinding via een contradeel dat structureel samenhangt met de apparatuur, bijv. lamphouders; Aparte delen daarvan (zie voor structurele samenhang van een contradeel met specifieke apparatuur de relevante subklasse voor de apparatuur)

H 01 R    33/02                   .    Enkelpolige inrichtingen, bijv. een houder voor het ondersteunen van één uiteinde van een buisvormige gloeilamp of neonlamp

H 01 R    33/05                   .    Tweepolige inrichtingen [4]

H 01 R    33/06                   .    .    met twee stroom-dragende pennen, bladen of soortgelijke contacten, waarvan de assen parallel aan elkaar liggen [4]

H 01 R    33/08                   .    .    .    voor het ondersteunen van een buisvormige fluorescentiebuis of TL-buis [4]

H 01 R    33/09                   .    .    .    voor een ballon of peer zonder basis [4]

H 01 R    33/18                   .    .    met alleen raakcontacten

H 01 R    33/20                   .    .    met concentrisch of coaxiaal aangebrachte contacten

H 01 R    33/22                   .    .    voor een schroefbasis, bijv. voor een lamp [4]

H 01 R    33/46                   .    .    voor een bajonetbasis [4]

H 01 R    33/72                   .    Driepolige inrichtingen

H 01 R    33/74                   .    Inrichtingen met vier of meer polen

H 01 R    33/76                   .    .    Aangepaste houders met contrastekkers, klemmen of analoge contacten voor aansluiting door een axiale glijbeweging met parallel aangebrachte pennen, bladen of analoge contacten op het contradeel, bijv. een buis-voet voor een elektronengelijkrichter

H 01 R    33/88                   .    aangepast voor het gelijktijdig samenwerken met twee of meer identieke contradelen

H 01 R    33/90                   .    aangepast voor het samenwerken met twee of meer ongelijksoortige contradelen

H 01 R    33/92                   .    Houders die zijn gevormd als tussendelen voor het parallel distribueren van energie door twee of meer contradelen waarvan er tenminste één is vastgemaakt aan de vast te houden apparatuur

H 01 R    33/94                   .    Houders die zijn gevormd als tussendelen voor het schakelen van een contradeel met een koppeldeel

H 01 R    33/945                  .    Houders met een ingebouwde elektrische component [4]

H 01 R    33/95                   .    .    met een zekering; met een thermische schakelaar [4]

H 01 R    33/955                  .    .    met een schakelaar die handmatig wordt bediend, onafhankelijk van het al dan niet aangesloten zijn van de koppeling [4]

H 01 R    33/96                   .    .    met een schakelaar die wordt bediend door het aansluiten of losmaken van de koppeling [4]

H 01 R    33/965                  .    Stofdichte, spatwaterdichte, druipwaterdichte, waterdichte of ontploffingsvrije omhulsels [4]

H 01 R    33/97                   .    Houders met afzonderlijke middelen voor het voorkomen van het losraken van de koppeling of het onrechtmatig verwijderen van de vastgehouden apparatuur [4]

H 01 R    33/975                  .    Houders met verende middelen voor het beschermen van de apparatuur tegen trillingen of schokken [4]

 

H 01 R    35/00                   Flexibele of draaibare verbindingsklemmen voor leidingen (roterende stroomcollectoren, stroomverdelers H01R 39/00)

H 01 R    35/02                   .    Flexibele verbindingsklemmen voor leidingen [4]

H 01 R    35/04                   .    Roteerbare verbindingsklemmen voor leidingen met een beperkte rotatiehoek [4]

 

H 01 R    39/00                   Roterende stroomcollectoren, stroomverdelers of stroomonderbrekers (door een nok bediende schakelaars H01H 19/00; structurele stelsels van stroomcollectoren met, of plaatsing van stroomcollectoren in, dynamo-elektrische motoren of generatoren H02K 13/00)

