SECTIE H ELEKTRICITEIT
Deze
Aantekeningen dekken de basisprincipes en algemene instructies voor het gebruik
van Sectie H.
I.
Onder Sectie H vallen:
a)
elektrische basiselementen, waaronder alle elektrische eenheden en
de algemene mechanische structuur van apparatuur en schakelingen vallen,
inclusief de samenstelling van diverse basiselementen tot wat worden genoemd
gedrukte schakelingen (printed circuits), en tevens tot op zekere hoogte het
maken van deze elementen (voorzover niet elders ondergebracht);
b)
het opwekken van elektriciteit, waaronder de opwekking, omzetting
en distributie van elektriciteit vallen samen met het regelen van de
overeenkomstige toestellen;
c)
toegepaste elektriciteit, waaronder vallen:
(i)
algemene gebruikstechnieken, nl. die van elektrische verwarming en
elektrische verlichtingsschakelingen;
(ii)
enige speciale gebruikstechnieken, hetzij elektrisch hetzij
elektronisch in strikte zin, die niet vallen onder andere Secties van de
Classificatie, inclusief:
1.
elektrische lichtbronnen, inclusief lasers;
2.
elektrische röntgentechniek;
3.
elektrische plasmatechniek, en de opwekking en versnelling van
elektrisch geladen deeltjes of neutronen;
d)
elektronische basisschakelingen en hun regeling;
e)
radio of elektrische communicatietechniek;
f)
het gebruik van een specifiek materiaal voor het maken van het
beschreven artikel of element. In dit verband moet gewezen worden op de
paragrafen 88 tot 90 van de Gids.
II.
In deze Sectie worden de volgende algemene regels toegepast:
a.
Met inachtneming van de uitzonderingen zoals zoals vermeld onder
I© hierboven, wordt elk elektrisch aspect of deel dat hoort bij een bepaalde
apparatuur of werking, of een bepaald proces, object of artikel, geklasseerd in
één van de Secties van de Classificatie anders dan in Sectie H, altijd
geklasseerd in de subklasse voor die apparatuur of werking, of dat proces,
object of artikel. Daar waar gezamelijke kenmerken met betrekking tot
technische onderwerpen van overeenkomstige aard zijn uitgebracht op
klasseniveau, is het elektrische aspect of deel, in overeenstemming met de
apparatuur of werking, of het proces, object of artikel, geklasseerd in een
subklasse waaronder de algemene elektrische toepassingen voor het technische
onderwerp in kwestie geheel vallen;
b.
The hierboven onder (a) bedoelde elektrische toepassingen,
algemeen of specifiek, houden in:
i.
de therapeutische processen en apparatuur, in klasse A61;
ii.
de elektrische processen en apparatuur die worden gebruikt in
verschillende laboratoriumacitiviteiten en industriële activiteiten, in de
klassen B01 en B03, en in subklasse B23K;
iii.
de elektriciteitstoevoer, en de elektrische aandrijving en
verlichting bij voertuigen in het algemeen en bij bijzondere voertuigen, in de
subsectie “Transport” van Sectie B;
iv.
de elektrische ontstekingssystemen van verbrandingsmotoren, in
subklasse F02P, en van verbrandingsapparatuur in het algemeen, in subklasse
F23Q;
v.
het gehele elektrische gedeelte van Sectie G, d.w.z.
meetinrichtingen inclusief apparatuur voor het meten van elektrische
variabelen, het controleren, het signaleren en het berekenen. Elektriciteit in
die Sectie wordt in het algemeen gezien als middel en niet als einddoel op
zich;
c.
Alle elektrische toepassingen, zowel algemeen als specifiek,
veronderstellen dat de elektrische basisaspecten in Sectie H voorkomt (zie I(a)
hierboven) voor wat betreft de elektrische basiselementen die zij bevatten.
Deze regel geldt ook voor toegepaste elektriciteit zoals bedoeld onder I(c)
hierboven, die zelf onder Sectie H valt.
III.
In deze Sectie komen de volgende speciale gevallen voor:
a.
Onder de algemene toepassingen die onder andere Secties dan Sectie
H vallen, is het vermeldenswaard, dat elektrische verwarming in het algemeen
valt onder de subklassen F24D en F24H, of klasse F27, en dat elektrische
verlichting in het algemeen gedeeltelijk valt onder klasse F21, omdat er in
Sectie H (zie I(c) hierboven) plaatsen zijn in subklasse H05B waaronder
dezelfde technische onderwerpen vallen;
b.
In de beide gevallen waarover onder (a) hierboven wordt gesproken,
vallen onder de subklassen van Sectie F die gaan over de respectievelijke
onderwerpen, in hoofdzaak in de eerste plaats het gehele mechanische gedeelte
van de apparatuur of inrichtingen, terwijl het elektrische gedeelte als zodanig
valt onder subklasse H05B;
c.
In het geval van verlichting moet onder dit mechanische gedeelte
de materiaalopstelling van de verschillende elektrische elementen vallen,
d.w.z. hun geometrische of fysieke positie ten opzichte van elkaar; dit aspect
valt onder de subklassen van klasse F21, de elementen zelf en de primaire
schakelingen blijven in Sectie H. Hetzelfde geldt voor elektrische
lichtbronnen, als zij zijn gecombineerd met lichtbronnen van een ander soort.
Deze vallen onder subklasse H05B, terwijl de fysieke opstelling die de
combinatie vormt valt onder de subklassen van klasse F21; [16]
d.
Met betrekking tot verwarming vallen niet
alleen de elektrische elementen en schakelontwerpen als zodanig
onder subklasse H05B, maar ook de elektrische aspecten van hun opstelling, daar
waar het zaken met een algemene toepassing betreft; elektrische ovens worden op
zich beschouwd. De fysieke plaatsing van de elektrische elementen in ovens valt
onder Sectie F. Als een vergelijk wordt gemaakt met elektrische
lasschakelingen, die in samenhang met lassen vallen onder subklasse B23K,
blijkt dat elektrische verwarming niet valt onder de algemene regel zoals
vermeld onder II hierboven.
H 05 NIET
ELDERS ONDERGEBRACHTE ELEKTRISCHE TECHNIEKEN
H 05 B ELEKTRISCH
VERWARMEN; NIET ELDERS ONDERGEBRACHT ELEKTRISCH VERLICHTEN [12]
Aantekening
De aandacht
wordt gevestigd op Aantekening III volgend op de Sectie-Inhoud van Sectie H. [3]
H 05 B 1/02 . Speciaal aangepaste automatische schakelvoorzieningen voor
verwarmingsapparatuur (thermisch in werking gestelde schakelaars H01H 37/00) [12]
H 05 B 3/02 . Details
H 05 B 3/03 . . Elektroden
[2,12]
H 05 B 3/04 . . Waterbestendige
of luchtdichte afdichtingen voor verwarmers
H 05 B 3/06 . . Verwarmingselementen
die structureel zijn gecombineerd met koppelelementen of met houders
H 05 B 3/08 . . . met speciaal aangepaste elektrische
verbindingen voor hoge temperaturen
H 05 B 3/10 . Verwarmingselementen die worden gekenmerkt door de samenstelling
of aard van de materialen of door de opstelling van de geleider (zie voor
samenstellingen op zich de relevante subklassen)
H 05 B 3/12 . . gekenmerkt door de
samenstelling of aard van het geleidende materiaal
H 05 B 3/14 . . . waarbij het materiaal niet-metaalachtig is
H 05 B 3/16 . . waarbij de geleider is
bevestigd op een isolerende basis
H 05 B 3/18 . . waarbij de geleider is
ingebed in isolatiemateriaal
H 05 B 3/20 . Verwarmingselementen met een vergroot oppervlaktegebied in een in
hoofdzaak tweedimensionaal vlak, bijv. een plaatverwarmer (H05B 3/62, H05B
3/68, H05B 3/78 en H05B 3/84 hebben voorrang) [5]
H 05 B 3/22 . . niet-flexibel
H 05 B 3/24 . . . waarbij de verwarmingsgeleider zelfdragend
is
H 05 B 3/26 . . . waarbij de verwarmingsgeleider is bevestigd
op een isolerende basis
H 05 B 3/28 . . . waarbij de verwarmingsgeleider is ingebed in
isolatiemateriaal
H 05 B 3/30 . . . . op
of tussen metaalachtige platen
H 05 B 3/32 . . . waarbij de verwarmingsgeleider is bevestigd
op isolatoren op een metalen frame
H 05 B 3/34 . . flexibel, bijv.