H 01 R    39/02                   .    Details

H 01 R    39/04                   .    .    Commutatoren (waarin de lamellen worden gevormd door verlengingen van een dynamo-elektrische machinewikkeling H02K)

H 01 R    39/06                   .    .    .    anders dan met een uitwendig cilindervormig contactvlak, bijv. een platte commutator

H 01 R    39/08                   .    .    Sleepringen

H 01 R    39/10                   .    .    .    anders dan met een uitwendig cilindervormig contactvlak, bijv. een platte sleepring

H 01 R    39/12                   .    .    .    gebruikmakend van een lager-oppervlak of drijfsasoppervlak als contactvlak

H 01 R    39/14                   .    .    Bevestigingen van commutatoren of sleepringen aan drijfassen

H 01 R    39/16                   .    .    .    door middel van gegoten materiaal dat wordt aangebracht tijdens of na de opbouw

H 01 R    39/18                   .    .    Contacten die samenwerken met de commutator of de sleepring, bijv. een contactborstel

H 01 R    39/20                   .    .    .    gekenmerkt door het materiaal daarvan

H 01 R    39/22                   .    .    .    .    met een smerend of polijstend bestanddeel

H 01 R    39/24                   .    .    .    Gelamineerde contacten; Draadcontacten, bijv. een metaalachtige borstel of koolstofvezels

H 01 R    39/26                   .    .    .    Massieve glijcontacten, bijv. een koolborstel

H 01 R    39/27                   .    .    .    .    Einddoppen op koolborstels voor het overdragen van veer-druk

H 01 R    39/28                   .    .    .    Rolcontacten; Kogelcontacten

H 01 R    39/30                   .    .    .    Vloeibare contacten

H 01 R    39/32                   .    .    Verbindingen tussen een geleider en een collectorlamel

H 01 R    39/34                   .    .    Verbindingen tussen een geleider en een sleepring

H 01 R    39/36                   .    .    Verbindingen tussen een kabel of draad en een borstel

H 01 R    39/38                   .    .    Borstelhouders

H 01 R    39/39                   .    .    .    waarbij de borstel vast is bevestigd in de houder

H 01 R    39/40                   .    .    .    waarbij de borstel in de houder kan bewegen tijdens stroomafname

H 01 R    39/41                   .    .    .    in de vorm van een patroon

H 01 R    39/415                  .    .    .    .    met een zelf-teruglopende veer [4]

H 01 R    39/42                   .    .    Inrichtingen voor het optillen van borstels

H 01 R    39/44                   .    .    Inrichtingen voor het verschuiven van borstels

H 01 R    39/46                   .    .    Hulpmiddelen voor het verbeteren van stroomoverdracht, of voor het verminderen of voorkomen van vonkvorming of boogvorming

H 01 R    39/48                   .    .    .    door luchtstoten; door het omringen van een collector met niet-geleidende vloeistof of niet-geleidend gas

H 01 R    39/50                   .    .    .    Tussen de borstels geplaatste barrières

H 01 R    39/52                   .    .    .    door gebruik van magneten

H 01 R    39/54                   .    .    .    door gebruik van impedantie tussen de borstels of segmenten

H 01 R    39/56                   .    .    Inrichtingen voor het smeren of polijsten van sleepringen of commutatoren tijdens werking van de collector

H 01 R    39/58                   .    .    Middelen die structureel samenhangen met de stroomcollector voor het aanduiden van de conditie daarvan, bijv. voor het aanduiden van borstelslijtage

H 01 R    39/59                   .    .    Middelen die structureel samenhangen met de borstels voor het onderbreken van de stroom (H01R 39/58 heeft voorrang) [4]

H 01 R    39/60                   .    Inrichtingen voor onderbroken stroomafname, bijv. een commuterende inrichting, verdeler of onderbreker (zelfonderbrekers H01H, bijv. H01H 51/34)

H 01 R    39/62                   .    .    waarbij meer dan één borstel samenwerkt met dezelfde set segmenten