verwarmingsnetten of verwarmingsbanen
H 05 B 3/36 . . . waarbij de verwarmingsgeleider is ingebed in
isolatiemateriaal
H 05 B 3/38 . . . . Poedergeleiders
H 05 B 3/40 . Verwarmingselementen in de vorm van staven of buizen (H05B 3/62,
H05B 3/68 en H05B 3/78 hebben voorrang)
H 05 B 3/42 . . niet-flexibel
H 05 B 3/44 . . . waarbij de verwarmingsgeleider is
aangebracht in staven of buizen van isolatiemateriaal
H 05 B 3/46 . . . waarbij de verwarmingsgeleider is bevestigd
op een isolerende basis
H 05 B 3/48 . . . waarbij de verwarmingsgeleider is ingebed in
isolatiemateriaal
H 05 B 3/50 . . . . waarbij
de verwarmingsgeleider is aangebracht in metalen buizen, waarvan het
stralingsvlak warmtegeleidende vinnen heeft
H 05 B 3/52 . . . . Apparatuur
of processen voor het opvullen of samenpersen van isolatiemateriaal in buizen
H 05 B 3/54 . . flexibel
H 05 B 3/56 . . . Verwarmingskabels
H 05 B 3/58 . . . Verwarmingsslangen; Verwarmingskragen
H 05 B 3/60 . Verwarmingsvoorzieningen waarin de warmtestroom door een
korrelvormig of poedervormig of fluïdumvormig materiaal stroomt, bijv. voor een
zoutbadoven of elektrolytische verwarming (H05B 3/38 heeft voorrang)
H 05 B 3/62 . Speciaal aangepaste verwarmingselementen voor ovens (H05B 3/60
heeft voorrang; voorzieningen van elektrische verwarmingselementen in of aan
ovens gebruikmakend van Ohmse weerstandsverwarming F27D 11/02) [12]
H 05 B 3/64 . . gebruikmakend van een
lintverwarmer, staafverwarmer of draadverwarmer
H 05 B 3/66 . . Steunen of
bevestigingen voor verwarmers op of in de wand of het dak
H 05 B 3/68 . Speciaal aangepaste verwarmingsvoorzieningen voor kookplaten of
analoge verwarmingsplaten
Aantekening
Groep H05B 3/76 heeft voorrang
boven de groepen H05B 3/70 tot H05B 3/74. [2]
H 05 B 3/70 . . Platen van gietmetaal
H 05 B 3/72 . . Platen van plaatmetaal
H 05 B 3/74 . . Niet-metaalachtige
platen
H 05 B 3/76 . . Platen met
spiraalvormig gewikkelde verwarmingsbuizen
H 05 B 3/78 . Speciaal aangepaste verwarmingsvoorzieningen voor
dompelverwarming
H 05 B 3/80 . . Draagbare dompelverwarmers
H 05 B 3/82 . . Vast-gemonteerde
dompelverwarmers
H 05 B 3/84 . Speciaal aangepaste verwarmingsvoorzieningen voor doorzichtige of
reflecterende gebieden, bijv. voor het ontwasemen of ijsvrij maken van ramen,
spiegels of voertuigwindschermen [5]
H 05 B 3/86 . . waarbij de
verwarmingsgeleiders zijn ingebed in het doorzichtige of reflecterende
materiaal [5]
H 05 B 6/00 Verwarmen door elektrische,
magnetische of elektromagnetische velden (stralingstherapie gebruikmakend
van microgolven A61N 5/02) [3,12]
H 05 B 6/02 . Inductie-verwarmen [3]
H 05 B 6/04 . . Stroombronnen [3]
H 05 B 6/06 . . Regelen, bijv. van de
temperatuur of het vermogen [3]
H 05 B 6/08 . . . gebruikmakend van compensatievoorzieningen
of balanceervoorzieningen [3]
H 05 B 6/10 . . Andere
inductieverwarmingsapparatuur dan ovens voor specifieke toepassingen [3]
H 05 B 6/12 . . . Kookinrichtingen [3]
H 05 B 6/14 . . . Gereedschap, bijv. mondstukken, walsen of
kalanders [3]
H 05 B 6/16 . . Ovens met oneindige kernen
(H05B 6/34 heeft voorrang) [3]
H 05 B 6/18 . . . met een smeltbassin [3]
H 05 B 6/20 . . . met alleen een smeltkanaal [3]
H 05 B 6/22 . . Ovens zonder oneindige
kern (H05B 6/34 heeft voorrang) [3]
H 05 B 6/24 . . . Kroezenovens (H05B 6/30 heeft voorrang) [3]
H 05 B 6/26 . . . . gebruikmakend
van een vacuüm of een specifieke gasatmosfeer [3]
H 05 B 6/28 . . . . Beschermingssystemen
[3]
H 05 B 6/30 . . . Voorzieningen voor het opnieuw smelten of
zonesmelten [3]
H 05 B 6/32 . . . Voorzieningen voor gelijktijdig mengen en
verwarmen [3]
H 05 B 6/34 . . Voorzieningen voor het
laten circuleren van smelten [3]
H 05 B 6/36 . . Spoelvoorzieningen [3]
H 05 B 6/38 . . . speciaal aangepast om te passen in holle
ruimten van werkstukken [3]
H 05 B 6/40 . . . Tot stand brengen van een gewenste
warmtespreiding, bijv. voor het verwarmen van specifieke delen van werkstukken [3]
H 05 B 6/42 . . . Koelen van spoelen [3]
H 05 B 6/44 . . . met meer dan één spoel of spoelsegment [3]
H 05 B 6/46 . Diëlektrisch verwarmen (H05B 6/64 hebben voorrang) [3]
H 05 B 6/48 . . Circuits [3]
H 05 B 6/50 . . . voor het bewaken of regelen [3]
H 05 B 6/52 . . Toevoerleidingen [3]
H 05 B 6/54 . . Elektroden [3]
H 05 B 6/56 . . . Rollende elektroden [3]
H 05 B 6/58 . . . werkend als een “naaimachine” [3]
H 05 B 6/60 . . Voorzieningen voor het
continu bewegen van materiaal [3]
H 05 B 6/62 . . Apparatuur voor
specifieke toepassingen [3]
H 05 B 6/64 . Verwarmen met microgolven [3]
H 05 B 6/66 . . Circuits [3]
H 05 B 6/68 . . . voor het bewaken of regelen [3]
H 05 B 6/70 . . Toevoerleidingen [3]
H 05 B 6/72 . . Stralers of antennes [3]
H 05 B 6/74 . . Mode
transformatoren of mode roerders [3]
H 05 B 6/76 . . Voorkomen van het weglekken
van microgolven, bijv. deurafdichtingen [3]
H 05 B 6/78 . . Voorzieningen voor het
continu bewegen van materiaal [3]
H 05 B 6/80 . . Apparatuur voor
specifieke toepassingen (kachels of fornuizen die worden verwarmd met
microgolven F24C 7/02) [3,12]
H 05 B 7/00 Verwarmen door elektrische
ontlading (plasmatoortsen H05H 1/26) [12]
H 05 B 7/02 . Details
H 05 B 7/06 . . Elektroden
H 05 B 7/07 . . . ontworpen om te smelten tijdens gebruik [2]
H 05 B 7/08 . . . niet-consumeerbaar [2]
H 05 B
7/085 . . . . in
hoofdzaak bestaande uit koolstof [2]
H 05 B 7/09 . . . . . Zelf-bakkende elektroden [2]
H 05 B 7/10 . . Bevestigingen, steunen,
aansluitklemmen of voorzieningen voor het toevoeren of geleiden van elektroden [2]
H 05 B
7/101 . . . Bevestigingen, steunen of aansluitklemmen
aan de kop van een elektrode, d.w.z. aan het andere einde dan waar de boog zich
bevindt [2]
H 05 B
7/102 . . . . speciaal
aangepast voor consumeerbare elektroden [2]
H 05 B
7/103 . . . Bevestigingen, steunen of aansluitklemmen
met bekken (H05B 7/101 heeft voorrang) [2]