H 01 R    39/64                   .    Inrichtingen voor niet-onderbroken stroomafname

 

H 01 R    41/00                   Niet-roterende stroomcollectoren voor het in stand houden van het contact tussen bewegende en stationaire delen van een elektrisch circuit (eindstukken die eindigen in een haak en dergelijke H01R 11/12; stroomcollectoren voor stroomtoevoerleidingen van elektrisch voortbewogen voertuigen B60L 5/00)

H 01 R    41/02                   .    Inrichtingen voor onderbroken stroomafname, bijv. een verdeler (elektrisch bediende selectieschakelaars H01H 67/00)

 

H 01 R    43/00                   Speciaal aangepaste apparatuur of processen voor het maken, opbouwen, onderhouden of repareren van verbindingsklemmen voor leidingen of stroomcollectoren of voor het samenvoegen van elektrische geleiders (van trolliedraden B60M 1/28; samenvoegen van kabels H02G 1/14)

H 01 R    43/01                   .    voor het verbinden van niet-gestripte geleiders met contactlichamen met in de isolatie snijdende randen [4]

H 01 R    43/02                   .    voor gesoldeerde of gelaste verbindingen (solderen of lassen in het algemeen B23K)

H 01 R    43/027                  .    voor het verbinden van geleiders met klemmen [4]

H 01 R    43/033                  .    voor het omwikkelen of afwikkelen van draadverbindingen [4]

H 01 R    43/04                   .    voor het vormen van verbindingen door vervorming, bijv. krimpgereedschap

H 01 R    43/042                  .    .    Handgereedschap voor het krimpen [4]

H 01 R    43/045                  .    .    .    met een toevoermechanisme voor contactlichamen [4]

H 01 R    43/048                  .    .    Krimpapparatuur of krimpprocessen (H01R 43/042 heeft voorrang) [4]

H 01 R    43/05                   .    .    .    waarbij de draadisolatie wordt gestript [4]

H 01 R    43/052                  .    .    .    met een draadtoevoermechanisme [4]

H 01 R    43/055                  .    .    .    met een toevoermechanisme voor het contactlichaam [4]

H 01 R    43/058                  .    .    Krimpdoornen [4]

H 01 R    43/06                   .    Maken van commutatoren

H 01 R    43/08                   .    .    waarbij de lamellen niet worden gescheiden tot na de opbouw

H 01 R    43/10                   .    Maken van sleepringen

H 01 R    43/12                   .    Maken van borstels

H 01 R    43/14                   .    Onderhouden van stroomcollectoren, bijv. opnieuw vormen van borstels of reinigen van commutatoren

H 01 R    43/16                   .    voor het maken van contactlichamen, bijv. door ponsen en buigen [4]

H 01 R    43/18                   .    voor het maken van bases of omhulsels voor contactlichamen [4]

H 01 R    43/20                   .    voor het opbouwen of afbreken van contactlichamen met een isolatiebasis, isolatie-omhulsel of isolatiekous [4]

H 01 R    43/22                   .    .    Handgereedschap [4]

H 01 R    43/24                   .    .    Opbouw door te gieten over contactlichamen [4]

H 01 R    43/26                   .    voor het aansluiten of losmaken van de twee delen van een koppelinrichting (structurele samenhang met een koppelinrichting H01R 13/629) [4]

H 01 R    43/28                   .    voor het verwerken van draad vóór het verbinden daarvan met contactdelen (H01R 43/02 tot H01R 43/26 hebben voorrang) [4]

 

Indexschema in samenhang met groep H01R 24/00, met betrekking tot het aantal polen in een tweedelige koppelinrichting [7,8]

 

H 01 R      101/00                 Eén pool [7]

 

H 01 R      103/00                 Twee polen [7]

 

H 01 R      105/00                 Drie polen [7]

 

H 01 R      107/00                 Vier of meer polen [7]