H 05 B
7/105 . . . . met
meer dan twee bekken op gelijke afstand langs de omtrek, bijv. ringhouders [2]
H 05 B
7/107 . . . speciaal aangepast voor zelf-bakkende
elektroden [2]
H 05 B 7/109 . . . Toevoervoorzieningen (H05B 7/107 heeft
voorrang; waarbij de elektrodebeweging deel uitmaakt van een gesloten lus voor
het automatisch regelen van het vermogen H05B 7/148) [2]
H 05 B 7/11 . . Voorzieningen voor het
geleiden van stroom naar de aansluitklemmen van elektroden [2,12]
H 05 B 7/12 . . Voorzieningen voor het
koelen, afdichten of beschermen van elektroden [2]
H 05 B 7/14 . . Voorzieningen of
methoden voor het met elkaar verbinden van opeenvolgende elektrodegedeelten [2]
H 05 B 7/144 . . Speciaal aangepaste
vermogenstoevoer voor het verwarmen door elektrische ontlading; Automatisch
regelen van het vermogen, bijv. door het positioneren van elektroden [2,12]
H 05 B
7/148 . . . Automatisch regelen van het vermogen
(elektrodetoevoervoorzieningen H05B 7/109; automatisch toevoeren of bewegen van
elektroden bij het puntlassen, punt-snijden, naadlassen of naad-snijden B23K
9/12; plaatsing van elektroden in of op ovens F27D 11/10; regelen van
elektrische boogkarakteristieken in het algemeen G05F 1/02) [2,12]
H 05 B
7/152 . . . . met
elektromechanische middelen voor het positioneren van elektroden [2]
H 05 B
7/156 . . . . met
hydraulische of pneumatische middelen voor het positioneren van elektroden [2]
H 05 B 7/16 . Verwarmen door gloei-ontlading
H 05 B 7/18 . Verwarmen door boogontlading
H 05 B 7/20 . . Direct verwarmen door
boogontlading, d.w.z. waarbij tenminste één uiteinde van de boog direct
aangrijpt op het te verwarmen materiaal, inclusief extra weerstandsverwarming
door de boogstroom die door het te verwarmen materiaal stroomt [2]
H 05 B 7/22 . . Indirect verwarmen door
boogontlading [2]
H 05 B 11/00 Verwarmen
door het gecombineerd toepassen van processen die vallen onder twee of meer van
de groepen H05B 3/00 tot H05B 7/00 (H05B 7/20 heeft voorrang)
H 05 B 31/00 Elektrische
booglampen
(regelen van elektrische karakteristieken van bogen G05F 1/02) [12]
H 05 B 31/02 . Details
H 05 B 31/04 . . Behuizingen
H 05 B 31/06 . . Elektroden
H 05 B 31/08 . . . Koolstofelektroden
H 05 B 31/10 . . . . Koolstofelektroden
met kern
H 05 B 31/12 . . . . Beck-elektroden
H 05 B 31/14 . . . Metaalelektroden
H 05 B 31/16 . . . Speciaal aangepaste apparatuur of processen
voor het maken van elektroden
H 05 B 31/18 . . Bevestigingen
voor elektroden; Toevoerinrichtingen voor elektroden
H 05 B 31/20 . . . Mechanische voorzieningen voor het toevoeren
van elektroden
H 05 B 31/22 . . . Elektromagnetische voorzieningen voor het
toevoeren van elektroden
H 05 B 31/24 . . Koelvoorzieningen
H 05 B 31/26 . . Beïnvloeden
van de vorm van een boogontlading door gasblaasinrichtingen
H 05 B 31/28 . . Beïnvloeden
van de vorm van een boogontlading door magnetische middelen
H 05 B 31/30 . . Starten;
Ontsteken
H 05 B 31/32 . . Uitschakelen
H 05 B 31/34 . . Aanduiding
van de mate van verbruik van elektroden
H 05 B 31/36 . met twee elektroden op lijn
H 05 B 31/38 . . speciaal
aangepast voor wisselstroom
H 05 B 31/40 . met twee elektroden onder een hoek
H 05 B 31/42 . . speciaal
aangepast voor wisselstroom
H 05 B 31/44 . met twee parallelle elektroden
H 05 B 31/46 . . speciaal
aangepast voor wisselstroom
H 05 B 31/48 . met meer dan twee elektroden
H 05 B 31/50 . . speciaal
aangepast voor wisselstroom
H 05 B 31/52 . . . waarbij de elektroden worden bekrachtigd uit
verschillende fasen van de toevoer
H 05 B 33/00 Elektroluminescente
lichtbronnen [8,12]
H 05 B 33/02 . Details
H 05 B 33/04 . . Afdichtingsvoorzieningen
H 05 B 33/06 . . Aansluitklemmen
voor elektroden
H 05 B 33/08 . . Circuitvoorzieningen
die niet zijn aangepast voor een specifieke toepassing
H 05 B 33/10 . Speciaal aangepaste apparatuur of processen
voor het maken van elektroluminescente lichtbronnen
H 05 B 33/12 . Lichtbronnen met in hoofdzaak tweedimensionale
stralingsvlakken
H 05 B 33/14 . . gekenmerkt
door de chemische of fysische samenstelling of de opstelling van het
elektroluminescente materiaal
H 05 B 33/18 . . gekenmerkt
door de aard of concentratie van de activator
H 05 B 33/20 . . gekenmerkt
door de chemische of fysische samenstelling of de opstelling van het materiaal
waarin het elektroluminescente materiaal is ingebed
H 05 B 33/22 . . gekenmerkt
door de chemische of fysische samenstelling of de opstelling van diëlektrische
of reflecterende hulplagen
H 05 B 33/24 . . . van metaalachtige reflecterende lagen (H05B
33/26 heeft voorrang)
H 05 B 33/26 . . gekenmerkt
door de samenstelling of de opstelling van het geleidende materiaal dat wordt
gebruikt als een elektrode
H 05 B 33/28 . . . van doorschijnende elektroden
H 05 B 35/00 Elektrische
lichtbronnen waarbij gebruik wordt gemaakt van een combinatie van verschillende
soorten lichtopwekking
H 05 B 37/02 . Regelen
H 05 B 37/03 . Detecteren van lampuitval
H 05 B 37/04 . . Circuits
die zorgen voor het vervangen van de lichtbron ingeval van uitval daarvan
H 05 B 39/00 Circuitvoorzieningen
of apparatuur voor het bedienen van gloeilampbronnen en niet aangepast voor een
specifieke toepassing
H 05 B 39/02 . Inschakelen, bijv. met een vooraf bepaalde
mate van toename van verlichtingsstroom
H 05 B 39/04 . Regelen
H 05 B 39/06 . . Schakelvoorzieningen,
bijv. van seriële werking naar parallelle werking
H 05 B 39/08 . . door
het verschuiven van de fase van de triggerspanning die wordt toegevoerd aan met
gas gevulde stuurbuizen
H 05 B 39/09 . waarin de lamp wordt gevoed door pulsen
H 05 B 39/10 . Circuits die zorgen voor het vervangen van de
lichtbron ingeval van uitval daarvan
H 05 B 41/02 . Details
H 05 B 41/04 . . Startschakelaars
H 05 B 41/06 . . . alleen thermisch
H 05 B 41/08 . . . . verwarmd
door gloei-ontlading
H 05 B 41/10 . . . alleen magnetisch
H 05 B 41/12 . . . gecombineerd thermisch en magnetisch
H 05 B 41/14 . Circuitvoorzieningen
H 05 B 41/16 . . waarin
de lamp wordt gevoed door gelijkstroom of door laagfrequente wisselstroom,
bijv. door wisselstroom van 50 Hz (H05B 41/26 heeft voorrang)
H 05 B 41/18 . . . met startschakelaar
H 05 B 41/19 . . . . voor
lampen met een extra startelektrode
H 05 B 41/20 . . . zonder startschakelaar
H 05 B 41/22 . . . . voor
lampen met een extra startelektrode
H 05 B 41/23 . . . . voor
lampen zonder extra startelektrode
H 05 B 41/231 . . . . . voor hogedruklampen
H 05 B 41/232 . . . . . voor lagedruklampen
H 05 B 41/233 . . . . . . gebruikmakend
van een resonantiecircuit
H 05 B 41/234 . . . . . . voor
het elimineren van stroboscoopeffecten, bijv. door het voeden van twee lampen
met verschillende fasen
H 05 B 41/24 . . waarin
de lamp wordt gevoed door hoogfrequente wisselstroom (H05B 41/26 heeft
voorrang)
H 05 B 41/26 . . waarin
de lamp wordt gevoed door vermogen dat wordt afgeleid van gelijkstroom door
middel van een omzetter, bijv. door een hoogspanningsgelijkstroom
H 05 B 41/28 . . . gebruikmakend van statische omvormers
H 05 B 41/282 . . . . met
halfgeleiderinrichtingen (H05B 41/288 en H05B 41/295 hebben voorrang) [7]
H 05 B 41/285 . . . . . Voorzieningen voor het beschermen van lampen
of circuits tegen ongewone werkcondities [7]
H 05 B 41/288 . . . . met
halfgeleiderinrichtingen en speciaal aangepast voor lampen zonder voorverwarmde
elektroden, bijv. voor ontladingslampen met hoge intensiteit,
hogedrukkwiklampen of hogedruknatriumlampen, of lagedruknatriumlampen [7]
H 05 B 41/292 . . . . . Voorzieningen voor het beschermen van lampen
of circuits tegen ongewone werkcondities [7]
H 05 B 41/295 . . . . met
halfgeleiderinrichtingen en speciaal aangepast voor lampen met voorverwarmde
elektroden, bijv. voor fluorescentielampen of TL-lampen [7]
H 05 B 41/298 . . . . . Voorzieningen voor het beschermen van lampen
of circuits tegen ongewone werkcondities [7]
H 05 B 41/30 . . waarin
de lamp wordt gevoed door pulsen, bijv. een flitslamp
H 05 B 41/32 . . . zorgend voor één flits
H 05 B 41/34 . . . zorgend voor een reeks flitsen
H 05 B 41/36 . . Regelen
H 05 B 41/38 . . . Regelen van de intensiteit van licht
H 05 B 41/39 . . . . continu
H 05 B 41/391 . . . . . gebruikmakend van verzadigbare
magnetische inrichtingen
H 05 B 41/392 . . . . . gebruikmakend van halfgeleiderinrichtingen,
bijv. een thyristor
H 05 B 41/40 . . . . discontinu
H 05 B 41/42 . . . . . in slechts twee stappen
H 05 B 41/44 . . . voor speciale optische effecten, bijv. een
progressieve beweging van licht
H 05 B 41/46 . . Circuits
die zorgen voor het vervangen van de lichtbron ingeval van uitval daarvan
H 05 B 43/00 Niet
elders ondergebrachte circuitvoorzieningen voor lichtbronnen (H05B
37/00 heeft voorrang)
H 05 B 43/02 . voor lichtbronnen waarbij gebruik wordt
gemaakt van een lading consumeerbaar materiaal